RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 april 2012 in de zaak tussen
Stichting It Griene Erfgoed, statutair gevestigd in de gemeente Tytsjerksteradiel,
verzoekster (hierna: de stichting),
gemachtigde: mr. R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden,
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
verweerder (hierna: de staatssecretaris),
gemachtigde: mr. J.E.W. Tieleman, werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college),
gemachtigden: mr. J. Gundelach, advocaat te Enschede, en mr. drs. M. Braakensiek, vergunningencoördinator van De Centrale As.
Bij besluit van 9 maart 2012 heeft de staatssecretaris de aanvraag van het college voor ontheffing van de in artikel 11 van de Flora- en faunawet (Ffw) neergelegde verbodsbepaling ten behoeve van de gewone dwergvleermuis, de gewone grootoorvleermuis, de laatvlieger, de meervleermuis, de rosse vleermuis, de ruige dwergvleermuis, de watervleermuis, de grote modderkruiper, de kleine modderkruiper, de boomvalk, de buizerd, de gierzwaluw, de havik, de huismus, de kerkuil, de ransuil, de roek en de sperwer afgewezen.
Tegen dit besluit heeft de stichting bezwaar gemaakt bij de staatssecretaris. Tevens heeft de stichting zich op 26 maart 2012 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om het besluit van 9 maart 2012 te schorsen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2012. Namens de stichting is bestuurslid E. de Waal verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van de stichting. De staatssecretaris en het college hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
1. Het besluit heeft betrekking op de realisatie van de delen Zuid 1 (de rondweg rond Garyp) en Zuid 2 (het tracé van de N31 vanaf de kruising bij Sumar tot Burgum) van het project De Centrale As. Dit project betreft het realiseren van een provinciale autoweg voor een betere bereikbaarheid van Noordoost-Friesland. Het aan het project ten grondslag liggende "Provinciaal Inpassingsplan De Centrale As" staat in rechte vast. De voorzieningenrechter verwijst kortheidshalve naar de uitspraak van 9 november 2011 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BU3749. In het kader van de realisatie van de projectdelen Zuid 1 en Zuid 2 moeten allerlei werkzaamheden worden verricht. In verband hiermee heeft het college de staatssecretaris verzocht ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Ffw te verlenen van het bepaalde in artikel 11 van de Ffw. Op grond van dit artikel is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
2. Bij het besluit van 9 maart 2012 heeft de staatssecretaris de verzochte ontheffing geweigerd, omdat van overtreding van artikel 11 van de Ffw geen sprake is, mits de in het besluit genoemde maatregelen bij de uitvoering van de werkzaamheden worden uitgevoerd.
3. De stichting stelt zich op het standpunt dat een ontheffing van artikel 11 van de Ffw wel nodig is alvorens te kunnen aanvangen met de werkzaamheden. Een dergelijke ontheffing mag overigens niet verleend worden, in ieder geval zeker niet ten aanzien van de vleermuizen en de vogels. Er zijn geen dwingende redenen van groot openbaar belang of van redenen van volksgezondheid of openbare veiligheid voor de aanleg van De Centrale As die rechtvaardigen dat voor het uitvoeren van de werkzaamheden ten behoeve van dit project een ontheffing van artikel 11 van de Ffw wordt verleend.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om de stichting te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Ter zitting is duidelijk geworden dat weliswaar pas in week 34 (vanaf maandag 20 augustus 2012) wordt begonnen met de uitvoering van het project, maar dat er thans al met de realisering van het project verband houdende voorbereidende werkzaamheden worden verricht, zoals het kappen van bomen, het slopen van loodsen, het graven van bermsloten en het verleggen van kabels en leidingen.
6. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan een schorsingsverzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter luidt dat het bezwaar gegrond zal worden verklaard.
7. Aan het standpunt van de staatssecretaris dat ten behoeve van de te verrichten werkzaamheden geen ontheffing van artikel 11 van de Ffw nodig is, omdat deze verbodsbepaling niet wordt overtreden indien de in het besluit genoemde maatregelen worden uitgevoerd, liggen talrijke ecologische rapporten van Altenburg & Wymenga (A&W) ten grondslag. De meest recente A&W-rapporten betreffen het rapport "Actualisatie ecologische gegevens van het tracé van De Centrale As, deelgebied Zuid" van 16 mei 2011 en het rapport van 15 februari 2012. Dit laatste rapport betreft alleen de kleine en grote modderkruiper. De staatssecretaris heeft deze rapporten en de eerdere ecologische rapporten ter beoordeling voorgelegd aan de Dienst Landelijk gebied (DLG).
In zijn brief van 8 maart 2012 heeft de DLG geconcludeerd dat hij geen belemmeringen voorziet om het project uit te voeren met inachtneming van de beperkingen en voorschriften. Deze beperkingen en voorschriften zijn in de brief van 8 maart 2012 opgenomen. De DLG heeft de staatssecretaris vervolgens geadviseerd dat van het bepaalde in artikel 11 van de Ffw geen ontheffing verleend hoeft te worden.
8. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de ecologische rapporten van A&W en het DLG-advies. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de stichting de bevindingen van A&W en de conclusie en het advies van de DLG niet gemotiveerd, aan de hand van een contra-expertise en/of een tegenadvies, heeft bestreden.
9. Op 15 februari 2012 heeft de AbRS twee tussenuitspraken gedaan in, in hoofdzaak, vergelijkbare zaken. In deze uitspraken, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJ-nummers: BV5108 en BV5109, heeft de AbRS overwogen dat indien sprake is van overtreding van artikel 11 van de Ffw beoordeeld dient te worden of een aanvraag voor ontheffing met inachtneming van de in artikel 75 van de Ffw gestelde vereisten kan worden ingewilligd. De AbRS heeft in deze uitspraken het standpunt van de staatssecretaris (BV5108) dan wel de minister (BV5109) -zakelijk en samengevat weergegeven- dat geen ontheffing nodig is indien (mitigerende en compenserende) maatregelen in acht worden genomen, verworpen. De voorzieningenrechter verwijst naar rechtsoverwegingen 2.14.1 (BV5108) en 2.13.3 (BV5109).
10. Het komt de voorzieningenrechter voor dat het standpunt van de staatssecretaris in de onderhavige zaak zich niet verhoudt met hetgeen de AbRS in haar tussenuitspraken van 15 februari 2012 heeft overwogen. De staatssecretaris heeft gekozen voor een invalshoek die afwijkt van de invalshoek die de AbRS tot uitgangspunt heeft genomen. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanleiding om het besluit van 9 maart 2012 te schorsen. Zoals de staatssecretaris ter zitting heeft aangegeven kan (alsnog) een ontheffing worden verleend en deze ontheffing zal geen inhoudelijke wijziging van de te nemen maatregelen tot gevolg hebben. De voorzieningenrechter ziet ook niet in waarom geen ontheffing verleend zou kunnen worden. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat bij het project De Centrale As een groot openbaar belang en de belangen van volksgezondheid en openbare veiligheid zijn betrokken. Dit valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter genoegzaam af te leiden uit de uitgebreide overwegingen van de AbRS in haar uitspraak van 9 november 2011. Uit de uitspraak valt af te leiden dat er geen andere bevredigende oplossing dan het gekozen tracé (De Centrale As) is en dat het belang van volksgezondheid en openbare veiligheid aan een eventuele Ffw-ontheffing ten grondslag gelegd kan worden. Deze uitspraak is weliswaar gedaan in een ander kader, namelijk ruimtelijke ordening, maar de voorzieningenrechter ziet niet in waarom deze uitspraak geen betekenis heeft voor de onderhavige zaak. Uit de jurisprudentie van de AbRS volgt ook niet dat groot openbaar belang, volksgezondheid en openbare veiligheid rijksbelangen of nationale belangen moeten zijn. Het openbaar belang, de volksgezondheid en de openbare veiligheid kunnen ook gediend zijn met een provinciaal project of een regionaal project. In dit verband verwijst de voorzieningenrechter naar de AbRS-uitspraak van 23 juli 2008 (Westelijke Randweg Beverwijk N197), gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BD8324, en de uitspraak van de voorzitter van de AbRS van 5 maart 2012 (Airport Eelde), gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN: BV8741. Dat de realisering van De Centrale As met name en direct van belang is voor Noordoost-Friesland en het nut en de noodzaak van de realisering van De Centrale As zijn getoetst aan provinciale normen, maakt dus niet dat geen sprake is van een groot openbaar belang of van de belangen volksgezondheid en openbare veiligheid.
11. Alles overziend is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen die artikel 11 van de Ffw beoogt te beschermen niet in het gedrang komen bij de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van de realisering van de projectdelen Zuid 1 en Zuid 2. De voorzieningenrechter ziet dus geen aanleiding om het besluit van 9 maart 2012 te schorsen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2012.
w.g. griffier
w.g. voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.