RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/2922
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 oktober 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf,
gevestigd te Wolvega,
eiser (hierna: het college),
gemachtigde: mr. J. van Weperen, werkzaam bij de gemeente Weststellingwerf,
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW),
verweerder (hierna: de minister),
gemachtigde: mr. R. Kurvink, werkzaam bij het ministerie van OCW.
Bij brief van 18 oktober 2011 heeft de minister het college mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de terugvordering van de subsidie op grond van de Regeling stimulering aanpassing huisvesting brede scholen 2009 (de Regeling). Tegen dit besluit heeft het college beroep aangetekend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 13 juni 2012. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door K. Renkema. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
1.1. Het college heeft op 11 juni 2009 een aanvraag ingediend bij de minister om een stimuleringsbijdrage ter grootte van € 115.667,67 voor het project Brede school Lindewijk. De minister heeft bij besluit van 29 september 2009 een subsidiebedrag van € 115.668,00 aan het college toegekend en uitbetaald op grond van de Regeling.
1.2. Volgens de planning van het college zou de school in 2010 worden opgeleverd en in gebruik worden genomen. Het project heeft echter vertraging opgelopen waardoor de oplevering en ingebruikname van de school pas op 1 augustus 2011 hebben plaatsgevonden.
1.3. Bij brief van 20 april 2011 heeft de minister het college op de hoogte gesteld van haar voornemen de verstrekte subsidie terug te vorderen omdat niet is voldaan aan de Regeling. Het college heeft tegen dat voornemen een zienswijze ingediend. Bij besluit van 21 juni 2011 heeft de minister de toegekende subsidie van het college teruggevorderd. Het college heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
1.4. Bij het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van het college ongegrond verklaard.
2.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de minister de toegekende subsidie ten onrechte heeft ingetrokken en teruggevorderd. Het bestreden besluit is dan ook ondeugdelijk gemotiveerd. Het college stelt in de eerste plaats dat voldaan is aan de subsidievoorwaarden van de Regeling. Er is ondanks de latere oplevering nog steeds sprake van 'bestaande huisvesting' zoals omschreven in artikel 1 van de Regeling, omdat ten tijde van de aanvraag de oplevering van de school gepland stond voor 2010. Dat door vertraging in de besluitvorming de school pas in 2011 is opgeleverd, kan achteraf niet leiden tot de conclusie dat niet is voldaan aan de subsidievoorwaarden. Bovendien is in artikel 10, derde lid, van de Regeling bepaald dat het project waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend uiterlijk 31 december 2011 zal zijn afgerond, aan welke voorwaarde is voldaan. De minister heeft voorts ten onrechte geen belangenafweging gemaakt tussen het belang van de terugvordering en het belang van het college bij een adequate inzet van de financiële middelen voor onderwijshuisvesting.
2.2. De minister heeft aangegeven dat in het bestreden besluit voldoende is gemotiveerd dat niet is voldaan aan de voorwaarde van de Regeling dat subsidie slechts wordt verstrekt voor bestaande huisvesting. Artikel 1 van de Regeling bepaalt dat daarvan sprake is als het een reeds gebouwd gebouw betreft, dan wel als een gebouw waarvan de realisatie al zover is gevorderd dat de oplevering of ingebruikname in 2009 of 2010 zal plaatsvinden. Als een gemeente kort voor of na publicatie van de Regeling al bezig was met de nieuwbouw van een schoolgebouw, dan is het wel mogelijk die nieuwbouwplannen uit te breiden met een aanpassing, gericht op multifunctionaliteit. In die situatie moet het schoolgebouw wel in 2009 of 2010 in gebruik worden genomen of worden opgeleverd. De aanpassingen gericht op multifunctionaliteit moeten vervolgens uiterlijk op 31 december 2011 zijn gerealiseerd. De aanvraag van het college is gehonoreerd omdat is aangegeven dat het gebouw, inclusief aanpassing(en), in 2010 in gebruik wordt genomen. Het college heeft niet aan deze condities voldaan, zodat het toegekende bedrag terecht is teruggevorderd. Voor een nadere belangenafweging is geen plaats, aldus de minister.
3.1. Ingevolge artikel 1 van de Regeling wordt in deze regeling verstaan onder:
(…)
– project:
activiteit in de vorm van een aanpassing aan bestaande huisvesting van een brede school waardoor deze meer multifunctioneel wordt;
– aanpassing:
ingreep in de bestaande huisvesting van een brede school waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor multifunctioneel gebruik en waarbij het gebouw voor verschillende doeleinden en door verschillende doelgroepen te gebruiken is;
– bestaande huisvesting:
reeds gebouwd, alsmede een gebouw waarvan de realisatie al zover gevorderd is dat oplevering of ingebruikneming in 2009 of 2010 zal plaatsvinden.
Ingevolge artikel 2 van de Regeling kan de minister aan gemeenten een specifieke uitkering verstrekken voor de stimulering van de aanpassing van de huisvesting van brede scholen waardoor gebouwen gerealiseerd worden die voor verschillende doeleinden en door verschillende doelgroepen kunnen worden gebruikt (multifunctioneel gebruik).
Ingevolge artikel 10, derde lid, van de Regeling is aan de specifieke uitkering de verplichting verbonden dat het project waarvoor de specifeke uitkering wordt verleend uiterlijk 31 december 2011 zal zijn afgerond.
Ingevolge artikel 13 van de Regeling zijn de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Awb van overeenkomstige toepassing.
3.2. Ingevolge artikel 4:48, eerste lid, onder b, van de Awb kan het bestuursorgaan zolang de subsidie niet is vastgesteld de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Ingevolge artikel 4:57, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan onverschuldigde subsidiebedragen terugvorderen.
4.1. Aan de orde is de vraag of de minister in redelijkheid de subsidie ad € 115.668,00 heeft ingetrokken en teruggevorderd.
4.2. Vast staat dat de aanpassing van het schoolgebouw waarvoor subsidie is verleend op 1 augustus 2011 in gebruik is genomen en is opgeleverd. Met de minister is de rechtbank van oordeel dat eiser daardoor niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de Regeling. Deze dienen zo te worden uitgelegd dat het (aangepaste) gebouw in 2009 of 2010 zal worden opgeleverd of in gebruik zal worden genomen (de definitie van bestaande huisvesting), en dat het project - de aanpassingen gericht op multifunctionaliteit - uiterlijk op 31 december 2011 moet zijn gerealiseerd. Het betoog van het college dat bepalend zou zijn dat ten tijde van de aanvraag (nog) sprake was van een (geplande) oplevering van het schoolgebouw in 2010 berust derhalve op een onjuiste lezing van de Regeling. Dat de oplevering eerst in 2011 heeft plaatsgevonden, is een omstandigheid die voor rekening en risico van het college dient te komen. Ter zitting is namens de minister in dit kader toegelicht dat aanvragen van andere subsidieaanvragers op voorhand zijn afgewezen als bleek dat er onvoldoende zekerheid was dat het (aangepaste) schoolgebouw in 2010 zou worden opgeleverd.
4.3. De rechtbank oordeelt dan ook dat het college niet aan de subsidieverplichting heeft voldaan en dat de minister op grond van artikel 4:48 van de Awb bevoegd was de verstrekte subsidie in te trekken en op grond van het bepaalde in artikel 4:57, eerste lid, van de Awb terug te vorderen. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan zij van de intrekking dan wel terugvordering had moeten afzien. De rechtbank oordeelt dan ook dat de minister in redelijkheid de toegekende subsidie ad € 115.668,00 heeft ingetrokken en teruggevorderd. Het beroep van het college zal ongegrond worden verklaard.
5. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en door mrs. E.M. Visser en H. Pieffers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.Hoekstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2012.
w.g. T.Hoekstra
w.g. P.G. Wijtsma
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.