ECLI:NL:RBLIM:2013:5041

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 september 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
03/703875-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijk buiten het grondgebied brengen van amfetamine

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 2 september 2013, stond de verdachte terecht voor het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine. De tenlastelegging betrof dat de verdachte, als bijrijder in een auto, op 24 november 2011 in Heerlen samen met een ander, [K.T.], amfetamine had gekocht en deze naar België wilde vervoeren. De officier van justitie stelde dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van [K.T.] en dat zijn aanwezigheid in de auto voldoende was voor een veroordeling wegens medeplegen. De verdediging voerde echter aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de aard van de drugs en dat hij enkel als vriendendienst had meegegaan.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen of medeplichtigheid. De verklaringen van de verdachte, [K.T.] en [M.] wezen erop dat de verdachte niet actief betrokken was bij de aankoop of het vervoer van de amfetamine. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen uitvoeringshandelingen had verricht en dat zijn aanwezigheid in de auto niet volstond voor een veroordeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat er geen bewijs was dat hij opzettelijk had meegewerkt aan het strafbare feit.

Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de vrijspraak hebben ondertekend. De zaak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak voor een duidelijke rolverdeling bij het plegen van strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/703875-11
Datum uitspraak : 2 september 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [adres].
Raadsman is mr. R. Mahovic, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 19 augustus 2013. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 24 november 2011 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 1000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers is verdachte meegereden met [K.T.], althans een ander, wetende dat deze amfetamine ging kopen en/of met bestemming buitenland, te weten België, had aangenomen/vervoerde;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[K.T.], althans een ander, op of omstreeks 24 november 2011 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 1000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft die [K.T.] opzettelijk via/van [M.], althans een ander, een kilo amfetamine gekocht en deze (vervolgens) met bestemming buitenland, te weten België, (ter
verdere verspreiding) aangenomen en/of vervoerd, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 24 november 2011 te Heerlen opzettelijk behulpzaam is geweest door mee te rijden met [K.T.], althans die ander, wetende dat deze amfetamine ging kopen en/of (die) amfetamine met bestemming buitenland, te weten België, had
aangenomen/vervoerde;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 november 2011 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1000 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
In het subsidiair ten laste gelegde feit stond in regel 6 ‘immers heeft verdachte’. Deze kennelijke schrijffout is in bovenstaande weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd in ‘immers heeft die [K.T.]’. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit, het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij ter terechtzitting het volgende aangevoerd.
[K.T.] kwam vanuit België naar Nederland om amfetamine te kopen. Verdachte ging met [K.T.] mee en wist, voordat de koop werd gesloten, van het plan van die [K.T.]. Dat verdachte niet wist om welke hoeveelheid amfetamine het ging, doet niet ter zake. Ten tijde van de aanhouding waren verdachte en [K.T.] met de auto op weg terug naar België. Dat ze eerst nog [M.] in Heerlen zouden afzetten, is niet van belang.
Gelet op de actieve rol van verdachte, bestaande in zijn aanwezigheid in de auto, en zijn wetenschap van de koop van de verdovende middelen, is er sprake van medeplegen. Verdachte heeft de mogelijkheid om zich van het strafbare feit te distantiëren onbenut gelaten.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een algehele vrijspraak. Hiertoe heeft ze aangevoerd dat verdachte:
  • bij wijze van vriendendienst met [K.T.] naar Nederland ging in de veronderstelling dat [K.T.] wiet ging kopen;
  • voor het vertrek naar Nederland nog aan [K.T.] liet weten dat hij geen ‘gekke dingen’ wilde doen;
  • eerst vlak voor aankomst in Heerlen van [K.T.] te horen kreeg dat hij amfetamine ging kopen;
  • zich hierna in feite niet meer kon distantiëren;
  • niet wist dat het om een dergelijk grote hoeveelheid amfetamine ging en als hij dat wel had geweten, hij nooit met [K.T.] was meegegaan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De vaststelling van de feiten
Op 24 november 2011 liet de politie in Heerlen een auto stoppen. In deze auto bevonden zich [K.T.] als bestuurder, verdachte als bijrijder en F. [M.], zittend op de achterbank. [M.] had in een plastic draagtas onder zijn jas een kilo amfetamine bij zich.
De verklaring van [K.T.]
heeft tegenover de politie verklaard dat hij vanuit België naar zijn vriend [M.] in Heerlen is gereden om een kilo amfetamine (speed) te kopen. Hij gaf [M.] geld voor de amfetamine en zette hem vervolgens ergens af. Even later stapte [M.] weer in de auto met een plastic zak waarin de amfetamine zat. Vervolgens werden hij, [M.] en verdachte aangehouden.
[K.T.] had verdachte gevraagd om mee te gaan, omdat hij niet alleen naar Heerlen wilde rijden. Om die reden zat verdachte in de auto. [K.T.] had verdachte voor de helft uitgelegd wat hij in Heerlen ging doen. Hij heeft verdachte € 25,00 gegeven om mee te rijden. Later verklaarde [K.T.] dat verdachte van hem tien gram amfetamine zou krijgen voor het meerijden. Verdachte heeft niet geweten hoeveel amfetamine [K.T.] ging kopen. Verdachte heeft er verder niets mee te maken gehad.
De verklaring van [M.]
heeft tegenover de politie het verhaal van [K.T.] over de koop van amfetamine bevestigd. Verder heeft hij verklaard dat hij niet wist waarom verdachte er bij was.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [K.T.] hem had gevraagd om op die betreffende dag mee te gaan naar Heerlen om ‘materiaal’ te kopen. Aanvankelijk dacht verdachte dat het ging om wiet. Verdachte ging mee voor de gezelligheid en had tevoren aan [K.T.] laten weten dat hij ‘geen gekke dingen’ wilde gaan doen. Toen zij bijna in Heerlen waren, vertelde [K.T.] hem dat [M.] amfetamine zou regelen. Verdachte heeft bij de politie ontkend dat hij voor het meerijden € 25,00 of een hoeveelheid speed zou krijgen.
Tegenover de politie heeft verdachte verder nog verklaard dat hij nooit met [K.T.] was meegegaan als hij had geweten dat het om een grote hoeveelheid amfetamine ging.
Tegenover de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij € 25,00 van [K.T.] zou krijgen, zodat hij zelf ook wiet kon kopen. Hierover heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij dit destijds wellicht heeft verklaard om hetzelfde verhaal te vertellen als [K.T.].
Eerste conclusie naar aanleiding van de feiten
Op grond van de verklaringen van [K.T.], [M.] en verdachte alsmede op grond van de resultaten van het onderzoek naar de verdovende middelen is de rechtbank van oordeel dat [K.T.] opzettelijk 1.000 gram amfetamine buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet.
De vraag is vervolgens of verdachte hierbij een strafbare rol heeft vervuld, zoals is ten laste gelegd.
3.3.2
Het primair ten laste gelegde feit
Primair is ten laste gelegd dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk 1.000 gram amfetamine buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Van medeplegen is sprake als twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Dit veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking. Dat houdt in dat de medeplegers willens en wetens samenwerken tot het verrichten van de strafbare gedraging. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet intensief zijn. Intensieve samenwerking kan blijken uit bijvoorbeeld afspraken of taakverdelingen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de verklaringen van [K.T.], [M.] en verdachte niet worden afgeleid dat verdachte enige uitvoeringshandeling van de ten laste gelegde uitvoer van amfetamine heeft verricht. Evenmin kan uit deze verklaringen volgen dat verdachte ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en volledig met [K.T.] (en/of [M.]) heeft samengewerkt dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat hij het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft begaan.
Bovendien heeft verdachte geen moment zelf enige beschikkingsmacht over de verdovende middelen gehad. Verdachtes handelingen kunnen niet worden beschouwd als ondersteunende handelingen met het oog op de uitvoer van verdovende middelen. Zijn enkele aanwezigheid in de auto en in het gezelschap van [K.T.] zijn niet voldoende. Dat verdachte voor zijn aanwezigheid wellicht € 25,00 heeft ontvangen maakt dit niet anders.
Het feit dat verdachte zich op het moment dat hij wist dat het om de koop van amfetamine ging niet heeft gedistantieerd van het door [K.T.] gepleegde delict is in dit geval evenmin voldoende om medeplegen te bewijzen. Hiervoor verwijst de rechtbank naar HR 22 december 2009, LJN BK3356. In die zaak oordeelde de Hoge Raad dat uit de gebezigde bewijsmiddelen en de daaraan toegevoegde bewijsoverweging niet zonder meer kon volgen dat de verdachte telkens zo bewust en nauw met een ander had samengewerkt dat sprake was van medeplegen, in aanmerking genomen dat het louter aanwezig zijn bij en zich niet distantiëren van een door een ander gepleegde vernieling, alsmede het louter instemmen met die vernieling, ieder voor zich en in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende is voor een bewezenverklaring van medeplegen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
3.3.3
Het subsidiair ten laste gelegde feit
Subsidiair is ten laste gelegd dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het door [K.T.] opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 1.000 gram amfetamine. De behulpzaamheid zou hebben bestaan uit het met [K.T.] meerijden.
Onder kopje 3.3.2 heeft de rechtbank geoordeeld dat verdachtes handelingen niet kunnen worden beschouwd als ondersteunende handelingen met het oog op de uitvoer van verdovende middelen. Gelet op dit oordeel kan van medeplichtigheid evenmin sprake zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.3.4
Het meer subsidiair ten laste gelegde feit
Meer subsidiair is ten laste gelegd dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk 1.000 gram amfetamine heeft vervoerd, dan wel deze opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Onder kopje 3.3.2 heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor het door verdachte medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 1.000 gram amfetamine. Hetgeen de rechtbank daar heeft overwogen ten aanzien van het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, geldt ook ten aanzien van het medeplegen van het opzettelijk vervoeren of aanwezig hebben van amfetamine. De rechtbank zal verdachte ook hiervan vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. P.W.E.C. Pulles en mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 september 2013.
Buiten staat
Mr. P.W.E.C. Pulles is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/703875-11
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 2 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [adres].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. R. Mahovic, advocaat te Maastricht.