RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 maart 2012 in de zaak tussen
[naam], h.o.d.n. café De Prins "H",
wonende te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden,
de burgemeester van de gemeente Leeuwarden, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. R.T. Offringa, werkzaam bij de gemeente Leeuwarden.
Bij besluit van 29 maart 2012 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder (hierna: de burgemeester) café De Prins "H" (hierna: het café) aan de Prins Hendrikstraat te Leeuwarden voor één maand gesloten. De sluiting gaat in op vrijdag 30 maart 2012 om 20.00 uur en eindigt op vrijdag 30 april 2012 om 20.00 uur.
Verzoeker (hierna: [X]) heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Verder heeft [X] de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2012. [X] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen [A], de portier van het café, en [B], brigadier van politie van de politie Fryslân.
1. In zijn bezwaarschrift heeft [X] de burgemeester verzocht om in te stemmen met de behandeling van het bezwaarschrift door de rechtbank als rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De burgemeester heeft dit verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om [A] en [B] als getuigen te horen, omdat dit naar zijn oordeel redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
2. Op grond van artikel 2:30, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden is de burgemeester onder andere bevoegd om in het belang van de openbare orde een horecabedrijf tijdelijk te sluiten. Deze bevoegdheid is discretionair van aard. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het bestreden besluit terughoudend moet toetsen.
3. De burgemeester voert ten aanzien van horecabedrijven een handhavingsbeleid, dat is neergelegd in het zogenaamde "Handhavingsarrangement Horeca". De voorzieningenrechter acht dit beleid niet onredelijk of anderszins onrechtmatig. Hij heeft dit eerder overwogen in de uitspraken in de zaken AWB 10/1945 (inzake Coos Bar Bodega B.V., gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BN9317) en AWB 11/1887 (inzake Flower Power B.V., gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BR5914).
4. In het handhavingsbeleid is aangegeven dat een horecabedrijf gesloten kan worden indien sprake is van 'geweld' (categorie 1) of 'ernstig geweld' (categorie 2) door personeel en/of bezoekers van het horecabedrijf. De kwalificatie 'ernstig geweld' is volgens het handhavingsbeleid in ieder geval van toepassing bij grootschalige vechtpartijen, al dan niet met slachtoffers. Indien sprake is van categorie 2 kan de burgemeester een tijdelijke sluiting van minimaal drie maanden en maximaal 12 maanden bevelen.
5. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in de nacht van zaterdag 24 maart 2012 op zondag 25 maart 2012 zijn twee processen-verbaal (nummers: PL02GL 2012031534-5 en PL02GL 2012031534-9) opgemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt hieruit dat in de directe nabijheid van het café sprake is geweest van een grootschalige vechtpartij. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat meerdere bezoekers van het café daarbij betrokken waren. De burgemeester was dus bevoegd om het café voor drie maanden te sluiten. Hij heeft echter de keuze gemaakt om het café voor één maand te sluiten.
6. De burgemeester heeft het café gesloten in het belang van de openbare orde. Dit belang moet er dus mee gediend zijn dat het café tijdelijk wordt gesloten. De burgemeester vindt dat het geval, omdat de vechtpartij een duidelijke relatie heeft met het café. De voorzieningenrechter kan de burgemeester hierin volgen, nu de vechtpartij zich heeft afgespeeld voor het café en meerdere bezoekers van het café hebben deelgenomen aan de vechtpartij. Dit blijkt genoegzaam uit de hiervoor genoemde processen-verbaal. Dat meerdere bezoekers van het café hebben deelgenomen aan de vechtpartij wordt bevestigd door [C], medewerker van het café. In zijn schriftelijke reactie van 28 maart 2012 op het proces-verbaal met nummer PL02GL 2012031534-5 heeft hij aangegeven: "Op de drie aangehouden verdachten na waren er dan ook geen van onze bezoekers betrokken bij het incident". De voorzieningenrechter wijst voorts op het door [naam politiefunctionaris] op 29 maart 2012 opgemaakte proces-verbaal (nummer: PL02GL 2012033246-1). Hieruit blijkt dat vier bezoekers van het café de veroorzakers waren van de problemen in de bewuste nacht. Mede gelet op deze verklaringen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan de juistheid en volledigheid van de onder 5 genoemde processen-verbaal te twijfelen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat, zoals de burgemeester en [B] ter zitting hebben toegelicht, het proces-verbaal met nummer PL02GL 2012031534-5 is opgesteld met het oog op eventuele strafrechtelijke vervolging van de aangehouden personen, terwijl het andere proces-verbaal is opgesteld met het oog op het mogelijk treffen van een bestuurlijke maatregel als bedoeld in het handhavingsbeleid tegen het café. Het tweede, later opgestelde proces-verbaal is dan ook niet bedoeld om eventuele fouten in het eerdere proces-verbaal te herstellen of om de portier van het café en zijn, in de visie van de burgemeester, tekortschietende optreden die bewuste nacht in een kwaad daglicht te stellen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat, zoals de burgemeester ter zitting heeft toegelicht, de portier een belangrijke rol speelt bij het handhaven van de openbare orde. De voorzieningenrechter begrijpt dat onder meer tegen die achtergrond het tweede proces-verbaal is opgesteld.
7. Vervolgens is aan de orde of de door de burgemeester opgelegde maatregel, een sluiting van één maand, passend is. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze maatregel niet geheel als passend beschouwd kan worden, gelet op het karakter van het café. Het café trekt namelijk niet alleen uitgangspubliek, maar verzorgt overdag ook lunches en dergelijke.
8. Tijdens een korte schorsing heeft de burgemeester [X] voorgesteld dat het café gedurende één maand elke dag om 21.00 uur zijn deuren sluit. [X] is met dit voorstel niet akkoord gegaan.
9. Alles afwegende komt de voorzieningenrechter tot het oordeel, dat het voorstel dat de burgemeester heeft gedaan in de gegeven omstandigheden niet onredelijk is. De voorzieningenrechter sluit met zijn oordeel daarbij aan.
10. De voorzieningenrechter roept partijen wel op om constructief overleg te voeren over een verbetering van de situatie. Als de burgemeester er vertrouwen in heeft dat het café de maatregelen treft die nodig zijn om herhaling te voorkomen, dient hij steeds af te wegen of het ten volle handhaven van de maatregel aangewezen is.
11. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe als omschreven in het dictum. Dit betekent dat het cafe vandaag tot 21.00 uur geopend mag zijn.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek (gedeeltelijk) heeft toegewezen, bepaalt hij dat de burgemeester aan [X] het door hem betaalde griffierecht van € 310 vergoedt.
13. Met toepassing van de artikelen 8:75, eerste lid, en 8:84, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht veroordeelt de voorzieningenrechter de burgemeester in de proceskosten van [X] tot een bedrag van € 874 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 437 en een wegingsfactor 1).
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- schorst het bestreden besluit, doch uitsluitend voor zover dat betrekking heeft op de uren tot 21.00 uur;
- draagt de burgemeester op het door [X] betaalde griffierecht van € 310 aan [X] te voldoen;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van [X] tot een bedrag van € 874, te voldoen aan [X].
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier, op 30 maart 2012.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. A.T. de Kwaasteniet
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.