ECLI:NL:RBLIM:2013:5043

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 september 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
03/850078-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke teelt van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op of omstreeks 18 mei 2012 in Maastricht opzettelijk 646 hennepplanten had geteeld, wat in strijd is met de Opiumwet. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij in de periode van 1 mei 2011 tot 18 mei 2012 elektriciteit had gestolen van Enexis. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ter terechtzitting ongeloofwaardig, vooral omdat hij eerder bij de politie had bekend dat de hennepplantage van hem was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken op. De rechtbank weegt hierbij mee dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar dat deze veroordeling niet als recidive werd beschouwd omdat de eerdere feiten na de huidige feiten waren gepleegd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de gezondheidsrisico's van hennep en de gevaren van illegale elektriciteitsafname. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/850078-12
Datum uitspraak : 2 september 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adres].
Raadsvrouw is mr. A. Carli, advocaat te Roermond.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 19 augustus 2013. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
feit 1
hij, op of omstreeks 18 mei 2012, in de gemeente Maastricht opzettelijk heeft geteeld, bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 646 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal, bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2
hij, in of omstreeks de periode tussen 01 mei 2011 tot 18 mei 2012, in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. Zo leest de rechtbank achter het getal 646, in regel 3 van feit 1 van de tenlastelegging, het woord ‘hennepplanten’ in. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht onder feit 1 het opzettelijk telen van 646 hennepplanten en onder feit 2 de diefstal van stroom bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar het aantreffen van de plantages en de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd. Aan de andersluidende verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, hecht de officier van justitie geen geloof.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging aangevoerd dat
  • op het moment dat nog slechts sprake was van een anonieme melding, onvoldoende verdenking bestond om een nader onderzoek in te stellen;
  • op het moment dat de verbalisant bij de woning van verdachte aanbelde en verdachte de deur opende, de verbalisant iets gezegd moet hebben waarvan verdachte zodanig onder de indruk raakte dat hij heeft gemeend niet anders te kunnen dan in te stemmen met het binnentreden en een doorzoeking;
  • de verbalisant pas hennep heeft geroken toen hij in de woning was.
De verdediging heeft bepleit dat de verklaringen en de geconstateerde bevindingen naar aanleiding van de doorzoeking gelden als ‘verboden vruchten’ en daarom niet mogen meewerken aan het bewijs.
Subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat:
  • verdachte slechts de 100 planten op zolder heeft geteeld en met de planten in de kelder niets van doen heeft gehad;
  • verdachte niet weet wie verantwoordelijk is geweest voor de stroomaansluiting en dat de niet te verwaarlozen kans bestaat dat de illegale stroomaansluiting door een ander dan verdachte is aangelegd ten behoeve van de plantage in de kelder.
De verdediging heeft verzocht verdachte van beide feiten vrij te spreken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijsuitsluitingsverweer
De rechtbank begrijpt het verweer van de verdediging aldus dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, lid 1 aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van dit verweer overweegt de rechtbank het volgende.
Het standpunt van de verdediging, dat een anonieme melding onvoldoende verdenking oplevert om een nader onderzoek in te stellen, vindt geen steun in het recht. Het staat de politie vrij om nader onderzoek in te stellen naar aanleiding van een anonieme tip. Een politieambtenaar is in zo’n situatie bevoegd om aan te bellen bij de woning die in de tip wordt genoemd. Er is niet van feiten en omstandigheden gebleken die tot een ander oordeel dwingen.
De lezing van de gebeurtenissen bij het betreden van de woning, die de raadsvrouw ten grondslag heeft gelegd aan het verweer, heeft zij volgens haar zeggen van verdachte vernomen in een gesprek bij de voorbereiding van de terechtzitting. Deze gang van zaken wordt echter noch door het proces-verbaal van politie noch door de verklaring van verdachte (bij het verhoor bij de politie en ter zitting) zelf ondersteund.
De rechtbank verwerpt het verweer, nu het zowel feitelijke als juridische grondslag mist.
Het bewijs
Op 18 mei 2012 is in de kelder van de woning [straatnaam] te Maastricht een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen. Voorts zijn op de zolder van deze woning twee ‘growtenten’ met planten aangetroffen. [2] In de kelder stonden 546 planten. Op de zolder stonden in iedere tent 50 planten. [3] Onderzoek wees uit dat het hennepplanten betrof. [4]
Enexis BV heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. Een fraude-inspecteur heeft op 18 mei 2012 een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in perceel [straatnaam] te Maastricht en heeft verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie geconstateerd. Er was onder meer sprake van een illegale aftakking. Door manipulatie is afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. [5]
Op het moment dat de verbalisant op 18 mei 2012 bij de betreffende woning aanbelde, deed verdachte de deur open. [6]
Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat de plantage van hem was. [7] Toen de politie hennep rook, heeft verdachte meteen verteld dat hij in de kelder een hennepplantage had staan, op de zolder twee growtenten met hennep en dat de stroom illegaal werd afgenomen. [8]
[D.], de eigenaar van de woning, heeft verklaard dat hij de woning in mei 2011 aan verdachte heeft verhuurd tot 5 mei 2013. [9]
Conclusie ten aanzien van feit 1
Gelet op de aangetroffen hennepplanten op het adres [straatnaam] te Maastricht, het aantreffen van verdachte in de woning en de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk 646 hennepplanten heeft geteeld.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, inhoudende dat hij slechts de eigenaar was van de 100 hennepplanten op zolder en dat hij niets te maken had met de hennepplanten in de kelder, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Verdachte heeft verklaard dat hij vanwege zijn schulden de betreffende woning huurde om door middel van de teelt van hennep geld te verdienen. Hij heeft per maand € 2.000,00 of € 2.400,00 huur – hierover heeft hij wisselend verklaard – betaald en verwachtte per oogst € 5.000,00 tot € 6.000,00 te kunnen verdienen.
Gelet echter op, naar de rechtbank als een feit van algemene bekendheid aanneemt, een gebruikelijke kweekperiode van tien weken, staan tegenover een opbrengst van € 5.000,00 tot € 6.000,00 huurkosten van € 5.000,00 (2,5 maanden x € 2.000,00) of € 6.000,00 (2,5 maanden x € 2.400,00). Dit betekent dat verdachte niets of nauwelijks iets zou verdienen aan de hennepteelt, zelfs als van zijn eigen verklaring wordt uitgegaan. De rechtbank acht het dan ook onaannemelijk dat verdachte bereid was een huis te huren voor € 2.000,00 of € 2.400,00 als het ‘slechts’ om 100 planten zou gaan. Die hoge huurkosten zijn aannemelijker als het gaat om een oogst van 646 planten.
De rechtbank gaat dan ook uit van de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd.
Conclusie ten aanzien van feit 2
Gelet op de bevindingen van de fraude-inspecteur van Enexis BV, het aantreffen van verdachte in de woning, de bekennende verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd en de verklaring van [D.] over de periode dat verdachte de woning van hem heeft gehuurd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de ten laste gelegde periode elektriciteit heeft gestolen.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij niet weet wie de illegale aansluiting heeft aangelegd. Niet is ten laste gelegd dat de diefstal tezamen en in vereniging met een ander of anderen is gepleegd. Gelet daarop zal de rechtbank wel de diefstal van elektriciteit bewezen verklaren, maar niet de ten laste gelegde braak of verbreking, nu deze door een ander gepleegd zou kunnen zijn. Hiervan zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken. Van de eveneens ten laste gelegde ‘inklimming’ is de rechtbank overigens niet gebleken.
Tot slot
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 18 mei 2012 in de gemeente Maastricht opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van 646 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
feit 2
in de periode tussen 1 mei 2011 tot 18 mei 2012 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, toebehorende aan Enexis.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Ten aanzien van feit 2:
diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf weken. Hiertoe heeft hij verwezen naar de oriëntatiepunten van het LOVS. Voorts heeft hij naar voren gebracht dat er hard tegen deze vorm van criminaliteit moet worden opgetreden, mede vanwege het gevaarsrisico dat de diefstal van stroom oplevert. Een taakstraf of een deels voorwaardelijke straf is niet aan de orde, nu verdachte op 27 maart 2013 voor soortgelijke feiten tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf werd veroordeeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in geval van strafoplegging rekening te houden met:
  • het vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 27 maart 2013 (parketnummer 03/830032-13) waarbij verdachte voor de teelt van 715 hennepplanten en diefstal van elektriciteit is veroordeeld tot een taakstraf van 130 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken;
  • het feit dat verdachte slechts 100 hennepplanten heeft gekweekt en niets van doen heeft gehad met de hennepplanten in de kelder;
  • het feit dat de eigenaar van het pand in overwegende mate schuldig dient te worden bevonden aan het manipuleren van de stroomtoevoer;
  • het feit dat de diefstal van stroom slechts betrekking had op 100 hennepplanten.
De verdediging acht het opleggen van een geldboete of een beperkte taakstraf verdedigbaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft opzettelijk 646 hennepplanten geteeld. Hennep betreft een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding en handel van hennep gaan bovendien veelal gepaard met andere vormen van criminaliteit. Ten behoeve van de hennepteelt heeft verdachte elektriciteit gestolen. Het op illegale wijze afnemen van stroom levert gevaarlijke situaties op. Met regelmaat breekt er brand uit bij hennepplantages waarbij sprake is van een illegale elektriciteitsaansluiting. Dat het niet verdachte is geweest die de illegale aftakking heeft gemaakt doet daarbij niet ter zake. Gelet op bovenstaande overweging is een straf op zijn plaats.
Bij de bepaling van de straf zoekt de rechtbank ten aanzien van feit 1 aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Het oriëntatiepunt voor een hennepkwekerij met 500 tot 1.000 hennepplanten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf weken.
Bij de strafmaat voor de diefstal van elektriciteit zal de rechtbank aansluiting zoeken bij straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, nu het LOVS hiervoor geen oriëntatiepunten kent.
Verdachte is eenmaal eerder, te weten op 27 maart 2013, veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Van recidive is echter geen sprake, nu die veroordeling betrekking had op feiten die werden gepleegd na de feiten in de onderhavige zaak.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de veroordeling van 27 maart 2013 in de zaak met parketnummer 03/830032-13. De rechtbank zal dit verzoek honoreren, alleen al vanwege het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht haar hiertoe verplicht. De rechtbank stelt zich dan de vraag welke straf passend zou zijn, als beide zaken gevoegd waren behandeld.
In dit kader acht de rechtbank het volgende van belang:
  • In de onderhavige zaak werd de hennepplantage aangetroffen op 18 mei 2012 en werd verdachte op dezelfde dag aangehouden.
  • In de zaak met parketnummer 03/830032-13 ging het om hennepteelt gepleegd op 22 november 2012 en diefstal van elektriciteit in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 22 november 2012.
Dit betekent dat verdachte ná zijn aanhouding op 18 mei 2012 opnieuw soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank zou, indien beide zaken gelijktijdig zouden zijn berecht, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn opgelegd. Nu verdachte in de zaak met parketnummer 03/830032-13 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 130 uren, acht de rechtbank in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken op zijn plaats.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte voor de feiten 1 en 2 tot
een gevangenisstraf van 6 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. P.W.E.C. Pulles en mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 september 2013.
Buiten staat
Mr. P.W.E.C. Pulles is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/850078-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 2 september 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adres].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. A. Carli, advocaat te Roermond.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in het in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde verbalisant van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2412 2012056521 d.d. 6 juni 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 108, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2012 op pagina 13.
3.Het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 6 juni 2012 op pagina 7.
4.Het proces-verbaal opiumwet d.d. 18 mei 2012 op pagina 25.
5.Aangifte van Enexis BV d.d. 30 mei 2012 op de pagina’s 40 en 41.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2012 op pagina’s 13 en 14.
7.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 mei 2012 op pagina 36.
8.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 mei 2012 op pagina 35.
9.Het proces-verbaal verhoor verdachte [D.] d.d. 26 mei 2012 op pagina 38.