In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het in bezit hebben van in totaal 110 kinderpornografische afbeeldingen. De tenlastelegging omvatte zes specifieke afbeeldingen, waarvan de rechtbank twee afbeeldingen niet bewezen achtte, omdat uit de beschrijving niet bleek dat de ontblote geslachtsdelen of borsten zichtbaar waren. Hierdoor sprak de rechtbank de verdachte vrij van het bezit van deze twee afbeeldingen. Van de overige 104 afbeeldingen ontbrak een nadere beschrijving in het dossier, waardoor de rechtbank ook hier niet kon vaststellen dat deze voldeden aan de tenlastelegging. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld voor het in bezit hebben van vier kinderpornografische afbeeldingen, waarvoor hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand kreeg opgelegd. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, die bijna twee jaar bedroeg. De rechtbank benadrukte de ernst van het bezit van kinderpornografie en de impact op de betrokken kinderen, maar nam ook de omstandigheden van de verdachte in overweging, zoals zijn blanco strafblad en het relatief kleine aantal afbeeldingen. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke straf om de verdachte te ontmoedigen in de toekomst soortgelijke strafbare feiten te plegen. Daarnaast werden de in beslag genomen harddisks onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet.