ECLI:NL:RBLEE:2012:BW4386

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880015-12 VON
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling door verkeersdelict met politievoertuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 1 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 januari 2012 betrokken was bij een achtervolging door de politie. De verdachte, die op dat moment zonder rijbewijs reed, heeft met hoge snelheid geprobeerd om politievoertuigen te rammen die als blokkade waren opgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de kans heeft aanvaard dat zij zwaar lichamelijk letsel of de dood van de politieagenten zou veroorzaken. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag en poging zware mishandeling. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder de politieagenten die betrokken waren bij de aanrijding. De rechtbank heeft de vordering van de Politie Fryslân niet ontvankelijk verklaard, omdat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van het verkeersdelict en de gevolgen daarvan voor de betrokken politieagenten.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/880015-12VON
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 mei 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in Zwolle PPC te Zwolle
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 17 april 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. van der Ende, advocaat te Roermond.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 7 januari 2012, te Leeuwarden, (althans) in de gemeente
Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [aangever 1] (hoofdagent van politie) van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een hoge
en/of verhoogde snelheid (te weten (ongeveer) 60 à 80 km per uur) en/of zonder
snelheid te minderen en/of zonder (voldoende) uit te wijken met de door haar,
verdachte, bestuurde personenauto, op het politievoertuig (welke als blokkade
stond opgesteld en werd bestuurd door voornoemde [aangever 1]) is afgereden (welk
politievoertuig voorzien was van optische blauwe lichtsignalen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287 juncto artikel 45 subs. artikel 302 juncto artikel 45 Wetboek van
Strafrecht)
2.
zij op of omstreeks 7 januari 2012, te of bij Oudega, (althans) in de gemeente
Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [aangever 2] (hoofdagent van politie) van het leven te beroven,
althans zwaar lichamlijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een hoge
en/of verhoogde snelheid (te weten (ongeveer) 100 km per uur) en/of zonder
snelheid te minderen en/of zonder (voldoende) uit te wijken met de door haar,
verdachte, bestuurde personenauto, op het politievoertuig (welke als blokkade
stond opgesteld), waar voornoemde [aangever 2] net was uitgestapt en/of waar die
[aangever 2] op een afstand van (ongeveer) 1.50 meter (althans op korte afstand)
naast stond, is afgereden en/of ingereden, tengevolge waarvan een aanrijding
met voornoemd politievoertuig is ontstaan en/of voornoemd politievoertuig (met
grote kracht) is verplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287 juncto artikel 45 subs. artikel 302 juncto artikel 45 Wetboek van
Strafrecht)
3.
zij op of omstreeks 7 januari 2012 te of bij Leeuwarden en/of te of bij
Wergea en/of te of bij Wartena en/of te of bij Oudega, (althans) in het
arrondissement Leeuwarden, als bestuurder van een voertuig (personenauto),
daarmee heeft gereden op een (aantal) (nader te noemen) weg(en) (gedurende een
afstand van (ongeveer) 24 km.) en toen:
- te Leeuwarden, op te kruising Aldlansdyk met de Rietgras, met een snelheid
van (ongeveer) 80 km. per uur door een rood verkeerslicht is gereden en/of
- te of bij Leeuwarden, de kruising Drachtsterweg met de Himpenserdyk, met een
snelheid van (ongeveer) 90 km. per uur is opgereden en/of
- te of bij Leeuwarden, met een snelheid van (ongeveer) 140 km. per uur, over
de Drachtsterweg heeft gereden, terwijl ter plaatse een snelheid van 100 km.
per uur is toegestaan en/of
- met een snelheid van 120 à 150 km. per uur, althans met een (aanmerkelijk)
hogere snelheid dan de toegestane 80 km. per uur, over de Wertgeasterdyk heeft
gereden en/of over het verdrijvingsvlak heeft gereden en/of (daarbij) (met
onverminderde snelheid) een auto heeft ingehaald en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 80 km. per uur naar een naast voornoemde
Wertgeasterdyk gelegen fietspad heeft gestuurd en/of op voornoemd fietspad
heeft gereden en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 100 km. per uur door de bebouwde kom van
Wergea heeft gereden, terwijl ter plaatse een snelheid van 30 km. per uur is
toegestaan en/of (daarbij) diverse fietsers heeft gepasseerd en/of terwijl er
diverse personen op de troittoirs liepen en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 170 km. per uur over de Wartenserdyk heeft
gereden, terwijl ter plaatse een snelheid van 80 km. per uur is toegestaan
en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 100 km. per uur door de bebouwde kom van
Wartena heeft gereden, terwijl ter plaatse een snelheid van 60 km. per uur is
toegestaan en/of
- met een snelheid van (ongeveer) 100 km. per uur over de It West heeft
gereden, welke weg bestaat uit klinkerverharding en/of een (aantal) bochten
en/of (aldus) terwijl er kans bestond op slipgevaar en/of
- met een snelheid van 70 à 100 km. per uur, althans met een (aanmerkelijk)
hogere snelheid dan de toegestane 30 km. per uur, door de bebouwde kom van
Oudega is gereden en/of (hierbij) een (aantal) fietser(s) heeft gepasseerd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
(Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
zij op of omstreeks 7 januari 2012, op diverse tijdstippen, te of bij
Leeuwarden en/of te of bij Wergea en/of te of bij Wartena en/of te of bij
Oudega, (althans) in het arrondissement Leeuwarden, (meermalen) als bestuurder
van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de voor het
openbaar verkeer openstaande weg(en), te weten (onder meer) de Hoornbloem
en/of Aldlansdyk en/of de Drachtsterweg en/of de Wertgeasterdyk en/of de
Wartenserdyk en/of de It West, (telkens) opzettelijk - toen één of meer zich
op/in (een) politievoertuig(en) (te weten een politiemotor en/of een
politieauto) bevindende politie-ambtenaren (te weten [naam] en/of [aangever 1]), en wel (een) opsporingsambtena(a)r(en) in de zin van artikel 141 van
het Wetboek van Strafvordering, ter controle op de naleving van de bij of
krachtens de Wegenverkeerswet gegeven voorschriften van verdachte vorderde(n)
of verdachte beval(en) het door verdachte, (telkens) bestuurde motorrijtuig te
doen stilhouden, welke vordering(en) of welk(e) bevel(en) door die
politie-ambtena(a)r(en), belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van
strafbare feiten, (telkens) werd(en) gedaan doordien deze van een aan dit/deze
politievoertuig(en) aangebrachte transparant(en), waarin de woorden "stop" of
"stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden,
gebruik maakte(n) - (telkens) niet heeft voldaan aan genoemde vordering(en) of
genoemd(e) bevel(en) gedaan door genoemde ambtena(a)r(en);
(Artikel 184 lid 1 juncto artikel 57 Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van de onder 1. ten laste gelegde poging doodslag;
- veroordeling voor de onder 1. ten laste gelegde poging zware mishandeling, de onder 2. ten laste gelegde poging doodslag, en het onder 3. en 4. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zesentwintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- ten aanzien van feit 1. en 2. oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar;
- ten aanzien van feit 3. oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht met daarbij een meldingsgebod, en indien de reclassering dat noodzakelijk acht ambulante behandeling;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] tot een bedrag van
€ 522,00 alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] tot een bedrag van
€ 522,00 alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Politie Fryslan tot een bedrag van
€ 40.819,29 alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.
Beoordeling van het bewijs
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw gemotiveerd vrijspraak bepleit. Zij voert hieromtrent aan dat verdachte geen opzet had op de dood noch op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [aangever 1], ook niet in de voorwaardelijke zin. Tevens voert de raadsvrouw gemotiveerd aan dat er geen kans bestond op zwaar lichamelijk letsel of de dood. Bij een eventuele aanrijding had [aangever 1] in zijn auto gezeten. Dat [aangever 1] het leven zou hebben gelaten bij frontale botsing met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur is volgens de raadsvrouw niet aannemelijk geworden. Ten aanzien van het mogelijk ontstaan van zwaar lichamelijk letsel refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het door de raadsvrouw aangevoerde verweer het volgende. Uit de stukken blijkt dat verdachte beïnvloed door haar angst maar één doel had, namelijk wegkomen van de politie. Om dat doel te bereiken heeft ze hard gereden, waarbij ze haar auto goed onder controle had. Niet gebleken is dat verdachte [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen in de zin van kwade opzet. De gedragingen van verdachte, het besturen van een auto tijdens een ontzegging, de snelheid van verdachte en de poging aan de politie te ontkomen, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm echter niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat verdachte ieder realiteitsbesef was verloren. Het hiervoor beschreven rijgedrag van verdachte geeft juist blijk van het tegendeel. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank dan ook voorwaardelijk opzet op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel van [aangever 1].
De rechtbank is van oordeel dat gezien de minimaal door verdachte gereden snelheid en de overige omstandigheden niet aanmerkelijk is geworden dat [aangever 1] zou zijn komen te overlijden bij een aanrijding zoals die zou zijn ontstaan als hij zich niet uit de baan van verdachte had verwijderd. De kans dat het slachtoffer in dat geval zwaar lichamelijk letsel had opgelopen, is daarentegen wel aanmerkelijk.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van aangever [aangever 1]2, inhoudende:
Ik ben politieagent van beroep en ik had gister, zaterdag 7 januari 2012, een dagdienst in team Leeuwarden. Ik hoorde over de mobilofoon van de opvallende dienstauto dat collega politieambtenaren [naam] en [naam] achter een zwarte Alfa Romeo aanzaten. Ik hoorde ze zeggen dat de bestuurster van deze auto de ons ambtshalve bekende [verdachte] betrof.
Ik reed met mijn opvallende dienstauto richting het Drachtsterplein te Leeuwarden3 in de richting van waaruit [verdachte] vandaan zou komen. Ik zag [verdachte] op het Drachtsterplein af rijden en ik zag dat ze in de meest rechter baan reed. Ik herkende haar auto en ik herkende haar zelf. Ze zat op dat moment alleen in de auto en bestuurde de auto. Omdat [verdachte] al meerdere malen een stopteken had gekregen en deze negeerde, wetende dat ze in het verleden er vandoor gaat in haar auto en hierbij ook bewust hard rijdt, besloot ik
mijn collega politieambtenaren [naam] en [naam] te helpen. Ik hoorde namelijk over de mobilofoon van collega's [naam] en [naam] dat ze [verdachte] al meerdere stoptekens hadden gegeven die ze negeerde.
Ik zag dat [verdachte] met een meer dan gemiddelde snelheid reed wat daar is toegestaan, te noemen vijftig kilometer per uur. Het is echter goed mogelijk dat er momenteel een voorlopige maatregel betreffende de snelheid is en dat de snelheid daar nu 30 km per uur is. Het verkeersplein wordt daar momenteel gereconstrueerd. Het is dan ook een gevaarlijk stuk weg wat ook wordt aangegeven met bebording en verlichting. Ik reed tegen de rijrichting in en ik zag geen verkeer op de tegemoet komende weg. Het enige wat ik zag was [verdachte] in haar zwarte Alfa Romeo.
Zoals ik vertelde, zag ik dat ze op de meest rechter rijstrook reed, wat de rijstrook betekent om rechtsaf te slaan zonder hinder te hebben van het in aanbouw zijnde nieuwe verkeersplein op het Drachtsterplein. Ik reed mijn dienstauto met de voorzijde, de neus op de helft van de meest rechter rijstrook. Ik deed dit met als doel dat [verdachte] met de breedte van haar auto niet over deze rijstrook kon rijden en gedwongen was om te stoppen. Ik koos hiervoor bewust om op deze wijze genoeg ruimte over te houden voor de middelste en meest linker rijstrook voor het Drachtsterplein, om [verdachte] daar langs mijn dienstauto te kunnen passeren en het Drachtsterplein op te rijden.
Ik zag dat [verdachte] de snelheid verhoogde. Ze kwam op het laatst namelijk sneller op mij af. In plaats van dat ze naar verwachting zou afremmen of om mij heen zou rijden, zag ik dat ze recht op de voorkant van mijn dienstauto afreed. Ik zag dat ze recht voor zich uit keek en het leek wel alsof ze een bepaalde lach op haar gezicht had. Gedurende het moment dat ze voor zich uit keek en op mij af reed, zag ik dat ze steeds maar harder ging rijden. Ik voerde de gehele tijd de optische blauwe signalen van het politievoertuig en toen [verdachte] op circa tweehonderd meter van mij was verwijderd, stond ik al met deze optische signalen op de plaats wat ik omschreef, op de meest rechter rijstrook.
Ik moest handelen in seconden en besloot de auto in de versnelling te zetten voor achteruit en ik gaf gas. Ik kon nog net achteruit rijden om een frontale aanrijding tussen [verdachte] en mijn politievoertuig te voorkomen. Volgens mij was zij mij op ongeveer 7 meter genaderd toen ik snel achteruitreed. Voor mijn gevoel had ik absoluut niet langer kunnen wachten met achteruit rijden.
Ik weet zeker dat als ik niet aan de kant was gegaan, [verdachte] mij frontaal had geraakt op de rechter voorzijde van mijn politievoertuig. Ik zag ook dat ze bewust en opzettelijk op mij in reed, omdat ze ruim om mij heen kon en zelfs kon stoppen.
2. De verklaring van verbalisant [naam], hoofdagent van politie van Politie Fryslân4, inhoudende:
Ik zag dat een opvallende politieauto, met in werking zijnde blauwe signaallampen, de weg probeerde te blokkeren ter hoogte van het Drachtsterplein. Op dit moment zijn er werkzaamheden op het Drachtsterpein. Hierdoor zijn er drie rijstroken beschikbaar voor verkeer. Ik zag dat de politieauto trachtte de baan voor rechtdoor en rechtsaf, af te blokken. Ik zag dat [verdachte] haar snelheid niet minderde. Ik zag dat de opvallende politieauto weer achteruit reed. Ik zag dat [verdachte], de opvallende politieauto maar net kon ontwijken. Ik schat dat de snelheid waarmee [verdachte] op dat moment reed, rond de 60 km/h was.
3 De verklaring van verbalisant [naam]], hoofdagent van politie van Politie Fryslân5, inhoudende:
Ondertussen was collega [aangever 1], in uniform gekleed en rijdende in een opvallende dienstauto, gereden naar het Drachtsterplein te Leeuwarden alwaar hij poogde de doorgang te blokkeren. Ik, verbalisant, zag dat het dienstvoertuig van collega [aangever 1] op de linkerrijstrook stond waarbij zijn voorzijde deels op de meest rechter rijstrook stond. Hierdoor was de doorgang op de meest rechter rijstrook geblokkeerd. Ik, verbalisant, zag dat [verdachte] met een snelheid van tenminste 80 kilometer per uur reed op de meest rechter rijstrook recht op de voorzijde van het dienstvoertuig van collega [aangever 1] af. Hier was de toegestane snelheid 50 kilometer per uur. Ik, verbalisant, zag dat collega [aangever 1] zijn dienstvoertuig enkele meters naar achteren reed vlak voor het moment dat [verdachte] hem passeerde. Indien collega [aangever 1] dit niet had gedaan had zeker een aanrijding met beide voertuigen plaatsgevonden.
4. De verklaring van verbalisant [aangever 1], hoofdagent van politie van Politie Fryslân6, inhoudende:
Ik verbalisant zag dat [verdachte] op de meest rechter rijbaan reed. Ik verbalisant reed haar tegemoet en zette de neus van mijn herkenbare politievoertuig en waarbij ik de optische blauwe lichtsignalen voerde, op haar rijbaan om haar zodanig te dwingen om te stoppen.
Ik zag dat [verdachte] vervolgens op deze rechter rijstrook bleef rijden. Ik kreeg sterk het gevoel dat [verdachte] bewust met hoge snelheid mijn voertuig wilde rammen. Ik zag dat ze ruim baan om mijn politievoertuig kon rijden gezien de overige twee rijstroken die vrij waren. Om te voorkomen dat [verdachte] mijn politievoertuig ramde, zette ik het voertuig in zijn achteruit en gaf vol gas. Ik moest deze handeling uitvoeren om een ernstige aanrijding tussen [verdachte] en mijn politievoertuig te voorkomen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde, gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat verdachte geen opzet had op de dood noch op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [aangever 2], ook niet in de voorwaardelijke zin. Tevens voert de raadsvrouw aan dat uit het proces-verbaal van de dienst Verkeersongevallenanalyse (VOA) blijkt dat mogelijk zwaar lichamelijk letsel of de dood zou zijn ontstaan bij een persoon die zich bevond in voertuig 1 of 2 of in de nabijheid van voertuig 2 of 3. De Hoge Raad heeft als eis gesteld, dat de kans op het gevolg aanmerkelijk moet zijn. Het mogelijk intreden van het gevolg is onvoldoende. Ook uit de overige processtukken blijkt volgens de raadvrouw niet dat de kans op zwaar lichamelijk lestel of de dood van [aangever 2] aanmerkelijk was.
De rechtbank is van oordeel dat bij het inrijden op een blokkade met een snelheid van 100 kilometer per uur, de kans op het overlijden van een slachtoffer aanmerkelijk is. De impact die de botsing heeft op het lichaam van een slachtoffer dat zich in de auto bevindt is dusdanig dat het de dood tot gevolg kan hebben. Uit de verklaringen blijkt dat mevrouw [aangever 2] zich ten tijde van de crash buiten de auto bevond. Tevens is gebleken dat de auto waarin zij zat door de crash over een grote afstand is verplaatst. Als mevrouw [aangever 2] door deze door de botsing in beweging gezette auto zou zijn geraakt, had dat de dood tot gevolg kunnen hebben, zo blijkt ook uit het proces-verbaal VOA.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van het door de raadsvrouw met betrekking tot de opzet van verdachte aangevoerde verweren het volgende. Uit de stukken blijkt dat verdachte beïnvloed door haar angst maar één doel had, namelijk wegkomen van de politie. Om dat doel te bereiken heeft ze hard gereden, waarbij ze haar auto goed onder controle had. Niet is gebleken dat verdachte mevrouw [aangever 2] opzettelijk wilde doden noch dat ze haar opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De gedragingen van verdachte, gas geven en inrijden op een blokkade terwijl onduidelijk is of mensen zich in de buurt van deze blokkade ophouden, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm echter niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat verdachte ieder realiteitsbesef was verloren. Het hiervoor beschreven rijgedrag van verdachte geeft juist blijk van het tegendeel.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde feit de hierna te noemen bewijsmiddelen7 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van aangeefster [aangever 2]8, inhoudende:
Ik ben als hoofdagent werkzaam bij de regiopolitie Friesland, Team Leeuwarden. Gisteren, zaterdag 07 januari 2012 was ik aan het werk. Ik had samen met mijn collega [naam] een late dienst. Zowel [naam] als ik waren in uniform gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig, een Volkswagen Touran met kenteken [nummer].
Toen we tussen Nijega en Oudega9 reden, hoorde ik dat de chef van dienst deelnam aan het mobilofoonverkeer. Ik hoorde dat hij zei dat hij toestemming gaf voor het opzetten van 'een blokkade'. Ook hoorde ik over de mobilofoon dat collega's van Team Smallingerland ter plaatse waren in Oudega en daar positie hadden ingenomen. Toen wij vlak voor Oudega reden kreeg ik via de mobilofoon te horen dat [verdachte] met hoge snelheid Oudega binnenreed. Zij kwam dus vanuit tegenovergestelde richting. Ongeveer 100 meter binnen de bebouwde kom zag ik een opvallende dienstauto staan met de optische signalen ingeschakeld. Deze dienstauto stond schuin op de weg met de neus in onze richting. Ik hoor op dat moment over de mobilofoon iemand roepen:"Collega's uit de auto!". Ik hoorde dat [naam] toen tegen mij riep: "Openhouden!". Hiermee bedoelde hij dat de blokkade open moest blijven zodat er ruimte tussen de voertuigen zou blijven. Ik ben het dienstvoertuig van Smallingerland iets voorbijgereden zodat er tussen de beide dienstvoertuigen toch nog een opening was. Op dat moment zag ik voor mij blauwe zwaailampen aankomen. De zwarte Alfa zag ik op dat moment nog niet. Mijn collega [naam] sprong vervolgens uit de auto, stak de weg over en rende naar de collega's van team Smallingerland. De collega's van Smallingerland stonden op dat moment al op een veilige plaats. Ik zat op dat moment nog in de dienstauto. Ik had mijn autogordel al wel los. Ik hoorde toen dat er iemand riep:"De blokkade dichtgooien!". Ik heb toen de dienstauto achteruitgereden om de blokkade dicht te zetten. Ik kan niet vertellen hoeveel afstand er tussen de beide dienstvoertuigen was. Wel weet ik dat de dienstauto waarin ik reed eveneens schuin op de weg stond met de neus in de richting van de berm en de achterzijde naar de neus van het dienstvoertuig van Team Smallingerland. Ook de dienstauto waarin ik reed had op dat moment de optische signalen ingeschakeld staan. Toen ik nog aan het achteruit rijden was zag ik de zwarte Alfa Romeo met hoge snelheid op mij afkomen. Ik ben toen zo snel mogelijk uit de dienstauto gesprongen. Op het moment dat ik buiten de auto stond hoorde ik dat de bestuurder gas bij gaf. Ik hoorde namelijk dat het toerental van de betreffende auto omhoog ging. Ook zag ik dat de neus van die Alfa Romeo nog iets omhoog kwam. Wat er toen gebeurde is bijna niet te beschrijven. Het ging allemaal heel snel in een fractie van een seconde. Volgens mij ben ik impulsief nog een stap naar achteren gegaan. Toen hoorde ik een enorme klap en zag een zwarte massa vlak langs mij heen gaan. Ik stond op dat moment in de berm volgens mij op nog geen 1.50 meter van de dienstauto.
De bestuurster van de zwarte Alfa Romeo heeft volgens mij constant de keuze gehad om te stoppen. Ook waren de dienstvoertuigen die de blokkade vormden heel goed zichtbaar. Het was nog licht en van beide voertuigen waren de optische signalen ingeschakeld.
2. De verklaring van getuige [naam]10, inhoudende:
De tijd tussen dat de politie auto's neer gezet werden en dat de zwarte auto eraan kwam rijden was heel erg kort, misschien maar tien seconden.
3. De verklaring van getuige [naam]11, inhoudende:
Ik kreeg de indruk dat de bestuurder van deze Alfa Romeo in plaats van gas terug te nemen juist harder ging rijden. Ik hoorde dit aan het geluid van de auto. Ik zag dat een politievrouw nog net uit de auto kon springen vlak voor de aanrijding.
4. De verklaring van verbalisant [naam], hoofdagent van politie van Politie Fryslân12, inhoudende:
Ik hoorde dat er collega's met opvallende politievoertuigen een verkeersremmende maatregel was genomen. Ik hoorde dat deze blokkade in Oudega zou staan. Ik zag dat wij de bebouwde kom van Oudega inreden. Ik zag dat de snelheid waarmee [verdachte] in de bebouwde kom reed ongeveer 70 km/h was. De maximale snelheid in Oudega is 30 km/h, aangegeven middels bord Al. Ik zag dat er ongeveer 200 meter verder twee opvallende politieauto's stonden. Ik zag dat de blauwe signaallampen van de beide voertuigen in werking waren. Ik zag dat de snelheid waarmee [verdachte] de politievoertuigen naderde niet afnam. Ik zag dat [verdachte] met opzet in reed op de beide voertuigen. Ik heb geen remlichten van het voertuig van [verdachte] gezien. Ik zag dat [verdachte] haar voertuig stuurde tussen de beide voertuigen. Ik zag dat er een aanrijding ontstond tussen de beide politievoertuigen en [verdachte]. Ik zag dat er één politievoertuig door de lucht vloog en dat deze terecht kwam in de sloot. Ik zag dat het voertuig van [verdachte] doorrolde over de weg, langs de berm en dat deze ongeveer 80 meter verder tot stilstand kwam.
5. De verklaring van verbalisant [naam], hoofdagent van politie van Politie Fryslân13, inhoudende:
Op het moment dat [verdachte] Oudega binnen reed, zonder snelheid te minderen, reed zij minstens een snelheid van 100 kilometer per uur. Ik, verbalisant, zag dat [verdachte] geen vaart minderde. Op het moment dat [verdachte] de Sanbuorren te Oudega opreed, zag ik over een afstand van ongeveer 200 meter twee dienstauto's midden op de weg staan met de blauwe zwaailampen aan. Ik, verbalisant, zag dat [verdachte] doorreed zonder te stoppen. Ik, verbalisant, zag op een gegeven moment op een afstand van ongeveer 100 meter voor mij, een dikke rookwolk en een dienstauto rechts van de weg de lucht in vliegen.
6. De verklaring van verbalisant [aangever 1], hoofdagent van politie van Politie Fryslân14, inhoudende:
Ik verbalisant zag dat de snelheid van [verdachte] en mijn voertuig gelijk waren. Op ongeveer 200 tot 300 meter in de verte zag ik twee politievoertuigen een blok vormen door met de neus over de gehele wegbreedte naar elkaar toe te staan. Ik zag dat [verdachte] vervolgens hard wegreed op de blokkade af. Ik verbalisant reed op dat moment circa 60 km/u en ik gaf via het mobilofoonkanaal door dat [verdachte] hard op de blokkade af reed. Ik riep nog: 'blokkade uit het voertuig, uit het voertuig, ze rijdt er dwars door heen'. Dit gevoel werd versterkt door de eerdere handeling bij het Drachtsterplein in Leeuwarden alwaar ze ook hard op mijn politievoertuig afreed. Gezien het feit dat [verdachte] uitliep en gas gaf voor mij, met mijn gevoerde snelheid, schat ik haar snelheid zeker op 100 km/u. Dit kon ik goed schatten omdat dit gedurende de achtervolging meerdere malen voor is gekomen. Ik zag vervolgens dat [verdachte] de blokkade van politievoertuigen ramde. Ik zag dat het linker politievoertuig op de rechter voorkant werd geraakt en ik zag dat het rechter politievoertuig op de linker voorkant werd geraakt. Ik zag dat het rechter voertuig los kwam van de grond met vier wielen en honderd tachtig graden draaide en met de neus in de sloot terecht kwam. Ik zag dat [verdachte] door schoot en ik zag het voertuig ongeveer 100 meter verderop tot stilstand kwam.
7. De verklaring van verbalisanten [namen]15, inhoudende:
Voertuig 1: Alfa Romeo 159 JTD met kenteken [nummer].
Voertuig 2: Volkswagen Touran met het kenteken [nummer].
Voertuig 3: Volkswagen Touran met het kenteken [nummer].
Wij, verbalisanten, zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch moet worden gezocht in het, door de bestuurster van de Alfa Romeo, kennelijk
opzettelijk veroorzaken van het ongeval.
Tevens zijn wij, verbalisanten, van mening dat de bestuurder van de Alfa Romeo zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt.
Indien in voertuig 1 en/of voertuig 2 personen hadden gezeten, was mogelijk zwaar lichamelijk letsel of dood ontstaan. Voertuigen 2 en 3 zijn door de aanrijding met grote kracht verplaatst. Indien iemand op dat moment nabij voertuig 2 of 3 had gestaan en was geraakt door voertuig 2 of 3 zou tevens mogelijk lichamelijk letsel of dood kunnen ontstaan.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte opgenomen in het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL 2012002810-22, d.d. 8 januari 2012;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL 2012002810-13, d.d. 7 januari 2012, inhoudende de verklaring van [naam];
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL 2012002810-6, d.d. 7 januari 2012, inhoudende de verklaring van [naam];
4. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL 2012002810-3, d.d. 7 januari 2012, inhoudende de verklaring van [aangever 1].
De rechtbank past met betrekking tot het onder 4. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2012;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL 2012002810-13, d.d. 7 januari 2012, inhoudende de verklaring van [naam];
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL 2012002810-3, d.d. 7 januari 2012, inhoudende de verklaring van [aangever 1].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de onder 1. ten laste gelegde poging zware mishandeling de onder 2. ten laste gelegde poging doodslag en het onder 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 7 januari 2012, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1], hoofdagent van politie zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een verhoogde snelheid, te weten ongeveer 60 km per uur en zonder snelheid te minderen en zonder voldoende uit te wijken met de door haar, verdachte, bestuurde personenauto, op het politievoertuig welke als blokkade stond opgesteld en werd bestuurd door voornoemde [aangever 1] is afgereden welk politievoertuig voorzien was van optische blauwe lichtsignalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
zij op 7 januari 2012, te Oudega, in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 2], hoofdagent van politie van het leven te beroven, met dat opzet met een hoge snelheid, te weten ongeveer 100 km per uur, en zonder snelheid te minderen en zonder uit te wijken met de door haar, verdachte, bestuurde personenauto, op het politievoertuig welke als blokkade stond opgesteld, waar voornoemde [aangever 2] net was uitgestapt en waar die [aangever 2] op een afstand van ongeveer 1.50 meter naast stond, is afgereden en ingereden, tengevolge waarvan een aanrijding met voornoemd politievoertuig is ontstaan en voornoemd politievoertuig met grote kracht is verplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
zij op 7 januari 2012 te Leeuwarden en te Wergea en te Wartena en te Oudega, in het arrondissement Leeuwarden, als bestuurder van een voertuig, personenauto, daarmee heeft gereden op een aantal nader te noemen wegen gedurende een afstand van ongeveer 24 kilometer en toen:
- te Leeuwarden, op te kruising Aldlansdyk met de Rietgras, met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur door een rood verkeerslicht is gereden en
- te Leeuwarden, de kruising Drachtsterweg met de Himpenserdyk, met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur is opgereden en
- te Leeuwarden, met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur, over de Drachtsterweg heeft gereden, terwijl ter plaatse een snelheid van 100 kilometer per uur is toegestaan en
- met een snelheid van 120 à 150 kilometer per uur over de Wergeasterdyk heeft gereden en over het verdrijvingsvlak heeft gereden en daarbij met onverminderde snelheid een auto heeft ingehaald en
- met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur naar een naast voornoemde Wergeasterdyk gelegen fietspad heeft gestuurd en op voornoemd fietspad heeft gereden en
- met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur door de bebouwde kom van Wergea heeft gereden, terwijl ter plaatse een snelheid van 30 kilometer per uur is toegestaan en daarbij diverse fietsers heeft gepasseerd en terwijl er diverse personen op de trottoirs liepen en
- met een snelheid van ongeveer 170 kilometer per uur over de Wartenserdyk heeft gereden, terwijl ter plaatse een snelheid van 80 kilometer per uur is toegestaan en
- met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur door de bebouwde kom van Wartena heeft gereden, terwijl ter plaatse een snelheid van 60 kilometer per uur is toegestaan en
- met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur over It West heeft gereden, welke weg bestaat uit klinkerverharding en een aantal bochten en aldus terwijl er kans bestond op slipgevaar en
- met een snelheid van 70 à 100 kilometer per uur, althans met een aanmerkelijk hogere snelheid dan de toegestane 30 kilometer per uur, door de bebouwde kom van Oudega is gereden en hierbij een aantal fietsers heeft gepasseerd,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd;
4.
zij op 7 januari 2012, op diverse tijdstippen, te Leeuwarden en te Wergea en te Wartena en te Oudega, in het arrondissement Leeuwarden, meermalen als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, te weten onder meer de Hoornbloem en Aldlansdyk en de Drachtsterweg en de Wergeasterdyk en de Wartenserdyk en de It West, telkens opzettelijk - toen meer zich op/in politievoertuigen te weten een politiemotor en een politieauto bevindende politie-ambtenaren te weten [naam] en [aangever 1], en wel opsporingsambtenaren in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven voorschriften van verdachte vorderden of verdachte bevalen het door verdachte, bestuurde motorrijtuig te doen stilhouden, welke vorderingen of welke bevelen door die politie-ambtenaren, belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, telkens werden gedaan doordien deze van een aan deze politievoertuigen aangebrachte transparanten, waarin de woorden "stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden, gebruik maakten - telkens niet heeft voldaan aan genoemde vorderingen of genoemde bevelen gedaan door genoemde ambtenaren;
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
De misdrijven:
1. Poging zware mishandeling.
2. Poging tot doodslag.
4. Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, meermalen gepleegd.
De overtreding:
3. Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie, het reclasseringsadvies en de psychologische en psychiatrische rapportages pro justitia;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan het op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feit van rijden zonder rijbewijs te hebben schuldig gemaakt, welke zaak derhalve hiermee is afgedaan;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en een poging tot zware mishandeling alsmede verkeersgevaarlijk rijgedrag, het negeren van een stopteken en rijden zonder rijbewijs.
Verdachte heeft daarbij het overige verkeer in groot gevaar bracht. Uiteindelijk heeft het rijgedrag van verdachte geresulteerd in een bijna crash en een daadwerkelijke crash met grote materiële schade. De betrokken politieagenten zijn aan de dood of zwaar lichamelijk letsel ontsnapt en ondervinden tot op heden de (psychische) gevolgen van verdachtes gedrag. Het was verdachtes keuze die dag zonder rijbewijs de weg op te gaan en opnieuw te gaan rijden nadat zij door politiemensen op haar gedrag was aangesproken. Als uitgangspunt past bij dergelijk gedrag een gevangenisstraf van langere duur. Daar staat tegenover dat verdachte nauwelijks een strafverleden heeft. Bovendien blijkt er bij verdachte sprake te zijn van een ernstige psychiatrische problematiek die haar, in de visie van de rapporterende psycholoog en psychiater, verminderd toerekeningsvatbaar maakt. Verdachte heeft zich bovendien bereid getoond deel te nemen aan een, bij haar problematiek passende, behandeling. Onder die omstandigheden acht de rechtbank een minder forse straf dan de officier van justitie heeft geëist op zijn plaats. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 20 maanden waarvan 8 voorwaardelijk met enkele bijzondere voorwaarden zoals hierna beschreven, passend en geboden. Daarnaast zal een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd voor in totaal drie jaren.
Benadeelde partijen
[aangever 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[aangever 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Politie Fryslân heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van de door Politie Fryslân geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank gaat ervan uit dat de Politie Fryslân normaliter haar politieauto's all risk verzekerd heeft en derhalve de schade van de verzekeraar vergoed krijgt. Het is aan de verzekeraar om vervolgens te besluiten of er regres wordt genomen op verdachte. Het is de rechtbank, ook na uitleg van de gemachtigde van de Politie Fryslân, niet duidelijk geworden waarom deze gang van zaken in deze zaak anders zal zijn. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering van de Politie Fryslân niet ontvankelijk is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 62, 184, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde en de artikelen 5, 177, 179, 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart niet bewezen de onder 1. ten laste gelegde poging doodslag en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de onder 1. ten laste gelegde poging zware mishandeling, de onder 2. ten laste gelegde poging doodslag en het onder 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake de onder 1. 2. en 4. ten laste gelegde misdrijven tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot acht maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat zij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen haar te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling, in verband met haar psychische problematiek.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feiten 1. en 2. voorts Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van twee jaar.
Ten aanzien van de onder 3. ten laste gelegde overtreding
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van één jaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1], [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 522,00 (zegge: vijfhonderd en tweeëntwintig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 522,00 (zegge: vijfhonderd en tweeëntwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2], [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 522,00 (zegge: vijfhonderd en tweeëntwintig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 522,00 (zegge: vijfhonderd en tweeëntwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij Politie Fryslân niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. H.H.J. Harmeijer, rechters, bijgestaan door M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2012.
Mr. Harmeijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012002810, gesloten op 6 februari 2012.
2 Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1], d.d. 8 januari 2012, pagina 15.
3 De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Leeuwarden is gelegen in de gemeente Leeuwarden.
4 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2012, pagina 39.
5 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2012, pagina 43.
6 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2012, pagina 49.
7 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2012002810, gesloten op 6 februari 2012.
8 Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2], d.d. 8 januari 2012, pagina 18.
9 De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Oudega is gelegen in de gemeente Smallingerland.
10 Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam], d.d. 7 januari 2012, pagina 29.
11 Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam], d.d. 11 januari 2012, pagina 35.
12 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2012, pagina 39.
13 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2012, pagina 43.
14 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 januari 2012, pagina 49.
15 Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, d.d. 25 januari 2012, pagina 62.