ECLI:NL:RBLEE:2012:BW1456

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880581-11 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in verdovende middelen en witwassen met recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 10 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984, die zich schuldig heeft gemaakt aan handel in verdovende middelen en het medeplegen van witwassen van crimineel verkregen gelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 augustus 2011 en 16 december 2011 op verschillende locaties in Nederland, waaronder Wirdum en Blauwhuis, opzettelijk XTC-pillen, amfetamine, cocaïne en hennepplanten heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, waardoor de rechtbank oordeelde dat er sprake was van recidive.

De rechtbank heeft overwogen dat het ontbreken van proces-verbaal van de doorzoeking en aanhouding van de verdachte geen vormverzuim oplevert, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen personenauto gelast, aangezien deze is gebruikt voor het gepleegde misdrijf.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in aanmerking genomen, evenals het recidiverisico van de verdachte. Ondanks het advies van de reclassering dat het recidiverisico laag is, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verdachte berekenend te werk is gegaan en dat het gevaar voor herhaling aanzienlijk is. De uitspraak benadrukt de impact van de handel in verdovende middelen op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880581-11
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 april 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord, gevangenis De Marwei, te Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 27 maart 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 15 december 2011, te Wirdum, in de gemeente Leeuwarden, en/of te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, en/of elders in de provincie Friesland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) XTC-pillen, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en/of amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 16 december 2011, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 163,5 gram amfetamine (speed), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 4,7 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 12 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA, zijnde amfetamine en/of cocaïne en/of MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op of omstreeks 16 december 2011, te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 89,1 gram metamfetamine (crystal meth) en/of 1116 gram amfetamine (speed), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of 732, in ieder geval een groot aantal XTC-pillen, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA, zijnde metamfetamine en/of amfetamine en/of MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 16 december 2011, in elk geval op of omstreeks 16 december 2011, te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, en/of te Wirdum, in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 14, althans een aantal, hennepplanten en/of delen daarvan en/of ongeveer 61,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 158,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 16 december 2011, in elk geval op of omstreeks 16 december 2011, te Wirdum, in de gemeente Leeuwarden, en/of te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, in elk geval in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een voorwerp, te weten een geldbedrag (totaal (ongeveer) 1915 euro), (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans (telkens) van een voorwerp, te weten een geldbedrag (totaal (ongeveer) 1915 euro), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringstoezicht en het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa-training);
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen personenauto van het merk [merk en type auto].
Beoordeling van het bewijs
Ten aanzien van het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde
De raadsman heeft bepleit dat inzake de inbeslagnamen bewijsuitsluiting dient te volgen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat doordat geen proces-verbaal van inbeslagname, een proces-verbaal van bevinding inzake de aanhouding van verdachte en een proces-verbaal van doorzoeking van de woning zijn opgemaakt, artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering is geschonden. Dit levert aldus de raadsman een vormverzuim op, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering dat bewijsuitsluiting als gevolg dient te hebben.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank heeft echter de hiervoor genoemde processen-verbaal node gemist. Doordat geen processen-verbaal zijn opgemaakt kan niet worden vastgesteld waar de verdovende middelen zich in de woning bevonden en of verdachte al dan niet samen met medeverdachte [medeverdachte 1] verdovende middelen in zijn bezit heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft voornoemde tot gevolg dat niet kan worden bewezen dat sprake is van medeplegen. Uit de bewijsmiddelen volgt echter wel dat verdachte de ten laste gelegde middelen in Sneek aanwezig heeft gehad, voordat hij ze aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft overhandigd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen.
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde heeft voornoemde tot gevolg dat niet kan worden bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 2] opzet had op het aanwezig hebben, omdat enige wetenschap dan wel enige beschikkingsbevoegdheid van of over de in haar woning in beslaggenomen verdovende middelen, met uitzondering van de XTC-pillen en de hennepplanten, niet kan worden bewezen. De rechtbank zal derhalve vrijspreken van het medeplegen van het aanwezig hebben van de amfetamine, delen van hennepplanten, de hasjiesj en de hennep.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
De raadsman heeft ontslag van alle rechtsvervolging dan wel vrijspraak bepleit van het onder 4. ten laste gelegde witwassen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat van een bedrag van € 1.500,- niet kan worden bewezen dat dit afkomstig is van misdrijf en dat voor het overige bedrag geldt dat het enkel voorhanden hebben van geld afkomstig van een misdrijf niet de kwalificatie van witwassen oplevert, omdat geen verhullinghandelingen zijn verricht.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte bekent dat een geldbedrag van € 365,- aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte 2] van de handel in drugs afkomstig is. Hij heeft haar dat geldbedrag overhandigd voor hun gezamenlijke boodschappen. Omdat geen proces-verbaal in zake de in beslagneming is opgemaakt kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van vermenging van dit geldbedrag met andere bedragen en derhalve van verhulling.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] om de herkomst van een geldbedrag van € 365,- te verhullen door het geld van houder te doen wisselen. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 15 december 2011, te Wirdum, in de gemeente Leeuwarden en te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân en elders in de provincie Friesland, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd vervoerd, hoeveelheden XTC-pillen, bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en amfetamine en cocaïne, telkens, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 16 december 2011, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 162,8 gram amfetamine (speed) en ongeveer 4,7 gram cocaïne, en 12 XTC-pillen, bevattende MDMA, zijnde amfetamine en cocaïne en MDMA, telkens, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op 16 december 2011, te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 725 XTC-pillen, bevattende MDMA, en opzettelijk aanwezig heeft gehad 1116 gram amfetamine (speed), zijnde MDMA en amfetamine, telkens, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij op 16 december 2011, te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 14 hennepplanten en ongeveer 61,7 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en ongeveer 158,9 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep, telkens, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen 5 jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
5.
hij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 16 december 2011, in de gemeente Súdwest Fryslân, tezamen in vereniging met een ander, een voorwerp, te weten een geldbedrag van totaal 365 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
ten aanzien van het verkopen en afleveren:
de voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
ten aanzien van het vervoeren:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
ten aanzien van de MDMA:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod en
ten aanzien van de amfetamine:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
ten aanzien van de hennepplanten:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod en
ten aanzien van de hasjiesj en de hennep:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan;
5.
medeplegen van witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 26 maart 2012;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heef zich schuldig gemaakt aan handel in verdovende middelen en witwassen van crimineel verkregen gelden. Verdachte is nog in 2009 door de meervoudige kamer van deze rechtbank tot een gevangenisstraf veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet, maar dit heeft verdachte er niet van kunnen weerhouden om zich wederom aan handel in harddrugs schuldig te maken. Verdachte gebruikt zelf geen verdovende middelen en bedrijft deze vorm van criminaliteit uit puur winstbejag. De rechtbank acht dit uiterst kwalijk. Het mag genoegzaam bekend worden verondersteld dat handel in verdovende middelen verslaving in stand houdt en daarmee een gevaar voor de volksgezondheid oplevert. Verder gaat verslaving gepaard met criminaliteit om in de verslavingsbehoefte te kunnen voorzien. In het reclasseringsrapport van VNN wordt het recidiverisico als laag geschat. De rechtbank deelt die visie niet. Verdachte is berekenend te werk gegaan en is, nadat zijn proeftijd van een eerdere voorwaardelijke straf was afgelopen, opnieuw begonnen met dealen. In het reclasseringsrapport staat vermeld dat verdachte het dealen als een vorm van "makkelijk geld maken" beschouwde. Het rapport vervolgt dan dat er geen sprake was van financiële problemen en dat daardoor het ten laste moeilijk te begrijpen is. Reeds daarom acht de rechtbank het gevaar voor herhaling, anders dan de reclassering, aanzienlijk. De rechtbank zal de reclassering echter wel volgen in haar advies bijzondere voorwaarden op te leggen. Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank verdachte een forse gevangenisstraf opleggen, waarvan een deel voorwaardelijk om begeleiding in een verplicht kader mogelijk te maken, een en ander zoals hierna te bepalen.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de inbeslaggenomen personenauto van het merk [merk en type auto], met kenteken [kenteken] vatbaar voor verbeurdverklaring nu het onder 1. bewezen verklaarde feit hiermee is begaan en deze toebehoort aan verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 43a, 43b, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden, dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde:
1. zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, Tadingastraat 3, 8932 PJ Leeuwarden;
2. zich gedurende de proeftijd van twee jaren bij voornoemde reclasseringsinstelling zal melden, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
4. deel neemt aan een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa-training).
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen personenauto van het merk [merk en type auto] met kenteken [kenteken].
Gelast de teruggave aan verdachte, voornoemd, van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een telefoon inclusief sd card, merk Samsung;
- een gegevensdrager, merk/type Apple Ipod;
- een notebook inclusief voeding en muis, merk/type Acer Aspire 7520;
- een personal computer, kleur zwart;
- een telefoon, merk Samsung;
- een telefoon, merk Vodafone;
- een telefoon, merk Nokia.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2012.