ECLI:NL:RBLEE:2012:BX1133

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885367-11 VON
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en poging zware mishandeling tijdens uitgaansgeweld in Franeker

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 6 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en een poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 10 januari 2010 in Franeker, waar de verdachte betrokken was bij vechtpartijen tussen twee groepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een van de initiatiefnemers was van het geweld. Tijdens de tweede vechtpartij heeft de verdachte een jongen een duw gegeven, waardoor deze over een brugleuning viel en op het ijs terechtkwam. Dit had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de lange duur van de procedure, die 2,5 jaar heeft geduurd voordat de zaak op zitting kwam. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank van oordeel was dat de benadeelde partij zelf ook een aandeel had in de vechtpartij. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard, maar heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat niet duidelijk was wie verantwoordelijk was voor het letsel van de benadeelde partij.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat de kans op overlijden door de val op het ijs als onwaarschijnlijk werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte echter wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van poging tot zware mishandeling, omdat de kans op zwaar lichamelijk letsel door de duw aanzienlijk was. De uitspraak benadrukt de ernst van uitgaansgeweld en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885367-11
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 juli 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 22 juni 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Hertogs, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2010 te Franeker, (althans) in de gemeente
Franekeradeel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg,
A. de Vijverstraat en/of de Sjaardemastraat (ter hoogte van café "De Bogt van
Guné"), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of een of meerdere ander(e) perso(o)n(en),
welk geweld bestond uit stompen en/of slaan en/of trappen en/of schoppen tegen
het hoofd en/of een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam van die
[slachtoffer 1] en/of die een of meerdere andere perso(o)n(en), en/of
B. de Sjaardemastraat (op/of bij de parkeerterrein aldaar (ter hoogte van waar
voorheen de Plus Supermarkt was gevestigd)), in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meerdere ander(e)
perso(o)n(en), welk geweld bestond uit
- het stompen en/of slaan en/of trappen en/of schoppen tegen het hoofd en/of
een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam van die [slachtoffer 1]
en/of
- het stompen en/of slaan en/of trappen en/of schoppen tegen het lichaam van
die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meerdere ander(e) perso(o)n(en);
(artikel 141 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 10 januari 2010 te Franeker, (althans) in de gemeente
Franekeradeel, (op een (bij een parkeerterrein aan of bij de Sjaardemastraat
gelegen) brug) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] van die/een brug heeft geduwd/gegooid, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] naar beneden is gevallen en (vervolgens) op het onder en/of bij die
brug gelegen ijs is gevallen en/of terechtgekomen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 ivm artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 10 januari 2010 te Franeker, (althans) gemeente
Franekeradeel, (op een (bij een parkeerterrein aan of bij de Sjaardemastraat
gelegen) brug) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] van die/een brug heeft
geduwd/gegooid, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] naar beneden is gevallen
en (vervolgens) op het onder en/of bij die brug gelegen ijs is gevallen en/of
terechtgekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(artikel 302 lid 1 ivm artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van
en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 10 januari 2010 te Franeker, (althans) in de gemeente
Franekeradeel, (op een (bij een parkeerterrein aan of bij de Sjaardemastraat
gelegen) brug )opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]),
van die/een brug heeft geduwd/gegooid, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2]
naar beneden is gevallen en (vervolgens) op het onder en/of bij die brug
gelegen ijs is gevallen en/of terechtgekomen, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht).
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 2. primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. en 2. subsidiair ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 535,00 met daarbij de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.
Beoordeling van het bewijs
Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde voert de raadsvrouw aan dat het onder a. omschreven schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] niet kan worden bewezen. Ook de rechtbank oordeelt dat er te weinig bewijs is voor het bij café De Bogt van Guné schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] en spreekt verdachte daarvan vrij.
Met betrekking tot het onder b. ten laste gelegde, voert de raadsvrouw aan dat [slachtoffer 1] tegen het hoofd is geschopt door [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] maakte geen deel uit van de groep van verdachte, maar kwam aanlopen. Het schoppen tegen het hoofd kan volgens de raadsvrouw derhalve niet aan verdachte worden toegerekend.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Om verdachte te kunnen veroordelen voor openlijke geweldpleging moet komen vast te staan dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. Uit de verklaringen van getuigen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] blijkt dat de persoon die op de grond lag, [slachtoffer 1] was. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verklaren dat [medeverdachte 2] iemand heeft geschopt, die op de grond lag. Nu uit het dossier niet blijkt dat er een andere persoon op de grond is gevallen op de parkeerplaats bij de Sjaardemastraat, stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] de persoon moet zijn geweest die is geschopt door [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] is zich met de ruzie gaan bemoeien. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij dacht dat [medeverdachte 2] hen kwam helpen. Er was een grote groep vechtende mensen. Dergelijke opstootjes trekken zeker in het uitgaansleven veel aandacht. Verdachte heeft, door zich niet af te zonderen van de vechtpartij, willens en wetens de bewuste kans aanvaard dat derden zich met de ruzie zouden gaan bemoeien en geweld zouden gebruiken om de groep waartoe verdachte behoorde te helpen. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzet op de nauwe en bewuste samenwerking had. Verdachte heeft zelf een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd door diverse personen te slaan. Hij moet worden gezien als één van de initiatiefnemers van het geweld. De rechtbank oordeelt dat de openlijke geweldpleging zoals deze ten laste is gelegd, met inbegrip van het schoppen, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van verdachte2, inhoudende:
Ik zag dat de groepen buiten verder gingen met vechten. Ik zag dat er over en weer geslagen werd. Ik ben toen ook naar buiten gegaan om te gaan helpen. Ik heb me aangesloten bij de jongens die ik kende. Buiten stond iedereen op elkaar in te slaan. Het was glad buiten en iedereen viel op de grond. Buiten kreeg ik meteen al een klap. Ik moest me wel verdedigen, dat gold ook voor de rest. Ik heb misschien in totaal wel 5 klappen gehad. Ik heb zelf misschien ook 5 of 6 klappen uitgedeeld. Ik heb verschillende personen geslagen. Ik heb alleen maar jongens geslagen, er waren ook twee meisjes bij. Ik weet niet meer waar ik de jongens heb geraakt bij het slaan. Ik sloeg hard en opzettelijk. Ik ken niemand die ik heb geslagen. Ik heb er niet op gelet wat mijn maten deden, ik heb ze natuurlijk wel zien slaan.
Ik zag de groep naar de parkeerplaats van de oude Plus supermarkt liep. Wij liepen achter hen aan. Ik denk omdat iedereen nog kwaad was. We wilden gaan kijken wat ze wilden. Ik was samen met [naam 1], [medeverdachte 1], [naam 2] en [naam 3]. Eén van de jongens uit de andere groep riep wat tegen ons, ik weet niet meer wat het was dat hij riep. Wij renden toen naar de groep toe. Zij waren toen inmiddels net voor het bruggetje aldaar. Naast de Plus werd er toen wat heen en weer geduwd en er vielen weer wat klappen. Het was eigenlijk weer een vervolg van wat er was gebeurd voor de Bogt van Gunee. [medeverdachte 1] was er bij het bruggetje wel bij, daar heeft hij ook gevochten.
Ik heb iemand op de grond zien liggen. Ik zag de mij bekende [medeverdachte 2] uit Franeker aan komen rennen. Ik zag dat hij deze jongen schopte toen deze op de grond lag. Hij schopte volgens mij 1 keer. Volgens mij werd de jongen daarbij in zijn nek of op zijn hoofd geraakt.
2. De verklaring van aangever [slachtoffer 1]3, inhoudende:
Ik ben op zondag 10 januari 2010 op de Sjaardemastraat, te Franeker, binnen de gemeente Franekeradeel, mishandeld. We zijn gaan stappen in een kroeg genaamd "de Bogt van Gunee". Toen we buiten waren kwam de groep jongens ook naar buiten. Er kwam een jongen op mij aflopen, die later [verdachte] bleek te zijn. Ik heb dit van mijn vriendin gehoord. [verdachte] begon mij plotseling te slaan. Hij sloeg richting mijn gezicht, hij raakte me ook daadwerkelijk op mijn gezicht. Ik weet niet meer precies waar.
Toen we bij de parkeerplaats naast de oude Plus supermarkt aan de Sjaardemastraat waren kwam de groep waardoor ik eerder geslagen was achter ons aan. Ze begonnen te schreeuwen. Ik ben er op af gelopen om het verhaal aan te horen. Ik kreeg echter gelijk een klap tegen mijn hoofd aan. Ik weet niet door wie dat gebeurde. Ik raakte door deze klap direct buiten westen.
3. De verklaring van getuige [slachtoffer 3]4, inhoudende:
Wij liepen richting de supermarkt de Plus. Toen we aldaar bijna bij een bruggetje kwamen, hoorde ik lawaai. Ik zag toen ineens een grote groep de hoek omkomen. Dat waren dezelfde mensen waar wij eerst ruzie mee hadden en nog meer. Ik zag toen dat mijn broer, [slachtoffer 1], weer werd geslagen, ik weet niet door wie, maar het was een donkergekleurde jongen. Volgens mij waren er in totaal twee donkergekleurde jongens bij de ruzie betrokken. Ik zag dat mijn broer kwam te vallen. Ik heb gezien dat hij op de grond nog werd geschopt, ik weet niet precies door wie. Ik zag dat [slachtoffer 4] probeerde hem te beschermen en hem af te schermen.
Toen ik weg wilde lopen werd ik van achteren geschopt en geslagen.
4. De verklaring van getuige [slachtoffer 4]5, inhoudende:
Eenmaal buiten zag ik dat de groep van [naam 4] door diezelfde deur naar buiten kwam. We stonden dus allemaal tegelijk buiten. [verdachte], mogelijk een vriend van [naam 4] begon weer met ruzie maken. Hij sloeg [slachtoffer 1] met gebalde vuist in het gezicht. Iedereen begon weer te duwen en te trekken. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 1], ook een vriend van [naam 4], naar [slachtoffer 1] toe liepen en terwijl hij op de grond lag hem sloegen. Er was nog iemand bij maar wie dat was weet ik niet. [slachtoffer 1] kwam weer overeind ik zag dat ze hem bleven slaan. Ineens werd het weer rustig en zijn wij met z'n allen naar de overkant van de kroeg gelopen. Wij liepen in de richting van de oude plusmarkt. Toen wij aan de zijkant van het oude gebouw waren zagen wij dat diezelfde groep ([verdachte], [medeverdachte 1], [naam 5], [naam 6], [naam 4], [naam 1] of [naam], en ene [naam 7] uit Harlingen) achter ons aan liepen. [slachtoffer 1] is naar die groep toegelopen omdat ze weer tegen ons aan het schelden waren. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] weer met opzet een klap met gebalde vuist in het gezicht gaf. Ik zag dat [slachtoffer 1] meteen op de grond viel en niet meer bewoog. Ik ben bij [slachtoffer 1] zijn hoofd gaan zitten om te voorkomen dat [slachtoffer 1] nog meer klappen en schoppen tegen zijn hoofd kreeg. Ik heb ook nog een aantal schoppen tegen mijn rug en arm gekregen.
Met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde voert de raadsvrouw het volgende aan. De verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, is onjuist op papier gekomen. De verklaring moet als volgt worden uitgelegd: verdachte kreeg een duw en strekte in een reactie daarop zijn armen uit om een eventuele val op te vangen. Daarbij kwam hij tegen [slachtoffer 2] aan. Daarmee ontbreekt bij verdachte de opzet op de duw en moet verdachte worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dat de uitleg die de raadsvrouw aan de verklaring van verdachte geeft, geen steun vindt in het proces-verbaal. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 2] een duw heeft gegeven waardoor deze over de brugleuning is gevallen. [medeverdachte 1] ontkent te hebben gezien dat verdachte gelijk voorafgaand aan de duw zelf werd geduwd. Ook de overige getuigen verklaren daar niet over. De enige getuige die ziet dat verdachte een duw krijgt, is [naam 1]. Deze getuige stelt dat verdachte en duw kreeg van een jongen en als reactie deze jongen een duw terug gaf. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat verdachte een duw heeft gekregen, zijn armen heeft gestrekt om zijn val te breken en daarmee valt tegen de persoon die geduwd heeft. Nu de uitleg van de raadsvrouw geen steun vindt in het proces-verbaal oordeelt de rechtbank dat verdachte opzettelijk een duw heeft gegeven aan [slachtoffer 2].
Subsidiair voert de raadsvrouw aan dat verdachte geen opzet had op de dood dan wel het zwaar lichamelijk letsel van verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geduwd. [slachtoffer 2] is daardoor over de brugleuning gevallen. Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting een foto overgelegd waarop te zien is dat de brugleuning bij hem tot heuphoogte komt. Daarbij verklaarde verdachte dat [slachtoffer 2] langer is dan hij. De rechtbank maakt daaruit op dat de brugleuning bij [slachtoffer 2] ook ongeveer tot zijn heupen komt. Bij een dergelijke lage brugleuning is de kans aanmerkelijk dat iemand die een duw krijgt over de brugleuning valt. Door [slachtoffer 2] met twee handen een duw te geven in de richting van de brugleuning, heeft verdachte willens en wetens de bewuste kans aanvaard dat die [slachtoffer 2] achterover over de brugleuning heen zou vallen op het ijs. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat persoon overlijdt door een val van een hoogte van twee meter op een harde ijsvloer. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van de onder 1. primair ten laste gelegde poging doodslag.
De algemene ervaring leert dat een val op het ijs regelmatig tot botbreuken leidt. Zeker nu [slachtoffer 2] door de duw van verdachte achterover over een brugleuning op het ijs terecht is gekomen, was het risico op het intreden van zwaar lichamelijk letsel hoog. Door [slachtoffer 2] een duw te geven heeft verdachte willens en wetens de bewuste kans aanvaard dat die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht de onder 2. subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde de hierna te noemen bewijsmiddelen6 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De verklaring van verdachte7, inhoudende:
Op 10 januari 2010 liep ik in Franeker naar de brug bij het parkeerterrein aan de Sjaardemastraat. Toen ik op de brug was kreeg ik van achteren een duw. Als reactie deed ik mijn handen vooruit om mij op te vangen. Daarbij raakte ik [slachtoffer 2], die ook op de brug stond. Hij kwam op de brugleuning terecht en wilde zich daaraan vasthouden, maar dat lukte niet en die [slachtoffer 2] viel over de brugleuning op het ijs. De brugleuning is erg laag, dus er hoeft niet veel te gebeuren, wil iemand daar overheen vallen.
2. De verklaring van aangever [slachtoffer 2]8, inhoudende:
Op zondag 10 januari 2010 was ik op de Sjaardemastraat, te Franeker, binnen de gemeente Franekeradeel. Ik zag toen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] voor me stonden. Opeens lag ik onderaan de brug op het ijs. Het ging allemaal zo snel, misschien ben ik ook nog wel geslagen maar dat weet ik niet zeker. Ik denk dat [medeverdachte 1] en [verdachte] mij over de brug hebben gegooid, maar dat weet ik niet zeker. Ik ben in ieder geval opzettelijk van de brug gegooid. Ik heb wel even op het ijs gelegen.
Ik ben van ongeveer 1.5 á 2 meter naar beneden gevallen en op het ijs terecht gekomen. Volgens mij is het wel 2 meter. Gelukkig ben ik niet door het ijs gezakt. Ik heb een behoorlijke klap gemaakt, ik ben ook even blijven liggen. Ik had pijn aan mijn hoofd. Ook had ik wat last van mijn rug.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. en 2. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 januari 2010 te Franeker, in de gemeente Franekeradeel, met anderen, op of aan de openbare weg,
A.
de Sjaardemastraat ter hoogte van café "De Bogt van Guné", openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en meerdere andere personen, welk geweld bestond uit slaan tegen het hoofd en een of meerdere andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en die meerdere andere personen, en
B.
de Sjaardemastraat op/of bij de parkeerterrein aldaar ter hoogte van waar
voorheen de Plus Supermarkt was gevestigd, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit
- het slaan en schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1]
en
- het slaan en schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4].
2. Subsidiair
hij op 10 januari 2010 te Franeker, gemeente Franekeradeel, op een bij een parkeerterrein aan of bij de Sjaardemastraat gelegen brug ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] van die brug heeft geduwd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] naar beneden is gevallen en vervolgens op het onder die brug gelegen ijs is terechtgekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
2. Subsidiair Poging tot zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
- het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en een poging tot zware mishandeling. Er was sprake van uitgaansgeweld, een vorm van geweld die veel ergernis en onrust in de samenleving veroorzaakt. Uit meerdere verklaringen blijkt dat verdachte een van de initiatiefnemers tot het gebruik van geweld was. De rechtbank neemt dat de verdachte zeer kwalijk. Daar komt bij dat het niet de eerste keer was dat verdachte met politie en justitie in aanraking kwam. Daar staat tegenover dat verdachte na het plegen van onderhavige feiten enkele keren werd veroordeeld voor strafbare feiten, die ook gezamenlijk op één zitting hadden kunnen worden behandeld. Via de weg van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal daarmee, in het voordeel van verdachte, rekening worden gehouden. Verder is het de rechtbank opgevallen dat het onwenselijk lang heeft geduurd voor de strafbare feiten werden aangebracht op een strafzitting. De officier van justitie heeft ter zitting verklaard dat de reden daarvoor was gelegen in de niet op elkaar aansluitende werking van administratieve systemen bij het openbaar ministerie. De rechtbank acht dat geen plausibele rechtvaardiging voor een tijdsverloop van circa 2,5 jaar. Dat is temeer het geval nu dergelijke vertragingen zich al vele jaren voordoen en het openbaar ministerie lang de tijd heeft gehad een oplossing voor deze blijkbaar hardnekkige problemen van de IT systemen te vinden. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat in veel sterkere mate rekening houden met het tijdsverloop dan de officier van justitie in zijn requisitoir aangaf. Het openbaar ministerie ging daarbij overigens uit van een strafvermindering met 20 uren.
Verdachte heeft na verloop van 2,5 jaar, zo lijkt het, zijn leven een andere wending gegeven. Hij heeft een vriendin en werk. Bovendien verwacht de partner van verdachte op korte termijn een kind. Heeft geeft geen pas na zo lange tijd verdachte nog eens te confronteren, zoals de officier van justitie vorderde, met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende zal de rechtbank volstaan met een werkstraf van 150 uren.
Benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert nu uit het dossier is gebleken dat de benadeelde partij zelf een aanmerkelijk aandeel heeft gehad in de vechtpartij en onvoldoende duidelijk is geworden wie het letsel heeft veroorzaakt. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] kan namelijk worden afgeleid dat hij ook een ander dan verdachte en zijn medeverdachten verantwoordelijk houdt voor zijn letsel. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 45, 57, 63, 141, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 2. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 2. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 150 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2012.
Mr. Van Capelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.