ECLI:NL:RBLIM:2013:4786

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
04/850352-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • E.H.A.F.M. Krol
  • A.J. Hazen
  • E.W.A. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval op tankstation en poging tot zware mishandeling met bedreiging

Op 13 augustus 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder poging tot overval op een tankstation en poging tot zware mishandeling. De verdachte, geboren te [geboortegegevens] en thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G.J.J.G. Stevens - Waltmans. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 juli 2013, na eerdere zittingen op 7 februari en 3 mei 2013. De tenlastelegging omvatte onder andere het dreigen met geweld tegen meerdere slachtoffers en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een van hen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 27 oktober 2012 te Echt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft geprobeerd een tankstation te overvallen door met een mes te dreigen. Daarnaast werd vastgesteld dat hij op 23 september 2012 in Weert, terwijl het slachtoffer op de grond lag, meermalen heeft geschopt en geslagen, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank achtte de poging tot overval en de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, gezien de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte door een persoonlijkheidsstoornis en verslaving aan alcohol en drugs. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en stelde voorwaarden voor de terbeschikkingstelling om de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 04/850352-12
Datum uitspraak : 13 augustus 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, Keulsebaan 530 te Roermond.
Raadsvrouw is mr. G.J.J.G. Stevens - Waltmans, advocaat te Roermond.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de inhoudelijke behandeling op de terechtzitting
van 30 juli 2013. De zaak is tevens op 7 februari 2013 en 3 mei 2013 (niet inhoudelijk) behandeld op de zitting van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken te Roermond.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht terzake dat:
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2012 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of sigaretten, geheel of ten dele toebehorende aan Shell Tankstation, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld heeft bestaan in:
  • het tonen van een mes, in elk geval een scherp voorwerp, aan genoemde [slachtoffer 1] en/of
  • het met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, maken van een stekende
beweging in de richting van deze [slachtoffer 1] en/of
- het op dreigende toon tegen deze [slachtoffer 1] zeggen: ‘geef me al je geld of ik
steek je kapot’
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 september 2012 in de gemeente Weert, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet deze [slachtoffer 2] - terwijl deze op de grond lag - (meermalen) heeft geschopt, en/of genoemde [slachtoffer 2] heeft geschopt, waardoor deze van de trap is gevallen en/of voornoemde [slachtoffer 2] (meermalen) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 23 september 2012 in de gemeente Weert [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: ‘Ik maak je dood.’ en/of dat hij een mes zou pakken en deze [slachtoffer 2] dood zou steken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een aantal pakjes sigaretten (merk JPS), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Gulf tankstation, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen[slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
  • het op dreigende toon tegen deze [slachtoffer 3] zeggen : ‘Dit is een overval.’ en/of
  • het richten van een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op, althans tonen van dit vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan genoemde [slachtoffer 3] en/of
- het op dreigende toon tegen voornoemde [slachtoffer 3] zeggen: ‘Doe de kassa
open;’
5.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
  • het op dreigende toon tegen deze [slachtoffer 4] zeggen dat hij zijn beurs op de grond moest gooien en/of
  • het tonen van een vuurwapen, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
aan voornoemde [slachtoffer 4].
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de negende regel van het tenlastegelegde feit 1 zijn weggevallen de woorden ‘en/of bedreiging met geweld’. Deze kennelijke misslag is door de rechtbank in de weergave van de tenlastelegging verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Voor het bewijs terzake het onder 2 tenlastegelegde feit acht de officier van justitie redengevend de aangifte van [slachtoffer 2], de medische verklaring, de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting. Naar de mening van de officier van justitie kan het door verdachte toegepaste geweld zeer wel tot zwaar lichamelijk letsel leiden. Verdachte heeft tevens ter terechtzitting verklaard dat hij beseft dat een door hem uitgedeelde schop/klap, mede gelet op zijn forse/krachtige postuur, hard kan aankomen.
Ten aanzien van de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde feiten. Zij heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij heeft de raadsvrouw gewezen op het relatief geringe letsel dat [slachtoffer 2] heeft opgelopen, te weten een dikke teen en een blauwe balzak. Voorts zegt het forse/krachtige postuur van verdachte niets over de kracht waarmee verdachte heeft geschopt en geslagen.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1] Feit 1
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 1]; [2]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 30 juli 2013.
Feit 2
Op 17 oktober 2012 deed [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) aangifte terzake mishandeling. Op zondag 23 september 2012, omstreeks 21:45 uur, bevond [slachtoffer 2] zich in de woning aan de[adres], in de gemeente Weert. Verdachte kwam op dat moment, onder invloed van alcohol en drugs, de woning binnen. [slachtoffer 2] zag dat verdachte erg boos werd omdat [slachtoffer 2] hem meedeelde dat er niet gekookt was. Daarop begon verdachte te schelden. [slachtoffer 2] draaide zich om en liep weg. Vervolgens schopte verdachte [slachtoffer 2] tweemaal tegen de rug, hetgeen hevige pijn deed. [slachtoffer 2] viel daardoor op de grond. Toen [slachtoffer 2] opstond kreeg hij een vuist tegen zijn gezicht, ten gevolge waarvan hij hevige pijn ondervond en wederom op de grond viel. [slachtoffer 2] stond op en rende naar de trappenhal. Voordat [slachtoffer 2] naar beneden kon lopen, schopte verdachte hem tegen de rug, waardoor hij enorme pijn voelde en van de trappen viel. Terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag, schopte verdachte hem tegen het hoofd. Daarna schopte verdachte [slachtoffer 2] nog meerdere malen tegen het lichaam. Dit deed heel veel pijn. [3]
Op 25 september 2012 werd [slachtoffer 2] medisch onderzocht. Uit dit medisch onderzoek bleek dat de dikke linkerteen en de balzak van [slachtoffer 2] blauw waren. [4]
Ter terechtzitting heeft de rechtbank waargenomen dat het postuur van verdachte als krachtig/fors is aan te merken. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 september 2012 kwaad was op [slachtoffer 2], omdat deze, terwijl dat wel de afspraak was, niet voor hem had gekookt. Verdachte heeft erkend dat hij onder invloed van alcohol en cocaïne [slachtoffer 2] heeft geslagen en meerdere malen heeft geschopt. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat het zou kunnen dat hij [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geschopt. [6]
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] - terwijl deze op de grond lag - meermalen heeft geschopt, (onder meer tegen het hoofd) en [slachtoffer 2] heeft geschopt waardoor deze van de trap is gevallen en [slachtoffer 2] heeft geslagen
.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of het handelen van verdachte een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel oplevert. Voor een bewezenverklaring terzake poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel is opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel vereist. De rechtbank acht geen bewijs aanwezig dat verdachte ‘bloot’ opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel had; uit niets blijkt dat verdachte tijdens de ruzie met [slachtoffer 2] daarop uit was.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte wel voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gehad. Verdachte heeft tijdens een ruzie met [slachtoffer 2] hem geslagen tegen het gezicht en hem verschillende keren tegen de rug geschopt, tengevolge waarvan [slachtoffer 2] hevige pijn ervoer en van de trap afviel. Terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag, schopte verdachte hem meerdere malen, onder meer tegen diens hoofd. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte klaarblijkelijk in staat was om [slachtoffer 2] met zodanig harde kracht te schoppen en te slaan dat [slachtoffer 2] op de grond viel en dat verdachte daarna met zodanig harde kracht schopte dat [slachtoffer 2] van de trap viel. Voorts neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte een krachtig/fors postuur heeft, dat hij in een staat van, in woorden van de rechtbank, agressieve opwinding verkeerde en dat hij onder invloed was van alcohol en cocaïne, zoals verdachte zelf ter zitting verklaard heeft.
Tevens overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel is van het menselijk lichaam en dat het schoppen daartegen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 2], het medisch onderzoek, de door de rechtbank gedane waarneming ter terechtzitting en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gepoogd heeft om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Feit 3
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 2]; [7]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 30 juli 2013.
Feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank geen wettig bewijs voorhanden waaruit de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit blijkt. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het tenlastegelegde.
Feit 5
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank geen wettig bewijs voorhanden waaruit de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit blijkt. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het tenlastegelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 27 oktober 2012 te Echt, in de gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en sigaretten, toebehorende aan Shell Tankstation, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
  • het tonen van een mes aan genoemde [slachtoffer 1] en
  • het met een mes maken van een stekende beweging in de richting van deze [slachtoffer 1] en
  • het op dreigende toon tegen deze [slachtoffer 1] zeggen: ‘geef me al je geld of ik
steek je kapot’
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 23 september 2012 in de gemeente Weert, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet deze [slachtoffer 2] - terwijl deze op de grond lag - meermalen heeft geschopt en genoemde [slachtoffer 2] heeft geschopt, waardoor deze van de trap is gevallen en voornoemde [slachtoffer 2] meermalen heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 23 september 2012 in de gemeente Weert [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: ‘Ik maak je dood.’ en dat hij een mes zou pakken en deze [slachtoffer 2] dood zou steken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
ten aanzien van feit 2:
poging zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, in voortgezette handeling gepleegd met feit 2.

5.De strafbaarheid van verdachte

Naar aanleiding van de feiten 1 en 2 is door psycholoog M.M. van der Veer en psychiater J.R. Nijdam een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. Van der Veer en Nijdam hebben op 28 januari 2013 respectievelijk 16 februari 2013 gerapporteerd en geconcludeerd dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De deskundigen komen tot deze conclusie op basis van een bij verdachte aanwezige persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en antisociale kenmerken, een intelligentie op zwakbegaafd niveau en een bestaande afhankelijkheid en misbruik van alcohol en cocaïne.
De rechtbank verenigt zich met genoemde conclusie en is daarom van oordeel dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in verminderde mate. De rechtbank gaat ervan uit dat de door de deskundigen bevonden persoonlijkheidsproblematiek ook speelde ten tijde van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Dit feit is weliswaar niet in het onderzoek van de deskundigen betrokken, maar de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte is chronisch en zal, zo acht de rechtbank aannemelijk, ook verdachte parten hebben gespeeld bij het onder 3 bewezenverklaarde feit. Daarbij betrekt de rechtbank tevens dat dit feit zich in voortgezette handeling met het onder 2 bewezenverklaarde feit heeft afgespeeld. Ook ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit zal de rechtbank derhalve uitgaan van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Nu overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid geheel opheft, acht de rechtbank verdachte strafbaar.

6.De oplegging van straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Deze maatregel dient, aldus de officier van justitie, ervoor te zorgen dat de maatschappij langdurig beschermd wordt tegen verdachte. In het verleden is gebleken dat de door de gedragsdeskundigen voorgestelde maatregel, te weten terbeschikkingstelling met voorwaarden, niet het gewenste effect heeft gesorteerd. Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de veelvuldigheid van de voorafgegane veroordelingen wegens misdrijven, is de officier van justitie van mening dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging thans nog als enige juiste afdoeningsmodaliteit heeft te gelden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat volstaan dient te worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur, zodat verdachte aansluitend aan zijn detentie terecht zou kunnen voor een intramurale behandeling bij de Woenselse Poort te Eindhoven. De raadsvrouw heeft zich geschaard achter de door de gedragsdeskundigen voorgestelde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Deze maatregel is naar de mening van de raadsvrouw meer passend dan de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, waarbij zij onder andere heeft gewezen op het feit dat verdachte zich ten tijde van de vorige maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden nimmer schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft, terwijl hij onder invloed van alcohol en cocaïne verkeerde, op 27 oktober 2012 getracht om een tankstation te overvallen, waarbij verdachte door middel van het dreigen met een mes en het uiten van dreigende woorden heeft geprobeerd om van de verkoopmedewerkster geld en sigaretten te krijgen. In het oog hierbij springt het ogenschijnlijke gemak waarmee verdachte overgaat tot het plegen van een overval. Verdachte had geen geld meer om cocaïne te kopen. Dit heeft hem doen besluiten om een keukenmes uit de keuken van zijn vriend te pakken, op de fiets te springen en - overigens zonder vermomming - naar het tankstation te fietsen.
Een dergelijke overval heeft te gelden als een zeer ernstig misdrijf en slachtoffers kunnen - naar de ervaring leert - nog lang last houden van de psychische gevolgen van een dergelijk misdrijf. Verder heeft het handelen van verdachte bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Voorts heeft verdachte, wederom onder invloed van alcohol en cocaïne, op 23 september 2012 gepoogd om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem, terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag - meermalen te schoppen, onder andere tegen het hoofd en hem te slaan. Verdachte schopte [slachtoffer 2] tevens met een zodanige kracht dat deze van de trap viel. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer 2] een dikke linkerteen en een blauwe balzak opgelopen. Gedurende en vlak na de geweldshandelingen heeft verdachte [slachtoffer 2] met de dood bedreigd door [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen dat hij hem dood zou maken en dat hij een mes zou pakken en [slachtoffer 2] dood zou steken. Aanleiding voor deze explosie van fysiek en verbaal geweld was volgens verdachte dat [slachtoffer 2] niet gekookt had voor verdachte, terwijl dit wel de afspraak was.
Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 2]. De rechtbank acht het zeer zorgwekkend dat voor verdachte een geringe aanleiding kennelijk al voldoende reden is voor vergaand fysiek en verbaal agressief gedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten en het belang van normbevestiging oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen.
In strafverzwarende zin neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte vele malen eerder door een strafrechter is veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen, zodat gesproken kan worden van een crimineel gedragspatroon. Verdachte heeft aangetoond over een zeer gebrekkig normbesef en empathisch vermogen te beschikken. Bij zijn handelen laat verdachte zich enkel leiden door zijn zucht naar alcohol en cocaïne; verdachte geeft er telkens blijk van geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van een ander.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. Zij zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de maatregel van
terbeschikkingstelling met dwangverpleging overweegt de rechtbank als volgt.
De maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging krachtens de artikelen 37 en 37a van het Wetboek van Strafrecht kan slechts worden opgelegd indien tijdens het begaan van het strafbaar feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling dan wel een ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte.
De psycholoog Van der Veer en de psychiater Nijdam die verdachte hebben onderzocht hebben geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en antisociale kenmerken, een intelligentie op zwakbegaafd niveau en een bestaande afhankelijkheid en misbruik van alcohol en cocaïne.
Het rapport van psychiater Nijdam d.d. 16 februari 2013 houdt, voor zover van belang, verder in -zakelijk weergegeven- :
De met de persoonlijkheidsstoornis samenhangende impulsiviteit en een gebrek aan frustratietolerantie, de gebrekkige gewetensfunctie en het tekort aan empathie zijn factoren die bij de recidivekans een rol spelen. Mede door de zwakbegaafdheid heeft betrokkene onvoldoende overzicht en controle over zijn gedrag.
(…)
Betrokkene is ernstig en langdurig verslaafd aan alcohol en drugs. Terugval in gebruik hiervan is de belangrijkste factor die een rol speelt bij het tot stand komen van recidief delicten, zoals uit betrokkenes verleden telkenmale blijkt.
(…)
Een gebrekkige daginvulling, omgang met eveneens gebruikende vrienden, een gebrek aan externe controle, toezicht en een ‘stok achter de deur’ maken de kans op recidive bij betrokkene groot. Op basis van de genoemde factoren en ook gezien de bevindingen bij de recidiefrisicotaxatieschaal HKT-30 moet het recidiefrisico als zeer hoog worden beschouwd.
(…)
Om het bovenomschreven zeer hoge recidiefrisico in gunstige zin te beïnvloeden is het van belang dat betrokkene een periode wederom intensief wordt behandeld waarbij vooral aandacht aan de impulsiviteit en de verslaving dient te worden gegeven; op termijn is van belang dat er een lange periode zal zijn waarin betrokkene externe controle, toezicht en begeleiding wordt opgelegd.
(…)
De behandeling moet bij voorkeur uit een aanvankelijk klinisch deel bestaan voor de duur van een half jaar tot een jaar. Na deze opname zou betrokkene geresocialiseerd kunnen worden naar bijvoorbeeld een beschermde woonvorm. In deze fase zal vooral het creëren van een goede dagstructuur en dagbesteding noodzakelijk zijn. Het is aan te bevelen om betrokkene verder weg van zijn oorspronkelijke woonplaats Echt te plaatsen om het weer oppakken van het voor betrokkene ongezonde contact met zijn oude vrienden te voorkomen.
(…)
Als juridisch kader gaat de voorkeur uit naar de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is overwogen, maar een terbeschikkingstelling met voorwaarden zou een op zich voldoende stevig kader moeten kunnen bieden om betrokkene langdurig en op verantwoorde wijze te kunnen behandelen en begeleiden en om de kans op recidive voldoende te kunnen verminderen. Betrokkene is zelf goed gemotiveerd om aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden mee te werken en ziet ook zelf de noodzaak en voordelen van een dergelijke maatregel in. Betrokkene is goed gemotiveerd en van goede wil, maar wordt vooral gehinderd door zijn beperkingen op velerlei gebied. Betrokkene ziet dit echter zelf onder ogen. De positieve ervaringen die zowel de justitiële verslavingszorg als de RIBW in Weert over betrokkene naar voren brengen bieden mede een ondersteuning voor het advies. Betrokkene heeft onder de vorige maatregel langere tijd goed gefunctioneerd en is pas na afloop van de maatregel echt gerecidiveerd. Het feit dat de maximale duur van de terbeschikkingstelling met voorwaarden inmiddels van vier naar negen jaar is verlengd, biedt nu de mogelijkheid om betrokkene veel langer dan de eerste keer het geval was te begeleiden en te controleren. Betrokken ziet ook zelf van deze veel langere duur van de maatregel de voordelen in. Hoewel de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden in principe eindig is, is de verwachting dat het recidiefrisico na een behandeling en langdurige begeleiding en toezicht, na deze periode voldoende zal zijn afgenomen, waarbij ook de voortschrijdende leeftijd van betrokkene een rol speelt.
(…)
Het advies is dan ook om de reclassering de opdracht te geven om de plaatsing in een kliniek, het verdere traject en de te stellen voorwaarden verder te laten uitwerken. Als voorwaarden zijn onder meer van belang: medewerking verlenen aan opname in een kliniek, abstineren van alcohol en drugs, zich niet schuldig maken aan strafbare feiten, niet omgaan met verslaafde vrienden uit zijn verleden en accepteren van toezicht en begeleiding van de reclassering.
(…)
Bovenstaande conclusies en adviezen zijn besproken met en conform de bevindingen van psycholoog en mederapporteur Van der Veer.
De rechtbank overweegt dat beide gedragsdeskundigen adviseren om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Hoewel de rechter de ruimte heeft om, ondanks het advies van de gedragsdeskundigen, over te gaan tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, ziet de rechtbank hiertoe thans geen aanleiding. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte gedurende de vorige maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden goed heeft gefunctioneerd en pas na afloop van de maatregel heeft gerecidiveerd. Tevens biedt de wet thans de mogelijkheid om verdachte binnen het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden langdurig en intensief te begeleiden. De maximale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden bedraagt immers op grond van artikel 38e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht negen jaren. Voorts heeft verdachte zich ter terechtzitting bereid verklaard om aan een nieuwe maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden mee te werken. Hij ziet de noodzaak van hulp en begeleiding in.
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging dient te worden afgewezen.
Gezien de inhoud van het advies van de deskundigen, acht de rechtbank termen aanwezig het advies op te volgen.
De rechtbank zal de verdachte ter beschikking stellen, nu de door verdachte begane strafbare feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld [8] en zij op grond van advies van de gedragsdeskundigen, bezien in samenhang met het vooroverwogene, van oordeel is dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijven.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal voorwaarden stellen ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden, zoals deze worden genoemd in het maatregelenrapport d.d. 11 juli 2013 van de reclassering (nader omschreven in het dictum). De rechtbank zal de reclassering tevens opdracht geven om aan verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een immateriële schadevergoeding van € 1.000,-- terzake feit 1. De benadeelde partij heeft verzocht om voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens heeft zij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een immateriële schadevergoeding van € 750,-- terzake feit 2 en een immateriële schadevergoeding van € 250,-- terzake feit 3. De benadeelde partij heeft verzocht om voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens heeft hij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een immateriële schadevergoeding van € 1.750,-- terzake feit 4. De benadeelde partij heeft verzocht om voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens heeft zij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 1.982,30,--, waarvan € 1.750,-- aan immateriële schade, terzake feit 5. De benadeelde partij heeft verzocht om voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens heeft hij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een materiële schadevergoeding van € 295,-- terzake feit 4. De benadeelde partij heeft verzocht om voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij, onder meer gelet op de aard van het letsel (feit 2), naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan worden toegewezen tot een bedrag van € 750,--. De officier van justitie heeft tevens gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [benadeelde partij]
De officier van justitie heeft gevorderd om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering, nu verdachte terzake de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, gelet op het eigen aandeel van [slachtoffer 2] bij het bewezenverklaarde, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan worden toegewezen tot een bedrag van € 250,--.
[slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [benadeelde partij]
De raadsvrouw heeft bepleit om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering, nu verdachte terzake de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten gevolge van het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, nu uit de onderbouwing kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van aantasting van de persoon. Nu de vordering door de verdediging niet is betwist, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij integraal toewijzen tot het bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2012.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2012, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten gevolge van het onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Zij stelt de immateriële schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van
€ 750,--.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het gedeelte, betrekking hebbend op de als gevolg van feit 3 geleden immateriële schade (€ 250,--), niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De rechtbank overweegt daartoe dat in geval er geen sprake is van fysiek letsel - zoals hier bij de bedreiging aan de orde - er slechts in een beperkt aantal gevallen immateriële schade kan worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd (artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt dat de benadeelde de bedreiging van verdachte als schokkend heeft ervaren en dat hij na het incident ergens anders is ondergebracht en opgevangen. De rechtbank begrijpt dat de benadeelde deze schokkende ervaring graag in geld zou willen waarderen en op de dader zou willen verhalen. De wet stelt echter strenge eisen aan het verhalen (op een dader) van negatieve gevoelens. Verhaal is alleen dan mogelijk als er sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is slechts sprake indien het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft. Gevoelens van angst, schrik, onzekerheid en nervositeit vallen niet onder het bereik van voornoemd wetsartikel.
De blote stelling van de benadeelde dat hij de bedreiging van verdachte als schokkend heeft ervaren vormt naar het oordeel van de rechtbank geen zodanig ernstig geestelijk letsel en kan dus niet onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, worden gebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde schade ‘slechts’ toewijzen tot een bedrag van € 750,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2012.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 750,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2012, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [benadeelde partij]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering, nu verdachte van de feiten 4 en 5 wordt vrijgesproken.
Zij zal de benadeelde partijen [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [benadeelde partij] ieder veroordelen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 37a, 38, 45, 56, 57, 285, 302, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;

Straf

  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast
de terbeschikkingstellingvan verdachte voor de duur van
twee jarenen beveelt dat verdachte zich aan de hierna te noemen
voorwaardenzal houden;
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • stelt als bijzondere voorwaarden:
  • verdachte dient zich binnen drie dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis te melden bij GGZ reclassering V.v.G (Vincent van Gogh) op het adres Laurentiusplein 10 te Roermond; hierna dient verdachte zich te blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • verdachte is verplicht om van de datum dat hij doorgeplaatst kan worden naar een RIBW of een soortgelijke instelling, dit ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • verdachte is verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in De Woenselse Poort te Eindhoven of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem/haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven; verdachte mag de instelling niet zonder toestemming van de behandelaars verlaten en hij dient zich, indien de behandelaars het noodzakelijk achten, aan het medicatiebeleid te houden;
  • het is verboden voor verdachte om alcohol en/of drugs te gebruiken, zolang de
reclassering dit noodzakelijk acht; de controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van middelencontrole; verdachte mag niet gokken en dient de GGZ reclassering V.v.G (Vincent van Gogh) inzicht in de besteding van de hem beschikbare financiële middelen te geven;
5. het is verdachte verboden contact te (laten) leggen met zijn vrienden in Echt, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Controle vindt plaats via GPS;
6. verdachte dient bij een doorplaatsing naar een RIBW mee te werken aan een aansluiting op GPS zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht; verdachte mag zich dan niet begeven binnen een straal van drie kilometer van de gemeente Echt;
7. verdachte dient mede te werken aan crisisplaatsingen in geval van belemmering van de voortgang of zeer ernstige dreiging van crimineel gedrag [maximaal 2 maal per jaar in te zetten;
- draagt de Reclassering Nederland op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van voornoemde voorwaarden;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 1.000,--
(=duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 27 oktober 2012 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2012;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 750,--
(=zevenhonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 23 september 2012 tot de dag der algehele voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade terzake feit 3;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2012;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 3],
  • verklaart de benadeelde partij[slachtoffer 3], [adres slachtoffer 3], in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 4]
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres slachtoffer 4] in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 4] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde partij]
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij], [adres benadeelde partij], in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.A.F.M Krol, voorzitter, mr. A.J. Hazen en mr. E.W.A. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Bouts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 augustus 2013.
Buiten staat
Mr. E.W.A. van den Berg is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord opgemaakte proces-verbaal, genummerd 1 t/m 134 d.d. 13 december 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 27 oktober 2012, p. 49 t/m 51
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 17 oktober 2012, p. 73 t/m 75
4.Schriftelijk bescheid betreffende het medisch journaal, niet gedateerd, p. 75
5.Waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 30 juli 2013
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 juli 2013
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 19 oktober 2012, p. 73/74
8.Uitgezonderd het bewezenverklaarde misdrijf als omschreven in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht; de rechtbank kan op grond van artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht ook ten aanzien van dit misdrijf de terbeschikkingstelling gelasten