In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 28 augustus 2013, staat de beoordeling van de functiebenaming en het verzoek om functieonderhoud van eiser centraal. Eiser, werkzaam bij de politie, had een verzoek ingediend voor functieonderhoud voor de functie van Operationeel Coördinator Forensische Opsporing. Dit verzoek werd afgewezen door de korpschef van de politie Limburg-Noord, die stelde dat de functie van operationeel chef niet bestond en dat de werkzaamheden van eiser binnen de functie van operationeel coördinator vielen. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat hij feitelijk de taken van een operationeel chef uitvoerde.
De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet voldoende had gemotiveerd waarom de werkzaamheden van eiser niet binnen de functie van operationeel chef vielen. De rechtbank volgde de verweerder niet in zijn standpunt dat de functie van operationeel chef niet bestond en verwees naar een eerdere uitspraak waarin deze functie wel degelijk was erkend. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om functieonderhoud niet deugdelijk was gemotiveerd en verklaarde het beroep van eiser gegrond.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, voor zover dat betrekking had op de vaststelling van eisers uitgangspositie, en droeg de verweerder op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten die betrekking hebben op functiebenamingen en functieonderhoud binnen de politie.