ECLI:NL:RBLEE:2012:BX8411

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/1947
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering evenementenvergunning voor circusvoorstellingen in Leeuwarden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 6 september 2012 uitspraak gedaan over het verzoek van Stichting Circus Renaissance om een evenementenvergunning voor circusvoorstellingen op het Fryslânplein in Leeuwarden. De burgemeester van Leeuwarden had op 13 april 2012 de aanvraag van de stichting afgewezen, met als reden dat er een groot aantal aanvragen voor circusvoorstellingen was ingediend en de keuze niet op de stichting was gevallen. De stichting heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 30 augustus 2012 heeft de voorzieningenrechter de feiten en omstandigheden besproken. De stichting stelde dat er toezeggingen waren gedaan door ambtenaren van de gemeente, waardoor zij had vertrouwd op de mogelijkheid om de circusvoorstellingen te organiseren. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester discretionaire bevoegdheid heeft om evenementenvergunningen te verlenen en dat deze bevoegdheid onderhevig is aan beleidsregels die de openbare orde en veiligheid waarborgen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester in dit geval conform het beleid heeft gehandeld door de vergunning te weigeren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het algemeen belang van de openbare orde en veiligheid zwaarder weegt dan de belangen van de stichting. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de stichting zonder vergunning een overeenkomst met Albert Heijn had gesloten en dat de financiële belangen van de stichting niet voldoende zwaarwegend waren om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen rechtsmiddel tegen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1947
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 september 2012 in de zaak tussen
de stichting Stichting Circus Renaissance, gevestigd te Dordrecht, verzoekster,
(gemachtigde: W.D.F. Schildt),
en
de burgemeester van de gemeente Leeuwarden, verweerder,
(gemachtigden: M. Weber en A. Alberda, beiden werkzaam bij verweerders gemeente).
Procesverloop
Bij besluit van 13 april 2012 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een evenementenvergunning ten behoeve van houden van circusvoorstellingen op het Fryslânplein te Leeuwarden in de periode van 10 tot en met 16 september 2012 afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Zij heeft verder de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2012. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. In juli 2011 heeft verzoekster bij verweerder gemeld dat zij in het najaar van 2012 in Leeuwarden circusvoorstellingen wil geven. Bij brief van 31 januari 2012 heeft verweerder verzoekster bericht dat er in principe toestemming wordt verleend voor het houden van circusvoorstellingen in juni of juli 2012 en dat verzoekster daarvoor een formele aanvraag kan indienen. Daarop heeft verzoekster op 9 februari 2012 een aanvraag voor een evenementenvergunning ingediend voor de periode van 10 september tot en met 16 september 2012. Bij besluit van 13 april 2012 heeft verweerder de gevraagde evenementenvergunning geweigerd. Verweerder heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat er een groot aantal aanmeldingen voor circusvoorstellingen bij de gemeente is ingediend en dat de keuze niet op verzoekster is gevallen.
3. Verzoekster voert aan dat haar door een medewerkster van het Klantencontactcentrum van de gemeente, mevrouw Buwalda, ten tijde van de melding in juli 2011 is toegezegd dat zij in het najaar van 2012 circusvoorstellingen zou kunnen geven in Leeuwarden. Verder is de in de aanvraag genoemde periode van 10 tot en met 16 september 2012 gekozen in overleg met een ambtenaar van de gemeente, de heer Huizinga. Op grond daarvan heeft verzoekster haar tourschema vastgesteld en heeft zij een overeenkomst afgesloten met Albert Heijn. Volgens verzoekster zijn er inmiddels ruim 3.500 toegangskaarten verstrekt aan klanten en personeel van Albert Heijn. Verzoekster stelt forse schade te lijden als zij niet mag spelen in Leeuwarden in de aangevraagde periode.
4. Ingevolge artikel 2:25, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden (APV) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Ingevolge artikel 1:8 van de APV kan de vergunning door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu.
4.1. Volgens vaste jurisprudentie strekt het in de APV neergelegde vergunningenstelsel ter bescherming van specifiek genoemde belangen en kan de evenementenvergunning alleen geweigerd worden op één van de in artikel 1:8 van de APV genoemde gronden. Gelet op dit beoordelingskader heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet kunnen volstaan met de enkele overweging dat het, gezien het grote aantal aanmeldingen en de aspecten die daarbij komen kijken, een hele organisatie is om voor 2012 een keuze te maken uit de circusvoorstellingen en dat voor het speelseizoen 2012 de keuze niet op verzoekster is gevallen. Dit betekent dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd.
4.2. De voorzieningenrechter ziet in de gebrekkige motivering van het bestreden besluit echter geen aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter het volgende in aanmerking.
4.2.1. In de eerste plaats acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat verweerder het motiveringsgebrek nog kan herstellen in de nog te nemen beslissing op bezwaar. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de bevoegdheid van verweerder tot verlening van een evenementenvergunning een discretionaire bevoegdheid is, waarbij aan hem een ruime mate van beleidsvrijheid toekomt. De invulling van die beleidsvrijheid wordt terughoudend getoetst. Verweerder heeft de wijze waarop hij de bevoegdheid tot verlening van evenementenvergunningen toepast onder meer vastgelegd in de "Beleidsregel circussen". In deze beleidsregel staat dat per kalenderjaar maximaal 3 vergunningen voor circussen worden verleend, één per categorie, te weten een groot circus, een klein circus en een kerstcircus. Het komt de voorzieningenrechter aannemelijk voor dat het beleid bijdraagt aan de bescherming van de openbare orde en veiligheid. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat de achtergrond van het beleid is dat een gemeente als Leeuwarden in een kalenderjaar te maken heeft met vele evenementen en dat niet alle verzoeken om evenementen te houden met het oog op de openbare orde en veiligheid kunnen worden gehonoreerd, onder meer vanwege de beperkte capaciteit van de politie. Daarom is gekozen voor een maximum aantal van 3 circussen per jaar. Niet in geschil is dat verweerder conform dit beleid heeft gehandeld. Verweerder heeft verder ter zitting uiteengezet dat aan de hand van het beleid, een totaaloverzicht van de aangemelde evenementen en de beschikbare politie-inzet een planning wordt gemaakt van de verschillende evenementen. Daarbij is voor het najaar van 2012 de keuze niet op verzoekster gevallen. Uit het voorgaande blijkt dat de weigering van de evenementenvergunning kan worden gerelateerd aan de weigeringsgronden van artikel 1:8 van de APV, namelijk de belangen van de openbare orde en veiligheid. Wel is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder dit punt in zijn besluit op bezwaar nader moet motiveren en inzichtelijk moet maken. Met name zal verweerder inzichtelijk moeten maken op grond van welke maatstaven een keuze wordt gemaakt tussen de verschillende (concurrerende) aanmeldingen van evenementen. Zoals hierboven overwogen verwacht de voorzieningenrechter dat verweerder hierin zal slagen.
4.2.2. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat het algemeen belang van de openbare orde en veiligheid in dit geval zwaarder moet wegen dan het belang van verzoekster bij het doorgaan van de circusvoorstellingen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat vaststaat dat verweerder voor dezelfde locatie en dezelfde periode een evenementenvergunning heeft verleend aan een ander circus, te weten circus Amara. De voorzieningenrechter heeft geen zicht op de gevolgen die het toewijzen van een voorlopige voorziening zoals door verzoekster gewenst voor de openbare orde en veiligheid heeft. Voor zover verzoekster stelt dat twee circussen gelijktijdig op de vergunde locatie kunnen staan zonder dat de openbare orde en veiligheid in het geding zijn, merkt de voorzieningenrechter op dat verweerder dit ter zitting gemotiveerd heeft betwist en erop heeft gewezen dat het organiseren van twee circussen op hetzelfde tijdstip en dezelfde locatie met het oog op de openbare orde niet gewenst is vanwege het feit dat sprake is van verschillende (grote) bezoekersstromen. Verder acht de voorzieningenrechter de (financiële) belangen van verzoekster bij het doorgaan van de circusvoorstellingen niet zodanig zwaarwegend dat op grond hiervan een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Voor zover verzoekster heeft aangevoerd dat zij met Albert Heijn een overeenkomst heeft gesloten en dat er al 3.500 kaartjes zijn verkocht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit voor rekening en risico van verzoekster moet blijven. Verzoekster heeft namelijk zonder in bezit te zijn van een evenementenvergunning een overeenkomst met Albert Heijn afgesloten en heeft ter zitting verklaard na het weigeringsbesluit zonder voorbehoud en zonder Albert Heijn daarover te informeren te zijn doorgegaan met de uitvoering daarvan. Haar stelling dat zij haar tourschema en de overeenkomst met Albert Heijn heeft vastgesteld na toezeggingen van ambtenaren, heeft verzoekster niet nader, aan de hand van concrete en verifieerbare gegevens, onderbouwd. Zelfs indien wordt aangenomen dat de betrokken ambtenaren, zoals verzoekster stelt, aan haar te kennen heeft gegeven dat zij in september 2012 in Leeuwarden circusvoorstellingen zou kunnen houden - hetgeen verweerder betwist - kan het beroep op het vertrouwensbeginsen niet slagen, omdat verzoekster wist of kon weten dat het niet aan de ambtenaren maar aan de burgemeester is om daarover te beslissen. Bovendien heeft verweerder verzoekster bij brief van 31 januari 2012 bericht dat zij circusvoorstellingen in juni of juli 2012 mag houden. Tot slot betrekt de voorzieningenrechter in zijn afweging dat aan de belangen van verzoekster in dit geval geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend dat het bestreden besluit reeds van 13 april 2012 dateert en dat verzoekster pas op 24 augustus 2012 een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend.
5. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Hoekstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2012.
w.g. T. Hoekstra
w.g. P.G. Wijtsma
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.