Op 2 september 2013 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die op dat moment gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost te Roermond. De rechtbank oordeelde dat het recidiverisico bij de veroordeelde onvoldoende kon worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden, omdat hij op dat moment geen huisvesting had. De rechtbank heeft de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 120 dagen toegewezen, met als doel dat eerst de huisvesting geregeld moest worden voordat de overige voorwaarden konden worden gesteld.
De zaak werd behandeld tijdens een openbare terechtzitting op 19 augustus 2013, waar de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. Th.U. Hiddema, aanwezig waren. De officier van justitie had verzocht om uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling tot 11 december 2013, verwijzend naar een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Limburg. De verdediging voerde aan dat de vordering afgewezen moest worden, omdat de veroordeelde bereid was om zich te laten plaatsen bij de maatschappelijke opvang in Roermond, wat het recidiverisico zou verlagen.
De rechtbank concludeerde dat de vordering van de officier van justitie ontvankelijk was en dat de voorwaarden voor de voorwaardelijke invrijheidstelling niet konden worden vastgesteld zonder een oplossing voor de huisvesting. De rechtbank benadrukte dat de huisvesting een cruciaal aspect was voor het beperken van het recidiverisico. De beslissing om de vordering toe te wijzen werd genomen met inachtneming van de noodzaak om de huisvesting eerst te regelen, voordat de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid kon worden gesteld. De rechtbank heeft de vordering toegewezen en bepaald dat de veroordeelde op 11 december 2013 voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld.