ECLI:NL:RBLEE:2012:BW6426

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/2634
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot niet-uitbetaling subsidie op grond van de Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 24 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser [X] en het college van gedeputeerde staten van Fryslân. Eiser had een subsidieaanvraag ingediend op basis van de Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer (SNL). Het college had op 10 februari 2010 de subsidieaanvraag goedgekeurd, maar op 1 juli 2011 meegedeeld dat de subsidie niet zou worden uitbetaald omdat eiser geen betaalverzoek had ingediend. Het college verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze beslissing niet-ontvankelijk, wat eiser aanvocht.

De rechtbank oordeelde dat de mededeling van het college op 1 juli 2011 wel degelijk als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden aangemerkt, omdat het gericht was op rechtsgevolg. De rechtbank stelde vast dat eiser door een vergissing in de Gecombineerde Opgave (GO) 2010 geen betaalverzoek had gedaan, maar dat deze vergissing hersteld kon worden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het college en droeg het college op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak.

De rechtbank oordeelde verder dat het college niet benadeeld zou worden door het herstellen van de fout van eiser, aangezien het subsidiebedrag al gereserveerd was. Eiser werd in het gelijk gesteld, en het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 134,20. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2634
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2012 in de zaak tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiser (hierna: [X]),
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder (hierna: het college),
gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels, werkzaam bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Procesverloop
Bij brief van 1 juli 2011 heeft het college [X] meegedeeld dat de aan hem op grond van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer toegekende subsidie voor het beheerjaar 2010 niet wordt uitbetaald, omdat hij hiervoor geen betaalverzoek in de Gecombineerde Opgave (GO) 2010 heeft gedaan.
Bij besluit van 22 september 2011 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van [X] tegen de weigering de subsidie uit te betalen niet-ontvankelijk verklaard.
[X] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2012, waarbij [X] in persoon is verschenen en het college zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de rechtbank de navolgende, vaststaande feiten en omstandigheden.
[X] heeft op 11 januari 2010 een aanvraag om subsidie in verband met agrarisch natuur- en landschapsbeheer ingevolge de Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer (SNL) bij het college ingediend.
Bij besluit van 10 februari 2010 heeft het college de subsidieaanvraag van [X] goedgekeurd. In dit besluit heeft het college onder meer aangegeven dat in de SNL jaarlijks via de GO om uitbetaling van de subsidie verzocht dient te worden. De subsidie wordt betaald aan degene die op de peildatum (15 mei) van het beheerjaar het gebruiksrecht heeft over de beheereenheid.
Op 25 april 2010 heeft [X] de GO 2010 bij het college ingediend.
Bij brief van 1 juli 2011 heeft het college, naar aanleiding van de door [X] ingediende GO 2010, aan [X] meegedeeld dat de subsidie over 2010 niet wordt uitbetaald, omdat hij geen betaalverzoek in de GO 2010 heeft gedaan.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van [X] niet-ontvankelijk verklaard, omdat er door [X] geen aanvraag tot betaling van de subsidie (betaalverzoek) is ingediend en de brief van 1 juli 2011 om die reden als een informatieve brief dient te worden beschouwd.
2. In het onderhavige geval dient beoordeeld te worden of het college het bezwaarschrift van [X] terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
3. [X] merkt op dat de aanvraag om subsidie in het kader van de SNL goedgekeurd is door het college. In de brief van 1 juli 2011 heeft het college aangegeven dat niet wordt uitbetaald, omdat geen betaalverzoek is gedaan. Naar de mening van [X] kan de berichtgeving dat niet voldaan wordt aan de voorwaarden en niet tot uitbetaling wordt overgegaan niet anders worden gezien dan als een beschikking, gericht op rechtsgevolg. Immers, dit besluit kent een beoordelingsgrond op basis waarvan een veranderende rechtssituatie ontstaat. Verder wijst [X] erop dat hij bij het invullen van de GO 2010 een vergissing heeft gemaakt door bij de aanvraag uitbetaling SNL het hokje 'nee' aan te kruisen. Naar de mening van [X] kan deze vergissing hersteld worden doordat hij in bezwaar alsnog heeft verzocht om uitbetaling.
4. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat uit artikel 19 van de Verordening (EG) nr. 73/2009, artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1122/2009, het tweede lid van artikel 4 en artikel 8 van Verordening (EG) nr.1975/2006 en eveneens uit artikel 4.1.2.5 jo. artikel 4.1.1.6, tweede lid, van de SNL volgt dat er jaarlijks een aanvraag ingediend moet worden waarmee de beheerder aangeeft dat hij in aanmerking wil komen voor uitbetaling van de subsidie. [X] heeft geen aanvraag ingediend voor uitbetaling van de subsidie in de GO 2010. Omdat er geen aanvraag is ingediend, is de brief van 1 juli 2011 geen besluit maar een informatieve brief, aldus het college. Immers, er kan alleen een besluit genomen worden indien er sprake is van een aanvraag.
5. Allereerst zal de rechtbank beoordelen of het schrijven van 1 juli 2011 van het college aangemerkt dient te worden als een besluit in de zin van de Awb.
6. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
In de toelichting van dit artikel wordt aangegeven dat met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld: een handeling gericht op rechtsgevolg. Daarmee is bedoeld dat de beslissing gericht moet zijn op rechtsgevolgen die ontstaan in de verhouding van het bestuursorgaan tot een of meer anderen.
7. De rechtbank stelt vast dat [X] naar aanleiding van zijn ingediende GO 2010 een brief van 1 juli 2011 van het college heeft ontvangen, waarin vermeld is dat [X] voor het beheerjaar 2010 geen subsidie voor zijn beheereenheid/beheereenheden krijgt, omdat hij geen betaalverzoek heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is deze brief op rechtsgevolg gericht, te weten de mededeling dat [X] voor het beheerjaar 2010 geen subsidie uitbetaald krijgt. Hieruit volgt dat het college het bezwaarschrift van [X] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Deze grond van [X] slaagt.
Derhalve komt de rechtbank aan een inhoudelijke behandeling toe.
8. [X] betoogt dat in het bezwaarschrift expliciet aan het college verzocht is om alsnog tot uitbetaling over te gaan. Dit omdat abusievelijk een verkeerd kruisje is geplaatst in de GO over 2010. Verder heeft [X] het college verzocht de mogelijkheid te onderzoeken of er een hardheidsclausule kan worden toegepast.
9. Het college stelt zich op het standpunt dat uit artikel 4, derde lid, van EG-verordening nr. 1975/2006 volgt dat een steunaanvraag te allen tijde na de indiening ervan mag worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend. Het college voert het beleid dat uit de aanvraag zelf moet blijken dat er sprake is van een kennelijke fout. Naar de mening van het college maakt het feit dat [X] een goedkeuringsbeschikking heeft ontvangen nog niet dat het niet doen van een betaalverzoek een kennelijke vergissing is. Een landbouwer kan er namelijk bewust voor kiezen om af te zien van een betaalverzoek. Met betrekking tot het in de bezwaarfase gedane verzoek om uitbetaling heeft het college in het verweerschrift opgemerkt dat hierop beslist zal worden.
10. Ingevolge artikel 7:11 van de Awb vindt op grondslag van het bezwaar een heroverweging plaats van het bestreden besluit. Hierin ligt besloten dat een gemaakte fout hersteld kan worden. De rechtbank ziet in hetgeen door de gemachtigde van het college is gesteld met betrekking tot de Europese regelgeving geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, omdat uit deze regelgeving op zich niet voortvloeit dat een eenmaal gemaakte fout niet kan worden hersteld door een betrokkene. In gevallen als het onderhavige, waarin op de GO 2010 een onjuist hokje is aangekruist met als gevolg een besluit, dat de subsidie niet zal worden uitbetaald, heeft degene die aanspraak maakt op deze subsidie, teneinde de onherroepelijkheid van dit besluit te voorkomen, geen andere keus dan via een bezwaarschrift dit door hem niet gewenste rechtsgevolg te bestrijden. Voorts acht de rechtbank van belang dat het college niet wordt geschaad in zijn belang door het herstellen van de fout van [X] in de bezwaarfase, aangezien het college het bedrag aan subsidie reeds had gereserveerd en geoormerkt en er in dit geval geen sprake is van een subsidieplafond. Ook deze grond van [X] slaagt.
11. Gelet op de voorgaande overwegingen is het beroep van [X] gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Gelet op de aard van het geschil en het ontbreken van het inzicht of aan de overige subsidievoorwaarden door [X] is voldaan, ziet de rechtbank geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met de opdracht aan het college om opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van [X], met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
12. De rechtbank veroordeelt het college in de door [X] gemaakte proceskosten (reiskosten en verletkosten). Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 134,20.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 152 aan [X] te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van [X] tot een bedrag van € 134,20, te betalen aan [X].
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2012.
w.g. griffier
w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.