ECLI:NL:RBLEE:2012:BV5558

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
25 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
379356 AZ VERZ 12-179
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Slecht bewind en aansprakelijkheid van bewindvoerder in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter te Heerenveen op 25 januari 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de aansprakelijkheid van een bewindvoerder, A, die ernstig tekortgeschoten is in haar taken. De rechthebbende, die verblijft in een verpleeghuis, heeft schade geleden door het slecht gevoerde bewind. De kantonrechter heeft vastgesteld dat A grote bedragen heeft overgeboekt naar haar eigen rekeningen en onterecht uitgaven heeft gedaan die niet in het belang van de rechthebbende waren. Tijdens het bewind zijn er meer dan € 70.000,- aan het vermogen van de rechthebbende onttrokken, en de kantonrechter heeft geconcludeerd dat A niet alleen onjuiste informatie heeft verstrekt over het aanwezige vermogen, maar ook geen toestemming heeft gevraagd voor de verrichte transacties.

De kantonrechter heeft de schade vastgesteld op een bedrag van € 180.823,73, inclusief wettelijke rente, en heeft A veroordeeld tot betaling aan de boedel van de rechthebbende. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, waaronder de verklaringen van A en de rapporten van de opvolgende bewindvoerders, B en C. De kantonrechter heeft geoordeeld dat A willens en wetens heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen als bewindvoerder, en dat het door haar gevoerde bewind moet worden aangemerkt als slecht bewind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is hoger beroep mogelijk tegen deze eindbeschikking.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak/rolnr: 379356 AZ VERZ 12-179
datum: 25 januari 2012
beschikking tot vaststelling van de schade bij slecht bewind ex art. 1:362 BW
inzake
Rechthebbende,
geboren [datum],
wonende te [woonplaats]
rechthebbende.
Procesverloop
1.1. Op 13 januari 2010 heeft de kantonrechter te Heerenveen een bewind ingesteld over de gelden en goederen die toebehoren aan rechthebbende. Daarbij is A (hierna te noemen A) benoemd tot bewindvoerder.
1.2. Bij beschikking van 14 juli 2011 heeft de kantonrechter te Heerenveen A ambtshalve wegens gewichtige redenen ontslagen als bewindvoerder. Bij diezelfde beschikking zijn B en C, vennoten van D, tot opvolgend bewindvoerders benoemd.
1.3. Bij brief van 23 november 2011 is namens de kantonrechter aan A meegedeeld dat het door haar gevoerde bewind moet worden aangemerkt als een slecht bewind en is zij aansprakelijk gesteld voor de daaruit voortvloeiende schade. Daarbij is aangegeven dat de kantonrechter voornemens is om haar ambtshalve te veroordelen tot vergoeding van deze schade.
1.4 A heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen schriftelijke reactie gegeven. Wel is zij vergezeld van haar gemachtigde ter zitting van 12 januari 2012 verschenen en over het voornemen van de kantonrechter gehoord. Tevens zijn B en C verschenen.
1.5 Vervolgens heeft de kantonrechter beschikking bepaald.
Vaststaande feiten
2.1. A heeft in haar hoedanigheid van bewindvoerder op 12 maart 2010 een eerste beschrijving van het vermogen van rechthebbende ingediend. Daarbij heeft zij een opgaaf gedaan van het volgens haar aanwezige vermogen, waaronder een tweetal bankrekeningen met een saldo van totaal € 10.255,14.
2.2. Op 4 april 2011 heeft de kantonrechter een brief ontvangen van X, directeur van XX. X heeft aangegeven dat zijn kantoor een doorlopende opdracht heeft om de aangifte inkomstenbelasting van rechthebbende te verzorgen. Bij de verzorging van de aangifte inkomstenbelasting 2010 heeft hij geconstateerd dat het saldo aan bank- giro- en spaartegoeden op 31 december 2010 € 28.442,- bedroeg, terwijl dit saldo op 1 januari 2010 nog € 182.250,- bedroeg.
2.3. A is meerdere malen ter verantwoording geroepen en ter zitting gehoord. Daarbij heeft zij steeds verklaard dat zij het geld van rechthebbende heeft geïnvesteerd in Tunesië, alwaar zij samen met haar echtgenoot en rechthebbende een nieuw bestaan op wil bouwen. Het geld is gebruikt voor onroerend goed en benodigdheden voor een op te starten naaiatelier, zoals een aantal naaimachines.
2.4. Op 22 juni 2011 heeft A een rekening en verantwoording over de periode 13 januari 2010 tot en met 31 december 2010 ingediend. Deze rekening en verantwoording is door de kantonrechter niet goedgekeurd.
2.5 B en C hebben in opdracht van de kantonrechter onderzoek verricht naar het door A gevoerde bewind. Dit heeft geresulteerd in een rapport dat zij op 16 september 2011 bij de kantonrechter hebben ingediend. A heeft bij de brief van 23 november 2011, waarin zij aansprakelijk wordt gesteld voor de schade, een afschrift van dit rapport ontvangen.
2.6 Op 27 september 2011 heeft C als bewindvoerder van rechthebbende aangifte gedaan tegen A wegens verduistering en valsheid in geschrifte. Op 27 oktober 2011 heeft C eveneens aangifte tegen de echtgenoot van A gedaan wegens heling c.q. diefstal.
2.7. Tijdens de zitting van 12 januari 2012 heeft A haar aansprakelijkheid en de daaruit voortvloeiende schade erkend.
Motivering
3. De kantonrechter is ingevolge het bepaalde in de artikelen 1:445 jo 1:362 Burgerlijk Wetboek belast met het toezicht en de controle op het door A gevoerde bewind. Daarbij komt de kantonrechter de bevoegdheid toe om ambtshalve de schade vast te stellen die door een slecht bewind wordt veroorzaakt en vervolgens de bewindvoerder in een dergelijk geval tot de vergoeding van deze schade te veroordelen.
Slecht bewind
4. De kantonrechter is van oordeel dat er in dit geval sprake is van een slecht bewind als bedoeld in de artikelen 1:337 BW jo 1:362 BW.
Allereerst heeft A bij de indiening van de eerste boedelbeschrijving een onjuiste opgaaf gedaan van het aanwezige vermogen van rechthebbende bij aanvang van het bewind. Zij heeft daarover verklaard dat zij op het moment dat zij de eerste boedelbeschrijving indiende niet op de hoogte was van het bestaan van deposito's. Zij kan geen antwoord geven op de vraag waarom zij nadat zij hiervan wel op de hoogte is gekomen, geen melding heeft gedaan aan de kantonrechter. Het bevreemdt de kantonrechter dat zij niet op de hoogte zou zijn geweest van de aanwezigheid van de deposito's, aangezien zij degene is geweest die X opdracht heeft gegeven de aangifte inkomstenbelasting 2009 voor rechthebbende te verzorgen. Daarbij heeft zij de benodigde gegevens aan X aangeleverd.
X heeft ter zitting van 22 juni 2010 namelijk tegenover de kantonrechter verklaard dat hij sinds november 2009, het moment dat rechthebbende werd getroffen door een hersenbloeding, door A bij rechthebbende werd betrokken. Zo heeft hij destijds werkzaamheden verricht met betrekking tot een geschil dat was ontstaan met het UWV. De aangifte inkomstenbelasting 2009 heeft hij reeds op 2 maart 2010 verzorgd. Op dat moment waren de betreffende stukken al door A in zijn bezit gesteld en moet zij dus ook op de hoogte zijn geweest van het totale vermogen van rechthebbende. Hierdoor rijst sterk het vermoeden dat A bij het indienen van de eerste boedelbeschrijving op 12 maart 2010 bewust de deposito's niet heeft vermeld.
5. Uit het onderzoek van B en C is gebleken dat er tijdens het bewind grote bedragen zijn overboekt naar de rekeningen van A en haar echtgenoot. Tevens zijn er uitgaven gedaan aan autobedrijven, reis- en ticketbureaus, tankstations en andere instanties en bedrijven waarmee rechthebbende zelf niets van doen heeft. Zij verblijft immers in [instelling], een verpleeghuis voor mensen met een (psycho-) somatische aandoening. Rechthebbende rijdt geen auto, maakt geen vliegreizen en komt niet zelfstandig buiten het verpleeghuis. Het is dus onwaarschijnlijk dat de gedane uitgaven betrekking hebben op rechthebbende zelf. Ten slotte is er gedurende het bewind door middel van geldautomaatopnames meer dan
€ 70.000,- aan het vermogen van rechthebbende onttrokken.
A heeft de kantonrechter hiervan niet op de hoogte gesteld. Ook is er in geen enkel geval een machtiging aan de kantonrechter gevraagd voor het doen van dergelijke overboekingen, uitgaven of opnames.
De kantonrechter heeft rechthebbende op 10 augustus 2011 in [instelling] bezocht in het kader van een verzoek tot instelling van een mentorschap over betrokkene. Tijdens dit bezoek heeft de kantonrechter ook met rechthebbende gesproken over het door A gevoerde beheer in het kader van de bewindvoering. Rechthebbende heeft tegen de kantonrechter verklaard dat zij A nimmer toestemming heeft gegeven voor de eerdergenoemde overboekingen, uitgaven en opnames.
6. A heeft, tijdens de verschillende zittingen die hieraan zijn gewijd, verklaard dat zij het vermogen van rechthebbende heeft aangewend om een nieuw bestaan in Tunesië op te kunnen bouwen. Zij wil in Tunesië een naaiatelier beginnen. Ook voor rechthebbende zou in Tunesië een geschikte plek gecreëerd worden. Daarvoor is inmiddels geïnvesteerd in onroerend goed, zo stelt A. De kantonrechter heeft A herhaaldelijk gevraagd om bewijsstukken van haar stellingen. Zij geeft echter aan dat alle benodigde papieren en eigendomsbewijzen bij de douane in Tunesië liggen.
De stellingen van A kunnen derhalve niet gestaafd worden met bewijsstukken. Het komt de kantonrechter hoogst onwaarschijnlijk voor dat alle aankoopbonnen voor alle door A gestelde aankopen en investeringen al bijna een jaar bij de douane in Tunesië liggen. A heeft voor geen enkele gestelde investering een bewijsstuk. De stelling dat zij heeft gehandeld in het belang van rechthebbende om voor rechthebbende een nieuwe toekomst te creëren in Tunesië komt de kantonrechter eveneens onwaarschijnlijk voor. Rechthebbende heeft tegenover de kantonrechter verklaard dat zij absoluut niet naar Tunesië wil en dat A daarvan ook op de hoogte is.
7. Het beeld dat A willens en wetens heeft gehandeld wordt versterkt door haar gedrag nadat de kantonrechter haar op de hoogte heeft gesteld van de bevindingen van X. Nadat zij hierop schriftelijk heeft gereageerd, is zij op 15 juni 2011 voor de kantonrechter verschenen. Ter zitting heeft de kantonrechter haar meegedeeld dat haar handelswijze onacceptabel is. Zij diende er tevens zorg voor te dragen dat het geld dat van het vermogen van rechthebbende was onttrokken terug kwam. Ook heeft de kantonrechter aangegeven dat hij haar als bewindvoerder zou ontslaan. A heeft na deze zitting nog verdere bedragen door middel van geldautomaatopnames en overschrijvingen aan het vermogen van rechthebbende onttrokken, terwijl ze wist dat dit niet zonder machtiging van de kantonrechter was toegestaan.
Vaststelling schade
8. Voor de vaststelling van de hoogte van de schade zoekt de kantonrechter aansluiting bij het rapport van C en B. Uit dit rapport blijkt onder meer het volgende.
Rechthebbende had op 13 januari 2010, de dag waarop het bewind is ingesteld, een drietal bank- en effectenrekeningen bij de Friesland Bank. Daarnaast zijn er nog twee nieuwe rekeningen bij De ABN AMRO Bank geopend op 14 januari 2010. Naast de bank- en effectenrekeningen had rechthebbende op dat moment ook nog zes klimspaardeposito's bij de Friesland Bank op haar naam staan. Het totale tegoed van al deze rekeningen en deposito's bedroeg op 13 januari 2010 € 182.053,32.
Het totale tegoed van de genoemde rekeningen bedroeg op 14 juli 2011, de dag waarop A als bewindvoerder is ontslagen, € 2.000,75. Het verschil van deze tegoeden is € 180.052,57. Dit bedrag is door A niet verantwoord.
Uit het rapport van B en C blijkt dat rechthebbende in de periode waarin A bewindvoerder was een bedrag van € 16.322,02 aan inkomsten heeft gehad. Tevens is te herleiden dat er een bedrag van € 18.889,31 naar alle waarschijnlijkheid wel ten behoeve van rechthebbende is besteed. Het betreft hier onder andere premie ziektekostenverzekering, belastingen en de aflossing van de schuld aan het UWV. Dit zou betekenen dat er een bedrag van € 2.567,29 van het niet verantwoorde bedrag kan worden afgetrokken, als zijnde aangewend ten behoeve van rechthebbende. Het bedrag dat zonder verantwoording aan het vermogen van rechthebbende is onttrokken bedraagt derhalve € 177.485,28.
Ook nadat A is ontslagen als bewindvoerder zijn er nog betalingen gedaan en opnames verricht van de rekening van rechthebbende. Dit zijn betalingen en opnames die niet door de nieuwe bewindvoerders zijn gedaan, noch hebben zij hiervoor toestemming gegeven. Het totale bedrag van de opnames en betalingen na 14 juli 2011 bedraagt € 338,45.
9. Rechthebbende heeft tevens schade geleden in de vorm van renteverlies. Indien het aan haar vermogen onttrokken bedrag nog op haar rekening zou staan, zou zij hierover een rentebedrag ontvangen. Nu dit rentebedrag niet precies is vast te stellen, zal de kantonrechter deze in redelijkheid begroten op € 3.000,-, waarmee het schadebedrag uitkomt op een bedrag van € 180.823,73.
De hoogte van de daadwerkelijke schade zal naar alle waarschijnlijkheid nog hoger zijn. Van een aantal transacties tijdens het bewind is niet met zekerheid te stellen dat deze niet zijn verricht ten behoeve van rechthebbende, zoals transacties bij (kleding-) winkels en supermarkten. Ook voor 13 januari 2010 is er sprake van twijfelachtige transacties. Zo is de auto van rechthebbende verkocht aan een autogarage voor een bedrag van € 11.000,-, waarbij de verkoopprijs contant is voldaan. B en C hebben dit bedrag niet terug kunnen vinden als bijschrijving op één van de rekeningen van rechthebbende.
10. De kantonrechter zal A daarom veroordelen om een bedrag van in ieder geval
€ 180.823,73 (zijnde € 177.485,28 + € 338,45 + € 3.000,-) te voldoen aan de boedel van rechthebbende.
Tevens heeft rechthebbende aanspraak op wettelijke rente. De kantonrechter zal A veroordelen om deze te voldoen vanaf het moment dat zij als bewindvoerder is ontslagen, zijnde 14 juli 2011.
Beslissing
De kantonrechter:
stelt vast dat A ernstig tekort is geschoten in haar taak als bewindvoerder en dat het door haar gevoerde bewind over de gelden en goederen van rechthebbende moet worden aangemerkt als een slecht bewind;
stelt de schade die rechthebbende door dit slechte bewind heeft geleden vast op een bedrag van (in ieder geval): € 180.823,73;
veroordeelt A om aan de boedel van rechthebbende een bedrag van
€ 180.823,73 te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2012, door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
Conc.nr.: 174
Beschikking verzonden op:
Tegen deze eindbeschikking is hoger beroep mogelijk. Door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet worden ingesteld door een advocaat bij het Gerechtshof te Leeuwarden.