2.3Het oordeel van de rechtbank
In het ‘advies tenuitvoerlegging’ d.d. 26 april 2013 van [K.S.], reclasseringswerker bij Mondriaan Justitiële Verslavingszorg Limburg, is vermeld dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan:
- de aanwijzing inhoudende dat hij zich houdt aan de afspraken die met hem worden gemaakt in het kader van de behandeling bij Mondriaan;
- de voorwaarde inhoudende een door de reclassering nodig geachte klinische behandeling bij FPA Mondriaan of soortgelijke instelling en – indien de reclassering dit nodig acht – het meewerken aan een psychologisch onderzoek.
Uit voornoemd advies blijkt voorts het volgende.
Sinds december 2012 heeft de veroordeelde op de FPAV1 van Mondriaan te Heerlen verbleven. Op 8 april 2013 heeft de reclasseringswerker vanuit de kliniek het bericht ontvangen dat de veroordeelde op 7 april 2013 niet was teruggekeerd van het weekendverlof en zich derhalve had onttrokken. Hij was tegen alle afspraken in naar zijn nieuwe vriendin gegaan, terwijl de afspraak was gemaakt dat deze vriendin eerst gescreend zou worden en dat met haar een gesprek aangegaan zou worden over zijn delict, voordat goedkeuring gegeven zou worden voor verloven op haar adres. Op 8 april 2013 heeft de veroordeelde zich weer bij de kliniek gemeld.
Voor het onttrekken heeft de veroordeelde een officiële waarschuwing gekregen.
Op 25 april 2013 heeft de reclasseringswerker het bericht ontvangen dat opnieuw sprake was van een onttrekking. Ten tijde van het opstellen van het advies – een dag later – had de veroordeelde nog altijd geen contact met haar opgenomen.
De reclassering heeft de officier van justitie onder meer geadviseerd om een volledige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in overweging te nemen.
Ter terechtzitting is [K.S.] als deskundige gehoord. Gevraagd naar de mogelijkheden voor de begeleiding van de veroordeelde, heeft ze hierover haar twijfels geuit; niet alleen vanwege het door de veroordeelde afbreken van het klinische traject, maar ook omdat de veroordeelde na zijn onttrekking geen contact meer heeft opgenomen met de reclassering.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, op het moment dat hij zich aan de klinische behandeling onttrok, in de veronderstelling verkeerde dat hij geen andere mogelijkheid had en dat hij meende dat voor deze keuze wel begrip zou bestaan. Vanuit de kliniek was hem immers medegedeeld dat hij daar niet geholpen kon worden. Achteraf heeft de veroordeelde ingezien dat hij de verkeerde keuze heeft gemaakt. Ter terechtzitting heeft hij aangegeven dat hij alsnog door de reclassering begeleid wil worden, ook als dit een klinische opname inhoudt.
De rechtbank is op grond van voornoemd ‘advies tenuitvoerlegging’, de verklaring van de veroordeelde zelf en het (overig) verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank acht termen aanwezig om te gelasten dat een gedeelte van de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd. Dit zal zij doen onder instandhouding van de voorwaarden.
Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
De veroordeelde heeft zich in een periode van nog geen drie weken tweemaal onttrokken aan zijn klinische behandeling. De eerste keer heeft de veroordeelde zich na een dag bij de kliniek gemeld. Voor deze onttrekking heeft hij een officiële waarschuwing gekregen. Niettemin heeft de veroordeelde zich ongeveer tweeënhalve week later opnieuw aan zijn klinische behandeling onttrokken. Vervolgens was hij een lange tijd onvindbaar. Op grond hiervan is in beginsel een volledige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
De rechtbank is evenwel met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de opgelegde bijzondere voorwaarde nog altijd noodzakelijk is om het bestaande recidivegevaar in te dammen. Uit een afgenomen Persoonlijk Onderzoek blijkt immers dat de veroordeelde gediagnosticeerd is met een antisociale persoonlijkheidsstoornis met psychopathische persoonlijkheidstrekken, in die mate dat gesproken kan worden van psychopathie. Het hoge recidiverisico dat is gebleken uit een op 3 april 2012 afgenomen Risc is onveranderd gebleven, omdat er geen behandeling heeft kunnen plaatsvinden.
Nu een volledige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf zou betekenen dat er een einde zou komen aan het toezicht, en dat daarmee een klinische behandeling niet meer aan de orde zou zijn, zal de rechtbank niet de volledige tenuitvoerlegging gelasten. Daarbij neemt zij in aanmerking dat de veroordeelde thans gemotiveerd lijkt om zich aan de richtlijnen en aanwijzingen van de reclassering te houden. Wel zal de rechtbank gelasten dat een gedeelte van de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd. Het moet de veroordeelde immers duidelijk worden gemaakt dat zijn gedrag onacceptabel is geweest.
De rechtbank zal gelasten dat een gedeelte van tien weken van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd.
De officier van justitie heeft de verlenging van de proeftijd gevorderd. Gelet echter op de duur van de proeftijd, acht de rechtbank een verlenging niet nodig.