ECLI:NL:RBLEE:2012:BW1463

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885125-12 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het aanwezig hebben van een hennepkwekerij en het witwassen van crimineel verkregen gelden

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 10 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van een hennepkwekerij met 14 planten, het bezit van 725 XTC-pillen en het witwassen van crimineel verkregen gelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 16 december 2011, in Blauwhuis, samen met anderen, opzettelijk deze middelen aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft overwogen dat het ontbreken van een proces-verbaal van de doorzoeking in de woning geen vormverzuim oplevert, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte is bijgestaan door haar advocaat, mr. R.P. Snorn, en heeft tijdens de zitting ontkend wetenschap te hebben gehad van de drugs in haar woning. De rechtbank heeft echter op basis van de verklaringen van de medeverdachte en andere bewijsstukken geoordeeld dat de verdachte wel degelijk beschikkingsbevoegdheid had over de drugs en de hennepplanten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. Daarnaast is het inbeslaggenomen geldbedrag van € 365,- verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte inzake de handel in XTC-pillen, amfetamine en cocaïne.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885125-12
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 april 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 27 maart 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 15 december 2011,
te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, en/of elders in de provincie Friesland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) XTC-pillen, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en/of amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op of omstreeks 16 december 2011, te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 89,1 gram metamfetamine (crystal meth) en/of 1116 gram amfetamine (speed), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of 732, in ieder geval een groot aantal XTC-pillen, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA, zijnde metamfetamine en/of amfetamine en/of MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 16 december 2011, in elk geval op of omstreeks 16 december 2011, te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 14, althans een aantal, hennepplanten en/of delen daarvan
en/of ongeveer 61,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 158,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
zij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 16 december 2011, in elk geval op of omstreeks 16 december 2011, te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, in elk geval in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een voorwerp, te weten een geldbedrag (totaal (ongeveer) 1915 euro), (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans (telkens) van een voorwerp, te weten een geldbedrag (totaal (ongeveer) 1915 euro), gebruik heeft gemaakt, terwijl zij (telkens) wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringstoezicht.
Beoordeling van het bewijs
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewijsbaar dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] inzake de handel in XTC-pillen, amfetamine en cocaïne dan wel het aanwezig hebben hiervan. De enkele wetenschap van verdachte van de handel en de omstandigheid dat verdachte een enkele keer bij een transactie aanwezig is geweest acht de rechtbank hiervoor onvoldoende. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 1. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2. en 3. ten laste gelegde
Verdachte heeft ontkend dat zij wetenschap had van de harddrugs, hennep en de hasjiesj in haar woning. Nadat ze door de politie is gehoord heeft zij onderzoek verricht aan haar vriezer en kwam ze tot de conclusie dat achter de ijsblokjesmachine een verborgen vak is waar mogelijk de amfetamine kan hebben gelegen. Ze ontkent dat er middelen op het aanrecht hebben gestaan.
Door de politie is geen proces-verbaal inzake de inbeslagneming in de woning opgemaakt.
De raadsman heeft bepleit dat hierdoor artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering is geschonden en dat dit een vormverzuim, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering betreft, welke bewijsuitsluiting van de inbeslagname als gevolg dient te hebben.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, en verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank heeft echter het proces-verbaal inzake de inbeslagneming in de woning node gemist. Doordat geen proces-verbaal is opgemaakt kan niet worden vastgesteld waar de verdovende middelen zich bevonden en zodat evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte enige wetenschap van dan wel enige beschikkingsbevoegdheid over de verdovende middelen had. De rechtbank acht op basis van deze stukken derhalve niet bewijsbaar dat verdachte opzettelijk de amfetamine, hennep en de hasjiesj aanwezig heeft gehad en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Uit de verklaring van [medeverdachte] afgelegd bij de politie blijkt dat verdachte wetenschap had van de XTC-pillen in het kistje in de woning en zelf heeft ze verklaard dat [medeverdachte] met haar toestemming veertien hennepplanten in de woning teelde. De rechtbank acht derhalve van deze middelen bewijsbaar dat verdachte beschikkingsbevoegdheid had en derhalve deze middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
De raadsman heeft ontslag van alle rechtsvervolging dan wel vrijspraak bepleit van het onder 4. ten laste gelegde witwassen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat van een geldbedrag van
€ 1.500,- niet kan worden bewezen dat dit afkomstig is van misdrijf en dat voor het overige bedrag geldt dat het enkel voorhanden hebben van geld afkomstig van een misdrijf niet de kwalificatie van witwassen oplevert, omdat geen verhullinghandelingen zijn verricht.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat een geldbedrag van € 365,-, aangetroffen bij verdachte, van de handel in drugs afkomstig is. Omdat geen proces-verbaal inzake de inbeslagneming is opgemaakt kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van vermenging van dit geldbedrag met andere bedragen en derhalve van verhulling. Uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat verdachte kennis had van zijn drugshandel; desondanks heeft zij het geldbedrag van hem aangenomen ten behoeve van hun gezamenlijke boodschappen.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] om de herkomst van een geldbedrag van € 365,- te verhullen door het geld van houder te doen wisselen. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
2.
zij op 16 december 2011, te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 725 XTC-pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
zij op 16 december 2011, te Blauwhuis, in de gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 14 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
zij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 16 december 2011, in de gemeente Súdwest Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, een voorwerp, te weten een geldbedrag totaal 365 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
3. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
4. medeplegen van witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 15 maart 2012;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft samen met een ander een hennepkwekerij van 14 planten in huis gehad en daarnaast hadden zij gezamenlijk opzettelijk 725 XTC-pillen aanwezig. Zij heeft zich bovendien samen met die ander schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van 365 euro.
Het aanwezig hebben van hennepplanten kan schade opleveren voor de maatschappij. De softdrugs die uit de planten worden gewonnen, bevatten immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit geldt te meer voor de aanwezige xtc-pillen, waarvan de werkzame stof MDMA als harddrug is aangemerkt, omdat het gebruik hiervan onaanvaardbare risico's voor de gezondheid met zich brengt.
Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting zou voor een hennepkwekerij van deze omvang een geldboete een passende straf zijn. Voor de andere bewezenverklaarde feiten gelden geen oriëntatiepunten.
De rechtbank neemt ten gunste van verdachte in aanmerking dat zij slechts een relatief klein aantal planten aanwezig had, dat het witgewassen bedrag tamelijk laag was en dat zij haar woning heeft moeten verlaten wegens de geconstateerde hennepteelt. Daarnaast speelt bij de keuze van de strafmodaliteit de kwetsbare financiële en geestelijke toestand van verdachte een rol. De rechtbank is van oordeel dat voor verdachte de volgende straf passend is: een werkstraf van 120 uur met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht gedurende de proeftijd van twee jaar.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht het inbeslaggenomen geldbedrag van € 365,- vatbaar voor verbeurdverklaring nu het onder 4. ten laste gelegde feit hiermee is begaan en het (deels) toebehoort aan verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden, dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde:
1. zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden;
2. zich gedurende de proeftijd van twee jaren bij voornoemde reclasseringsinstelling zal melden, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen geldbedrag van € 365,-.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2012.