Beoordeling
2.1 Ingevolge artikel 8:42 van de Awb zendt het bestuursorgaan binnen vier weken na de dag van verzending van het beroepschrift de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en dient het een verweerschrift in.
2.2 Ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Awb kunnen partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de rechtbank mededelen dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
2.3 De rechtbank stelt voorop dat - naar de Hoge Raad in zijn arrest van 25 april 2008, BNB 2008/161, heeft overwogen - als uitgangspunt heeft te gelden dat alle stukken die bij verweerders besluitvorming een rol hebben gespeeld (integraal) aan de wederpartij en aan de rechter dienen te worden overgelegd, voor zover te dien aanzien niet, althans niet met succes, een beroep wordt gedaan op gewichtige redenen die zich tegen zodanige overlegging verzetten.
2.4 Zo dit al niet voortvloeit uit de artikelen 8:42 en 8:29 van de Awb, brengt het beginsel van "fair trial" naar het oordeel van de rechtbank mee dat bij het geheimhouden voor eiser van delen van op de zaak betrekking hebbende stukken de grootst mogelijke terughoudendheid te worden betracht. Slechts indien de door verweerder voor geheimhouding aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van eiser bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
2.5 Verweerder heeft meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van de stukken inzake de:
A. De naam en omzetgegevens van een gesloten coffeeshop in [Z].
B. De ongeanonimiseerde gegevens uit de WTP-bezoeken bij coffeeshops in de provincie Drenthe. Deze gegevens betreffen de op bijlage 21 bij het verweerschrift geanonimiseerde entiteitnummers, namen en vestigingsplaatsen die behoren bij de op die bijlage vermelde vergelijkingscijfers.
2.6 Ter comparitiezitting heeft verweerders gemachtigde onweersproken gesteld dat de onder A en B bedoelde stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van artikel 8:42 van de Awb. Uit de door haar daarbij gegeven toelichting volgt dat de op deze stukken vermelde gegevens een rol hebben gespeeld bij verweerders besluitvorming. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb.
2.7 Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat verweerder verplicht is deze stukken integraal en ongeanonimiseerd over te leggen aan de wederpartij en aan de rechter, tenzij hij met succes een beroep doet op gewichtige redenen die zich tegen zodanige overlegging verzetten.
2.8 De rechtbank stelt vast dat de gegevens die vermeld zijn op de onder A bedoelde stukken zowel persoons- als omzetgegevens betreffen van een individuele belastingplichtige. Deze gegevens wenst verweerder in het geheel geheim te houden voor eiser wegens het belang van de bescherming van de privacy van deze individuele belastingplichtige. Eiser heeft aangevoerd dat hij wenst te beschikken over deze omzetgegevens om zich te verweren tegen verweerders stelling dat de omzetgroei van eisers onderneming in 2007 niet kan worden verklaard door de omstandigheid dat in 2007 een coffeeshop in [Z] in gesloten.
2.9 De rechtbank stelt vast dat de voor eiser geanonimiseerde gegevens die vermeld zijn op de onder B bedoelde stukken, de persoonsgegevens van individuele belastingplichtigen betreffen. Verweerder heeft van deze individuele belastingplichtigen wel bedrijfsgegevens, zoals gehanteerde in- en verkoopprijzen en behaalde brutowinstpercentages, aan eiser bekendgemaakt. Verweerder wenst echter de namen van de desbetreffende individuele belastingplichtigen vanwege het belang van de bescherming van de privacy, geheim te houden voor eiser. Eiser heeft aangevoerd dat hij zich zonder deze gegevens niet kan verweren tegen verweerders theoretische omzetberekening. Nu het hem niet bekend is bij welke in de provincie Drenthe gevestigde coffeeshops de op bijlage 21 bij het verweerschrift vermelde vergelijkingscijfers vandaan komen, is het voor hem onmogelijk om na te gaan of en in hoeverre de wijze van bedrijfsvoering van deze coffeeshops vergelijkbaar is met zijn onderneming.
2.10 Uit het onder de punten 2.8 en 2.9 overwogene volgt naar het oordeel van de rechtbank dat in dit geval het belang van de privacy van derden moet worden afgewogen tegen het belang dat eiser heeft om zich in deze procedure adequaat te kunnen verweren tegen de opgelegde aanslagen. Na afweging van deze belangen is de rechtbank van oordeel dat het door verweerder te beschermen belang van de privacy van derden aanzienlijk zwaarder weegt dan eisers belang bij onbeperkte kennisneming van de onder A en B vermelde gegevens. De rechtbank heeft hierbij in overweging genomen dat het gaat om bedrijfsgegevens uit de administratie van individuele belastingplichtingen, die vertrouwelijk aan verweerder zijn verstrekt. Deze gegevens kunnen concurrentiegevoelige informatie bevatten. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat, indien de namen van de individuele belastingplichtigen aan eiser bekend zouden worden gemaakt, eiser deze belastingplichtigen zou kunnen benaderen om nader onderzoek te doen naar de aard van hun bedrijfsvoering. Dit zou tot een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van derden kunnen leiden. De rechtbank heeft bij de belangenafweging onder ogen gezien dat eiser door de beperkte kennisneming mogelijk in een nadelige (bewijs)positie zou kunnen komen te verkeren. De rechtbank heeft hierbij echter in ogenschouw genomen dat de meervoudige kamer van de rechtbank bij haar beslissing in de hoofdzaak hiermee rekening kan houden.
2.11 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank de door verweerder meegedeelde beperking van de kennisneming van de onder A en B vermelde gegevens gerechtvaardigd acht. Gelet op het bepaalde in het vijfde lid van artikel 8:29 van de Awb, zal de rechtbank eiser bij deze tussenuitspraak in de gelegenheid stellen om de rechtbank te berichten of hij er in toestemt dat de rechtbank uitspraak doet mede op grondslag van de gegevens waarvan alleen zij kennis mag nemen.