ECLI:NL:RBLEE:2012:BV6799

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
364468 CV EXPL 11-3931
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige elektriciteitsafname door gedaagde met hennepplantage

In deze zaak vorderde Liander N.V. betaling van een bedrag van € 2.605,- van gedaagde, die illegaal elektriciteit had afgenomen voor de exploitatie van een hennepplantage. De rechtbank Leeuwarden oordeelde dat gedaagde zijn verplichtingen uit de transportovereenkomst niet was nagekomen. Liander had een schatting gemaakt van de hoeveelheid illegaal afgenomen elektriciteit, die door de rechtbank als deugdelijk werd beschouwd. Gedaagde erkende weliswaar dat hij elektriciteit had afgenomen, maar betwistte de door Liander geschatte hoeveelheden. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet had aangetoond dat de schatting onjuist was en dat hij de gevolgen van zijn frauduleuze handelen niet kon bagatelliseren. De rechtbank wees de vordering van Liander toe, inclusief buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde gedaagde in de proceskosten. De uitspraak benadrukte de verantwoordelijkheid van gedaagde voor zijn illegale handelen en de gevolgen daarvan voor de netbeheerder.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 364468 CV EXPL 11-3931
vonnis van de kantonrechter d.d. 15 februari 2012
inzake
de naamloze vennootschap LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: GGN Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr H.L. Thiescheffer.
Partijen zullen hierna Liander en [gedaagde]worden genoemd.
Procesverloop
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
Motivering
De feiten
2. In dit geding kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
a) Liander treedt op als netbeheerder in het gebied waar [gedaagde]woont. Zij zorgt voor het transport van nutsvoorzieningen die de afnemer van een energieleverancier betrekt. De hoeveelheden afgenomen energie worden met meetapparatuur geregistreerd. Energie afnemen buiten die meetapparatuur om is krachtens geldende wet- en regelgeving verboden. b) De afnemer sluit met de netbeheerder een transportovereenkomst. Op die overeenkomst zijn toepasselijk de Algemene voorwaarden 2006 voor aansluiting en transport voor kleinverbruikers (verder: de algemene voorwaarden).
c) [gedaagde], die op grond van de voorzieningen in zijn woning als kleinverbruiker wordt aangemerkt, heeft in zijn woning een hennepplantage geëxploiteerd. Om deze van elektriciteit te voorzien heeft [gedaagde]buiten de meetapparatuur van Liander om elektriciteit betrokken van het aan Liander toebehorende netwerk. Liander heeft daarvan aangifte gedaan, zij heeft frauderapportage opgesteld en vervolgens [gedaagde]aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het illegale elektriciteitsverbruik.
d) Liander heeft, op grond van de bepalingen uit haar algemene voorwaarden, op basis van de bij haar beschikbare gegevens een schatting gemaakt van de hoeveelheid illegaal door [gedaagde]afgenomen elektriciteit. De door haar geschatte hoeveelheid elektriciteit heeft Liander, vermeerderd met energiebelasting, kosten en btw tot een bedrag ad € 4.838,19 aan [gedaagde]in rekening gebracht bij brief van 19 mei 2010.
e) Liander heeft met [gedaagde]een betalingsregeling getroffen, die aan [gedaagde]bij brief van 25 juni 2010 schriftelijk is bevestigd en die door [gedaagde]op 29 juni 2010 schriftelijk is geaccordeerd. [gedaagde]heeft vervolgens uit hoofde van die regeling een tweetal deelbetalingen verricht tot een bedrag van in totaal € 1.983,19. In het incassostadium heeft [gedaagde]nog een tweetal betalingen verricht van respectievelijk € 150,- en € 100,-.
Het standpunt van Liander
3.1. Liander vordert, na vermindering van haar vordering bij repliek, betaling van het nog resterende bedrag ad € 2.605,- van de hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. Liander baseert haar vordering enerzijds op de hierboven weergegeven vaststaande feiten en anderzijds op de stelling dat [gedaagde], die de vordering door het op zijn verzoek treffen van een betalingsregeling heeft erkend, als gevolg van zijn frauduleus handelen de voor hem uit de transportovereenkomst voorvloeiende verplichtingen jegens Liander niet is nagekomen. [gedaagde]is daarom gehouden de kosten van de door haar zo nauwkeurig mogelijk geschatte hoeveelheid illegaal door [gedaagde]afgenomen elektriciteit te voldoen. Liander verstrekt een zeer uitgebreide onderbouwing van de grondslagen van haar vordering en van de wijze waarop zij de door haar bedoelde hoeveelheden elektriciteit heeft geschat. Haar bevindingen ten huize van [gedaagde]heeft Liander neergelegd in een frauderapport, dat is betrokken bij de aangifte. De onzekerheden in de schatting liggen volgens Liander in de risicosfeer van [gedaagde]. Liander vordert primair nakoming van de contractueel gefundeerde verplichting zijdens [gedaagde]tot betaling van de hem gefactureerde kosten. Subsidiair vordert Liander betaling bij wege van vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van de tekortkoming zijdens Liander en meer subsidiair vordert zij betaling op grond van onrechtmatige daad.
Reagerend op het verweer van [gedaagde]stelt Liander bij repliek het volgende. Bij de berekening van de hoeveelheid illegaal afgenomen elektriciteit is zij uitgegaan van hetgeen de fraudespecialist en de politieambtenaar op 6 mei 2010 in de woning van [gedaagde]hebben aangetroffen. Uit het onderzoek in en rond de woning van [gedaagde]is naar voren gekomen dat er in de kweekruimte tenminste twee oogsten hebben plaatsgevonden, hetgeen Liander nader onderbouwt. Volgens mededelingen van de politie blijkt uit het opgemaakte proces-verbaal dat [gedaagde]heeft verklaard dat er twee kweken zijn geweest. Omdat de meetinrichting niet voldeed aan de daarvoor geldende eisen is er wel degelijk sprake geweest van brandgevaar, alsook van gevaar voor elektrocutie. Liander betwist dat de getroffen betalingsregeling onder dwang tot stand is gekomen. Liander gaat in beginsel pas over tot het terugplaatsen van de meetapparatuur nadat de betreffende afnemer, in casu [gedaagde], aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. [gedaagde]was niet verplicht om een betalingsregeling met Liander te treffen en hij is daarmee ook niet verplicht akkoord gegaan. Ten slotte is Liander van mening dat zij in alle redelijkheid vergoeding van buitengerechtelijke kosten vordert, terwijl de door verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden niet zien als zijnde verricht ter voorbereiding van het geding.
Het standpunt van [gedaagde]
3.2. [gedaagde]verweert zich als volgt. [gedaagde]erkent dat hij illegaal elektriciteit heeft afgenomen, maar hij betwist de door Liander bedoelde hoeveelheden daarvan. Omdat er sprake is geweest van slechts één oogst, die bovendien deels mislukt is, kan [gedaagde]zich niet vinden in de door Liander gedane schatting van het illegale verbruik. Liander kan niet simpelweg stellen dat er meerdere oogsten zijn geweest. Daarnaast heeft [gedaagde]een deel van de door hem gebruikte lampen uitgeschakeld. De plantage was professioneel aangelegd en er was geen brandgevaar of iets dergelijks. [gedaagde]is van mening dat de betalingsregeling onder druk tot stand is gekomen, omdat door Liander anders de meters niet meer zouden worden teruggeplaatst. [gedaagde]kan daarom niet worden gehouden aan die betalingsregeling. [gedaagde]betwist de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten met de stelling dat de verrichte incassowerkzaamheden niet van dusdanige aard en omvang zijn dat de kosten daarvan door hem zouden moeten worden vergoed.
Bij dupliek handhaaft [gedaagde]zijn verweer, waarbij hij herhaalt, dat de schatting van de hoeveelheid illegaal afgenomen elektriciteit niet min of meer uit de losse pols gedaan kan worden omdat het risico van de onzekerheid voor rekening van [gedaagde]dient te komen. [gedaagde]verdedigt voorts zijn standpunt dat en waarom er slechts één grotendeels mislukte oogst heeft plaatsgehad. Hij betwist dat hij heeft verklaard dat er twee oogsten zijn geweest.
De beoordeling van het geschil
4.1. Anders dan [gedaagde]is de kantonrechter van oordeel, dat als uitgangspunt bij de beoordeling van dit geschil geldt de door Liander gehanteerde en door haar uitgebreid gemotiveerde, deugdelijk onderbouwde schatting van de hoeveelheden illegaal door [gedaagde]afgenomen elektriciteit. Liander heeft gemotiveerd aangegeven hoe zij is gekomen tot het vaststellen van de periode gedurende welke sprake is geweest van de energiediefstal en van de hoeveelheid illegaal afgenomen elektriciteit, alsook waarop zij baseert dat er sprake is geweest van tenminste twee oogsten althans kweken. Hetgeen [gedaagde]daartegenover heeft gesteld is feitelijk niet méér dan het bagatelliseren van de gevolgen van zijn frauduleus handelen. Daarnaast heeft hij op geen enkele wijze aangetoond of anderszins aannemelijk gemaakt dat hetgeen hij heeft gesteld met betrekking tot de (on)juistheid van de schatting, niet van iedere grond is ontbloot. Voorts heeft [gedaagde]op geen enkele wijze betwist dat hetgeen de fraudespecialist van Liander en de politieambtenaar in de woning van [gedaagde]hebben aangetroffen, datgene is geweest wat uit de door Liander overgelegde foto's blijkt. Hoe professioneel de plantage in de visie van [gedaagde]ook aangelegd geweest mag zijn, dat er geen sprake is geweest van (brand)gevaar als gevolg van de wijze van aanleg van de illegale elektriciteitsafname wordt door de kantonrechter op grond van de foto's als niet aannemelijk van de hand gewezen. Dit te meer nu Liander gemotiveerd heeft aangegeven waarom zij zich op het standpunt stelt dat er sprake is geweest van brandgevaar en gevaar van elektrocutie. Van geen enkel belang bij de beoordeling is, of de oogst(en) nu al dan niet zijn gelukt. Het gaat er om dat [gedaagde]ten behoeve van het kweken van de hennep heeft gemeend illegaal elektriciteit te moeten aftappen. Dat de oogst vervolgens mislukt kan hij bezwaarlijk aan Liander tegenwerpen.
4.2. Uit het voorgaande volgt, dat [gedaagde]zijn verplichtingen uit de tussen partijen gesloten transportovereenkomst en de daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden, niet is nagekomen, hetgeen overigens door [gedaagde]in het geheel niet is betwist.
De thans nog resterende hoofdsom ad € 2.605,- kan daarom op de primaire grondslag aan Liander worden toegewezen.
4.3. Hetgeen [gedaagde]heeft gesteld met betrekking tot het tot stand komen van de getroffen betalingsregeling maakt die beslissing niet anders. [gedaagde]heeft weliswaar gesteld dat die regeling onder dwang tot stand is gekomen, maar hij heeft daartoe niet méér aangevoerd dan dat Liander anders de meters niet zou terugplaatsen. Liander heeft dat verweer vervolgens gemotiveerd weerlegd, waarna [gedaagde]de door hem gestelde dwang op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt. Daarnaast rechtvaardigt het complex van feiten en omstandigheden, alsook aard en omvang van (de gevolgen van) de aan [gedaagde]toerekenbare tekortkoming de omstandigheid, dat Liander de meetapparatuur niet eerder terugplaatst dan dat [gedaagde]geheel aan zijn (betalings)verplichting jegens haar heeft voldaan, zoals zij heeft aangegeven. Overigens constateert de kantonrechter dat het belang van [gedaagde]bij het terugplaatsen van de meetapparatuur door Liander kennelijk niet datgene omvat wat hem blijkbaar voor ogen staat, nu [gedaagde]heeft nagelaten om een daarop ziende vordering in reconventie in te stellen.
4.4. De nevenvordering tot vergoeding van wettelijke rente is door [gedaagde]niet op zelfstandige gronden betwist, zodat ook deze voor toewijzing vatbaar is, zij het, dat, nu niet kan worden vastgesteld dat Liander bij het berekenen van de vervallen rente rekening heeft gehouden met de twee door haar bij repliek bedoelde deelbetalingen, de kantonrechter ter zake van tot en met 28 juli 2011 vervallen rente zal toewijzen het door hem schattenderwijs vastgestelde bedrag ad € 130,-. Verdere rente is toewijsbaar vanaf 29 juli 2011.
4.5. [gedaagde]heeft de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten kosten betwist met de stelling dat de verrichte incassowerkzaamheden niet van dusdanige aard en omvang zijn dat de kosten daarvan door hem zouden moeten worden vergoed.
Beoordeeld moet daarom worden of het vorderen van een bedrag aan buitengerechtelijke kosten gerechtvaardigd, althans redelijk is. Voor die beoordeling hanteert de kantonrechter het uitgangspunt dat er door de incassogemachtigde méér werkzaamheden moeten zijn verricht dan het verzenden van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Liander heeft bij repliek een aantal stukken overgelegd waaruit is af te leiden dat haar gemachtigde incassowerkzaamheden heeft verricht, echter zonder het gewenste resultaat: volledige betaling van de vordering. Omdat de kantonrechter van oordeel is, dat de omvang van deze werkzaamheden het niveau van hetgeen in de artikelen 237 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bedoeld, overstijgt, is [gedaagde]vergoeding van de daaruit voortvloeiende kosten aan Liander verschuldigd.
Nu het door Liander uit dien hoofde gevorderde bedrag ad € 450,-, dat Liander kennelijk heeft ontleend aan de bij het rapport VoorWerk II behorende kantonstaffel, de kantonrechter niet onredelijk voorkomt, kan de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten eveneens worden toegewezen.
4.6. [gedaagde]moet als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van Liander worden begroot op:
- explootkosten € 76,31
- overige kosten € 5,90
- griffierecht € 426,-
- salaris gemachtigde € 350,- (2 punten x tarief € 175,-)
totaal € 858,21.
De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar. Omdat er sprake moet zijn van een redelijke termijn voor betaling, is de ingangsdatum veertien dagen na de betekening van dit vonnis.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde]tot betaling aan Liander van een bedrag groot € 3.185,- (zegge: drieduizend honderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.605,- vanaf 29 juli 2011 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde]in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan zijde van Liander begroot op € 858,21, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr J.C.G. Leijten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 37