3.3Het oordeel van de rechtbank
Het bewijsuitsluitingsverweer
De rechtbank begrijpt het verweer van de verdediging aldus dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, lid 1 aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van dit verweer overweegt de rechtbank het volgende.
Het standpunt van de verdediging, dat een anonieme melding onvoldoende verdenking oplevert om een nader onderzoek in te stellen, vindt geen steun in het recht. Het staat de politie vrij om nader onderzoek in te stellen naar aanleiding van een anonieme tip. Een politieambtenaar is in zo’n situatie bevoegd om aan te bellen bij de woning die in de tip wordt genoemd. Er is niet van feiten en omstandigheden gebleken die tot een ander oordeel dwingen.
De lezing van de gebeurtenissen bij het betreden van de woning, die de raadsvrouw ten grondslag heeft gelegd aan het verweer, heeft zij volgens haar zeggen van verdachte vernomen in een gesprek bij de voorbereiding van de terechtzitting. Deze gang van zaken wordt echter noch door het proces-verbaal van politie noch door de verklaring van verdachte (bij het verhoor bij de politie en ter zitting) zelf ondersteund.
De rechtbank verwerpt het verweer, nu het zowel feitelijke als juridische grondslag mist.
Het bewijs
Op 18 mei 2012 is in de kelder van de woning [straatnaam] te Maastricht een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen. Voorts zijn op de zolder van deze woning twee ‘growtenten’ met planten aangetroffen.In de kelder stonden 546 planten. Op de zolder stonden in iedere tent 50 planten.Onderzoek wees uit dat het hennepplanten betrof.
Enexis BV heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. Een fraude-inspecteur heeft op 18 mei 2012 een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in perceel [straatnaam] te Maastricht en heeft verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie geconstateerd. Er was onder meer sprake van een illegale aftakking. Door manipulatie is afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Op het moment dat de verbalisant op 18 mei 2012 bij de betreffende woning aanbelde, deed verdachte de deur open.
Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat de plantage van hem was.Toen de politie hennep rook, heeft verdachte meteen verteld dat hij in de kelder een hennepplantage had staan, op de zolder twee growtenten met hennep en dat de stroom illegaal werd afgenomen.
[D.], de eigenaar van de woning, heeft verklaard dat hij de woning in mei 2011 aan verdachte heeft verhuurd tot 5 mei 2013.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Gelet op de aangetroffen hennepplanten op het adres [straatnaam] te Maastricht, het aantreffen van verdachte in de woning en de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk 646 hennepplanten heeft geteeld.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, inhoudende dat hij slechts de eigenaar was van de 100 hennepplanten op zolder en dat hij niets te maken had met de hennepplanten in de kelder, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Verdachte heeft verklaard dat hij vanwege zijn schulden de betreffende woning huurde om door middel van de teelt van hennep geld te verdienen. Hij heeft per maand € 2.000,00 of € 2.400,00 huur – hierover heeft hij wisselend verklaard – betaald en verwachtte per oogst € 5.000,00 tot € 6.000,00 te kunnen verdienen.
Gelet echter op, naar de rechtbank als een feit van algemene bekendheid aanneemt, een gebruikelijke kweekperiode van tien weken, staan tegenover een opbrengst van € 5.000,00 tot € 6.000,00 huurkosten van € 5.000,00 (2,5 maanden x € 2.000,00) of € 6.000,00 (2,5 maanden x € 2.400,00). Dit betekent dat verdachte niets of nauwelijks iets zou verdienen aan de hennepteelt, zelfs als van zijn eigen verklaring wordt uitgegaan. De rechtbank acht het dan ook onaannemelijk dat verdachte bereid was een huis te huren voor € 2.000,00 of € 2.400,00 als het ‘slechts’ om 100 planten zou gaan. Die hoge huurkosten zijn aannemelijker als het gaat om een oogst van 646 planten.
De rechtbank gaat dan ook uit van de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd.
Conclusie ten aanzien van feit 2
Gelet op de bevindingen van de fraude-inspecteur van Enexis BV, het aantreffen van verdachte in de woning, de bekennende verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd en de verklaring van [D.] over de periode dat verdachte de woning van hem heeft gehuurd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de ten laste gelegde periode elektriciteit heeft gestolen.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij niet weet wie de illegale aansluiting heeft aangelegd. Niet is ten laste gelegd dat de diefstal tezamen en in vereniging met een ander of anderen is gepleegd. Gelet daarop zal de rechtbank wel de diefstal van elektriciteit bewezen verklaren, maar niet de ten laste gelegde braak of verbreking, nu deze door een ander gepleegd zou kunnen zijn. Hiervan zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken. Van de eveneens ten laste gelegde ‘inklimming’ is de rechtbank overigens niet gebleken.
Tot slot
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.