Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 2:1, eerste lid, van de Awb kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
3.2 De rechtbank dient eerst te beoordelen of verweerder het besluit van 12 juli 2010 op de voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt. Indien bekend is, dan wel bekend had moeten zijn, dat eisers werden bijgestaan door gemachtigde, dan was verweerder op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Awb gehouden het onderhavige besluit toe te zenden naar deze gemachtigde.
3.3 Gemachtigde heeft eisers vertegenwoordigd in, onder andere, een handhavingsprocedure tussen eisers en verweerder. In die procedure heeft gemachtigde eisers tevens ter zitting bij de ABRvS van 20 april 2010 bijgestaan. Tijdens die zitting heeft verweerder een toezegging gedaan, die bij brief van gemachtigde van 22 april 2010 (zie ook onder 1.3) is bevestigd. Die brief van gemachtigde heeft betrekking op zowel de handhavingsprocedure, als op de procedure inzake het intrekken van de bouwvergunning. De rechtbank is van oordeel dat er door deze brief in ieder geval twijfel bij verweerder had moeten ontstaan of gemachtigde niet ook gemachtigde zou zijn bij de procedure inzake het intrekken van de bouwvergunning. Het betreft hier weliswaar twee procedures, maar deze procedures hebben een bepaalde mate van verwevenheid, nu verweerder ter zitting bij de ABRvS heeft toegezegd om de besluitvorming in de ene procedure afhankelijk te stellen van de uitspraak van de ABRvS in de andere procedure. Onder de gegeven omstandigheden had het op weg van verweerder gelegen om bijvoorbeeld te informeren bij eisers of gemachtigde omtrent de rol van deze gemachtigde. Verweerder heeft dit nagelaten waardoor het besluit van 12 juli 2010 ten onrechte aan eisers is toegezonden. Dit betekent dat dit besluit niet op de juiste wijze bekend is gemaakt, waarbij niet doorslaggevend is of het besluit daarnaast ook aan eisers is gestuurd. Gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is de bezwaartermijn dan ook niet (reeds) op 13 juli 2010 aangevangen. Het bezwaar, gedagtekend op 26 augustus 2010, dient als tijdig te worden aangemerkt, temeer nu verweerder niet aannemelijk heeft kunnen maken dat gemachtigde reeds vóór 26 augustus 2010 kennis heeft kunnen nemen van het besluit van 12 juli 2010.
3.4 Gelet op het voorgaande is het bezwaar van eisers ontvankelijk. Verweerder heeft het bezwaar van eisers ten onrechte niet-ontvankelijk geacht. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen.