ECLI:NL:RBLIM:2013:7579

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
10 oktober 2013
Zaaknummer
03/700179-13 en 03/700458-12 (ttg)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.J. Hazen
  • E.W.A. van den Berg
  • R. Robroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen en bezit van kinderporno

Op 9 oktober 2013 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ontuchtige handelingen met minderjarigen en het bezit van kinderporno. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 15 maart 2013 in de gemeente Kerkrade een ontuchtige handeling heeft gepleegd met een minderjarige, door deze over het bovenbeen te strelen. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd de minderjarige te bewegen om seksuele handelingen te dulden in ruil voor geld. De rechtbank achtte dit feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zelf.

Verder werd de verdachte ook beschuldigd van het in bezit hebben van 148 kinderpornografische foto's en 13 video's tussen 22 april 2011 en 15 maart 2013. De rechtbank oordeelde dat de verdachte deze afbeeldingen en video's in bezit had, wat eveneens wettig en overtuigend bewezen werd geacht.

In een andere zaak, gepleegd op 28 mei 2012 in Simpelveld, werd de verdachte beschuldigd van schennis van de eerbaarheid en het proberen te bewegen van een minderjarige om ontuchtige handelingen te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich opzettelijk oneerbaar had gedragen door met ontbloot geslachtsdeel in het openbaar te verschijnen en dat hij een minderjarige had benaderd met seksuele bedoelingen.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden dat hij zich moet laten behandelen voor zijn grensoverschrijdend seksueel gedrag. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de betrokkenheid van minderjarigen, en de noodzaak van behandeling om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/700179-13 en 03/700458-12 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak : 9 oktober 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadslieden zijn mr. J de Haan, advocaat te Grave, en mr. R.W.P. Krijnen, advocaat te Heerlen.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2013. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadslieden.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank de voeging bevolen van de afzonderlijk, bij de dagvaardingen met bovenvermelde parketnummers, aangebrachte feiten.

2.De tenlastelegging

Op de inleidende dagvaarding met parketnummer 03/700179-13 zijn drie feiten vermeld, genummerd 2, 3 en 4. Bij de tenlastelegging van deze feiten is volstaan met een omschrijving als bedoeld in artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven dat de tekst van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten ongewijzigd blijft. Feit 4 van de inleidende dagvaarding is ter terechtzitting op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd.
Voor de leesbaarheid van het vonnis, zal de rechtbank de feiten 2, 3 en 4 hernummeren naar 1, 2 respectievelijk 3.
Voorts is ter terechtzitting feit 2 onder parketnummer 03/700458-12 gewijzigd op grond van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
Na voornoemde wijzigingen staat de verdachte terecht ter zake dat:
feit 1, parketnummer 03/700179-13
hij op of omstreeks 15 maart 2013 in de gemeente Kerkrade, althans in het arrondissement Limburg, met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het ontuchtig strelen over en/of tussen de (bedekte) (boven)be(e)n(en) van die [slachtoffer 1] ;
feit 2, parketnummer 03/700179-13
hij op of omstreeks 15 maart 2013 in de gemeente Kerkrade, althans in het arrondissement Limburg, een of meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door giften of beloften van geld [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, met dat oogmerk die [slachtoffer 1] in zijn auto heeft meegenomen en (vervolgens) die [slachtoffer 1] geld heeft geboden om bij hem verdachte een of meer seksuele handeling(en) te verrichten of zodanige handelingen van hem te dulden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3, parketnummer 03/700179-13
hij in of omstreeks de periode van 22 april 2011 tot en met 15 maart 2013 in de gemeente Kerkrade, althans in het arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 148 foto(’s) en/of 13 video(’s) en/of film(s) – en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten één of meer computer(s) en/of (een) harddisk(s) en/of (een) mp3-speler(s) en/of (een)
blackberry – in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd
werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het oraal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) voorwerp(en) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal penetreren met de penis van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt,
waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen
en/of
(waarbij) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
feit 1, parketnummer 03/700458-12
hij op of omstreeks 28 mei 2012 in de gemeente Simpelveld zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een paadje achter het gemeentehuis gelegen aan de [adres] , met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
feit 2, parketnummer 03/700458-12
primair
hij op of omstreeks 4 oktober 2011 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door giften of beloften van geld [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] , waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen, met dat oogmerk die [slachtoffer 2] geld heeft geboden om de broek te laten zakken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 04 oktober 2011 in de gemeente Kerkrade zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres] , met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
Voor wat betreft de toevoeging “of zodanige handelingen van hem te dulden” in de voorlaatste regel van feit 2 parketnummer 03/700179-13 verwijst de rechtbank tevens naar de tweede overweging bij de beoordeling van het bewijs ten aanzien van dit feit.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de feiten 1 en 2, parketnummer 03/700179-13
De officier van justitie acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft ze verwezen naar de verklaring van [slachtoffer 1] , de verklaring van de ouders van die [slachtoffer 1] en de verklaring van verdachte dat [slachtoffer 1] bij hem in de auto is gestapt en dat verdachte met hem heeft gesproken over seks en geld verdienen. Verdachte heeft erkend dat hij zijn hand op het bovenbeen van die [slachtoffer 1] heeft gelegd. In deze context levert dat een ontuchtige handeling op.
De andersluidende verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, acht de officier van justitie niet geloofwaardig, nu zijn verklaring bij de politie meer aansluit bij de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 3, parketnummer 03/700179-13
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen ten aanzien van de 148 ten laste gelegde foto’s en de 13 ten laste gelegde video’s. Hiervoor heeft ze verwezen naar het aantreffen van de afbeeldingen op de verschillende gegevensdragers van verdachte en de uitkomsten van het door een deskundige verbalisant verrichte onderzoek naar de afbeeldingen.
Ten aanzien van feit 1, parketnummer 03/700458-12
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van de moeder van de minderjarige [slachtoffer 3] , de verklaring van die [slachtoffer 3] tijdens een studioverhoor en de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij tijdens het plassen muntjes aan die [slachtoffer 3] heeft gegeven en daarbij heeft verteld dat je met een plasser ook andere lekkere dingen kunt doen en dat hij, verdachte, dit met andere jongens had gedaan.
Ten aanzien van feit 2, parketnummer 03/700458-12
De officier van justitie acht onvoldoende bewijs aanwezig voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit en heeft gevorderd verdachte hiervan vrij te spreken. Hiertoe heeft ze naar voren gebracht dat er onvoldoende bewijs is voor het verband tussen het door verdachte aanbieden van geld en het laten zakken van de broek door [slachtoffer 2] .
Het subsidiair ten laste gelegde feit acht de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van die [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1, parketnummer 03/700179-13
De verdediging vraagt zich af of het ten laste gelegde strelen over het been van [slachtoffer 1] een ontuchtige handeling oplevert. Verdachte zou in ieder geval geen ontuchtige intenties hebben gehad. Bovendien is onvoldoende duidelijk gebleken dat [slachtoffer 1] op dat moment door verdachtes aanraking in zijn eigen seksueel schaamtegevoel is gekwetst.
Voorts, zo heeft de verdediging naar voren gebracht:
  • is er geen sprake geweest van dwang, nu [slachtoffer 1] vrijwillig bij verdachte in de auto is gestapt,
  • is [slachtoffer 1] niet consistent in zijn verhaal en
  • is de verklaring van [slachtoffer 1] het enige bewijsmiddel voor dit feit.
De verdediging heeft dan ook verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken.
Ten aanzien van feit 2, parketnummer 03/700179-13
De verdediging acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en heeft verzocht verdachte hiervan vrij te spreken. Hiertoe heeft ze aangevoerd dat verdachte weliswaar heeft erkend dat er over geld verdienen is gesproken, doch hij heeft [slachtoffer 1] nooit een concreet voorstel gedaan.
Ten aanzien van feit 3, parketnummer 03/700179-13
De verdediging heeft aangevoerd dat zij het bezit van de kinderpornografische afbeeldingen en video’s bewezen acht, gelet op de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd.
Ten aanzien van feit 1, parketnummer 03/700458-12
De verdediging acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en heeft verzocht verdachte hiervan vrij te spreken. Hiertoe heeft ze aangevoerd dat het gedrag van verdachte niet als opzettelijk oneerbaar kan worden beschouwd, omdat verdachte slechts stond te plassen, toen [slachtoffer 3] langs kwam. In dit verband heeft de verdediging nog gewezen op de opmerking van psycholoog M.S.M. Roomans dat verdachte op grond van zijn vroegere deviante ervaringen op seksueel gebied minder goed in staat lijkt om zich te realiseren dat dit soort gedrag voor kinderen normaal gesproken schokkend is.
Ten aanzien van feit 2, parketnummer 03/700458-12
De verdediging acht feit 2 primair niet wettig en overtuigend bewezen en heeft verzocht verdachte hiervan vrij te spreken. Hiertoe heeft ze aangevoerd dat door verdachte weliswaar is gesproken over het verdienen van geld, doch dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte aan [slachtoffer 2] geld heeft geboden om iets te doen.
Ten aanzien van een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Ten aanzien van feit 1, parketnummer 03/700179-13
4.3.1.1 Bewijsmiddelen
Op 21 maart 2013 is [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , door de politie gehoord. [2] Hij werd gehoord over hetgeen er op 15 maart 2013 was gebeurd. [3] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij naar school liep toen er een man in een auto kwam. Die man vroeg aan [slachtoffer 1] waar het Roda Stadion was. [slachtoffer 1] wees hem de weg en stapte in de auto. [4]
Tijdens het rijden raakte de man [slachtoffer 1] met zijn hand aan op [slachtoffer 1] bovenbeen. De man wreef met zijn hand. Nadat [slachtoffer 1] had gezegd dat de man moest stoppen, ging hij nog een paar keer door. [5] Dit aanraken van het been was over de broek. De man raakte, over [slachtoffer 1] kleding heen, bijna [slachtoffer 1] plasser aan. [6]
In de auto vroeg de man aan [slachtoffer 1] of hij geld wilde verdienen. Voor twintig of tien euro zou de man iets met [slachtoffer 1] plasser doen. [7]
Verdachte heeft op 15 maart 2013 bij de politie verklaard dat hij die ochtend op de [adres] een jongetje zag lopen. [8] De [adres] is in Kerkrade. [9] Verdachte dacht in eerste instantie: wat een leuke en aardige jongen. Verdachte vroeg de jongen de weg naar het Roda-stadion. De jongen legde de weg uit en stapte op verdachtes verzoek in de auto. Verdachte vertelde de jongen dat hij, verdachte, met een jongen had afgesproken om wat geld te verdienen of om die jongen geld te laten verdienen. Het ging om lekkere dingen. Verdachte vertelde de jongen dat hij dat eerder had gedaan om geld te verdienen en zei hem dat hij dat ook kon doen, als hij geld wilde verdienen. Later werd er ook nog gesproken over aftrekken. [10] Verdachte heeft zijn hand op het dijbeen van de jongen gelegd. [11]
4.3.1.2 Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 15 maart 2013 in de gemeente Kerkrade de toen twaalfjarige [slachtoffer 1] over het bovenbeen heeft gewreven/gestreeld.
4.3.1.3 Is er sprake van een ontuchtig handeling?
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of dit over het bovenbeen wrijven/strelen een ontuchtige handeling oplevert, hetgeen door de verdediging is betwist. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
De beantwoording van de vraag of de betreffende handeling als ontuchtig moet worden aangemerkt, is afhankelijk van de omstandigheden waaronder die handeling is verricht. (Vergelijk Hoge Raad 7 november 2006, LJN AY8880.) Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte over het been van [slachtoffer 1] wrijven/strelen als ontuchtig moet worden aangemerkt. Voor dit oordeel acht de rechtbank het van belang dat – naar uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt – bij het wrijven/strelen bijna [slachtoffer 1] geslachtsdeel is aangeraakt en dat dit alles plaatsvindt terwijl [slachtoffer 1] een onbekende voor verdachte is, [slachtoffer 1] alleen met verdachte in de auto zit en verdachte tijdens deze rit op zijn initiatief met [slachtoffer 1] een seksueel geladen gesprek voert, waarbij [slachtoffer 1] bovendien wordt gevraagd of hij geld wil verdienen door het dulden van bepaalde seksuele handelingen.
Dat van ‘dwang’ geen sprake zou zijn geweest, zoals de verdediging heeft betoogd, doet niet ter zake, nu ‘dwang’ geen bestanddeel is van de delictsomschrijving van het ten laste gelegde feit.
4.3.1.4 Is er voldoende bewijs?
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] het enige bewijsmiddel is voor een bewezenverklaring van dit feit. Bovendien zou [slachtoffer 1] niet consistent zijn geweest in zijn verklaringen.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren bovengenoemde bewijsmiddelen, inhoudende (een selectie van) de bij de politie afgelegde verklaringen van [slachtoffer 1] en verdachte, voldoende wettig en overtuigend bewijs op. De uitlatingen van [slachtoffer 1] , zowel in zijn verklaring afgelegd tegenover de politie als in zijn ‘informele gesprek’ met de politie, zijn eenduidig en consistent. De rechtbank heeft geen reden om aan zijn verklaring te twijfelen en neemt zijn voor het bewijs gebezigde verklaring dan ook als uitgangspunt, temeer daar deze verklaring op belangrijke onderdelen gesteund wordt door de voor het bewijs gebezigde verklaring van verdachte. De rechtbank acht de verklaringen van de verdachte voor zover die afwijken van de verklaring van [slachtoffer 1] , zoals bijvoorbeeld zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring, ongeloofwaardig, nu deze telkens een andere lezing van het gebeurde geven en de verklaringen op de van de verklaring van [slachtoffer 1] afwijkende punten geen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
4.3.1.5 Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2
Ten aanzien van feit 2, parketnummer 03/700179-13
Op basis van de onder 4.3.1.1. genoemde de bewijsmiddelen en hetgeen de rechtbank daaromtrent onder 4.3.1.4 heeft overwogen stelt de rechtbank vast dat verdachte door beloften van geld heeft getracht [slachtoffer 1] ertoe te bewegen te dulden dat verdachte iets met [slachtoffer 1] geslachtsdeel zou doen.
De rechtbank heeft zich vervolgens afgevraagd of zij tot een bewezenverklaring kan komen nu het ‘dulden’ uit het eerste gedeelte van de tenlastelegging niet nader is verfeitelijkt in het tweede gedeelte van de tenlastelegging en derhalve in feite slechts het door [slachtoffer 1]
verrichtenvan seksuele handelingen bij verdachte is ten laste gelegd. De rechtbank is echter van oordeel dat in het tweede deel van de tenlastelegging het woord ‘dulden’ mag worden ingelezen. Gelet op het eerste deel van de tenlastelegging is dat immers de kennelijke bedoeling van de opsteller van tenlastelegging geweest terwijl die bedoeling voor verdachte zonder meer voorzienbaar was, de behandeling ter terechtzitting zich daarop ook heeft gericht zonder dat daar van de kant van de verdediging bezwaar tegen is gemaakt en het inlezen van het bestanddeel ‘dulden’ evenmin tot de bewezenverklaring van een ander feit leidt.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3
Ten aanzien van feit 3, parketnummer 03/700179-13
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het aantreffen van verdachtes Blackberry (BVH goednummer 2184767) [12] ;
- het aantreffen in verdachtes woning van een computer (met BVH goednummer 2184986), een computer (met BVH goednummer 2184987), een interne harde schijf van een computer (met BVH goednummer 2184988), een externe harde schijf (met BVH goednummer 2184993) en een mp3-speler (met BVH goednummer 2185305) [13] ;
- de resultaten van het onderzoek naar kinderporno [14] ;
- nader digitaal onderzoek [15] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 september 2013.
Op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank ten aanzien van dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, nu verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, terwijl hij nadien niet anders heeft verklaard en er door hem of door zijn raadsman geen vrijspraak werd bepleit.
4.3.4
Ten aanzien van feit 1, parketnummer 03/700458-12
4.3.4.1 Bewijsmiddelen
Op 29 mei 2012 heeft [aangever] aangifte gedaan namens haar zoon [slachtoffer 3] . Het ging om een feit gepleegd op 28 mei 2012 in een paadje achter het gemeentehuis in Simpelveld. [16] Het is een feit van algemene bekendheid dat het gemeentehuis is gelegen aan de [adres] . [aangever] heeft onder meer verklaard dat [slachtoffer 3] haar vertelde dat hij het paadje inliep en dat een man achter hem aanliep. De man zei tegen [slachtoffer 3] dat hij moest plassen, waarop hij zijn plasser uit zijn broek haalde. De man zei: ‘kom eens hier.’ Vervolgens gaf de man [slachtoffer 3] botsautomuntjes, terwijl de plasser nog uit zijn broek hing. De man bleef zeggen dat [slachtoffer 3] moest komen. Verder zei de man tegen [slachtoffer 3] dat je ook nog lekkere dingen met een plasser kan doen en dat hij dat al vaker met jongens en mannen had gedaan. [17]
Op 1 juni 2012 is [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] , uitgebreid gehoord in een zogenoemde kindvriendelijke verhoorstudio. Hij heeft onder meer verklaard dat hij alleen een paadje inliep en dat een man achter hem aankwam. [18] Met de plasser uit zijn broek vroeg de man of [slachtoffer 3] muntjes wilde hebben. Vervolgens gaf de man muntjes aan [slachtoffer 3] . De man was toen nog niet aan het plassen. [19] Toen [slachtoffer 3] verder liep zei de man dat je ook nog andere lekkere dingen met de plasser kunt doen en dat hij het wel eens met jongens had gedaan. Meermalen vroeg de man of [slachtoffer 3] wilde komen. [20]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de jongen achterna liep om hem penningen te geven. [21] Verdachte moest heel erg plassen. Voordat hij ging plassen heeft hij de jongen penningen gegeven. De jongen heeft verdachtes plasser gezien. Verdachte zei tegen de jongen dat je er mee kunt plassen, maar dat je er ook wat anders mee kunt doen. Hij zei verder dat hij dat wel eens gedaan had, zowel met jongens als met meiden. Hij bedoelde er iets seksueels mee. Verdachte had een seksueel gevoel en toen hij dat tegen de jongen zei ging de druk weer omlaag. [22]
4.3.4.2 Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte zich op 28 mei 2012 in de gemeente Simpelveld met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden op een paadje achter het gemeentehuis gelegen aan de [adres] .
4.3.4.3 Is er sprake van opzettelijk oneerbaar handelen?
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze handeling van verdachte opzettelijk oneerbaar is, hetgeen door de verdediging is betwist. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Met het begrip ‘eerbaarheid’ wordt bedoeld de eerbaarheid als algemeen begrip zoals dat moet worden opgevat naar de hier te lande heersende zeden, welke worden bepaald door de bij een belangrijke meerderheid van het Nederlandse volk op dit punt levende opvattingen. (Vergelijk Hoge Raad 19 november 1974, LJN AB5332.)
Naar het oordeel van de rechtbank kan het buiten een daartoe bestemde inrichting plassen in de openbare ruimte – ook wel aangeduid als wildplassen – niet zonder meer als oneerbaar worden aangemerkt. Voor zover verdachte, zoals hijzelf heeft verklaard, [slachtoffer 3] slechts heeft aangesproken toen hij, verdachte, aan het plassen was, is dat plassen in het onderhavige geval echter gepaard gegaan met:
  • het aanspreken van een elfjarige jongen, immers de leeftijd van [slachtoffer 3] ;
  • het meermalen aan deze jongen vragen of hij wil komen;
  • het aan deze jongen geven van munten voor de botsauto’s en
  • het tegen deze jongen vertellen dat je nog andere dingen met de plasser kunt doen en dat hij, verdachte, dat ook gedaan heeft, zowel met jongens als met meiden.
Op grond daarvan reeds kan de conclusie, naar het oordeel van de rechtbank, niet anders luiden dan dat verdachtes handelen oneerbaar was.
Verdachtes opzet op die oneerbaarheid blijkt niet alleen uit de feitelijke gedragingen maar ook uit de seksuele component die verdachte blijkens zijn eigen verklaring aan die gedragingen heeft gegeven. Dat verdachte
mindergoed in staat is om zich de reikwijdte van zijn gedrag te realiseren staat aan het bewijs van het opzet niet in de weg, nu daar uit geenszins volgt dat bij verdachte
iederinzicht in de reikwijdte van zijn gedrag ontbreekt.
4.3.4.4 Is er voldoende bewijs?
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat een gedeelte van de verklaring van [slachtoffer 3] niet klopt. Ten aanzien van andere gedeeltes van de verklaring van [slachtoffer 3] heeft verdachte verklaard dat hij het zich niet meer kan herinneren.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren bovengenoemde bewijsmiddelen, inhoudende de aangifte van [aangever] , de verklaring van [slachtoffer 3] en de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte, voldoende wettig en overtuigend bewijs op. De uitgebreide verklaring van [slachtoffer 3] en de verklaring van diens moeder over hetgeen [slachtoffer 3] tegen haar heeft verteld, zijn eenduidig en consistent. De rechtbank heeft geen reden om aan die verklaringen te twijfelen en neemt deze voor het bewijs gebezigde verklaringen dan ook als uitgangspunt. Deze verklaringen worden op belangrijke onderdelen gesteund door de voor het bewijs gebezigde verklaring van verdachte. De rechtbank acht de verklaringen van de verdachte voor zover die afwijken van de verklaringen van [slachtoffer 3] en zijn moeder, zoals bijvoorbeeld zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring, ongeloofwaardig nu deze telkens een andere lezing van het gebeurde geven en deze verklaringen op de van de verklaringen van [slachtoffer 3] en zijn moeder afwijkende punten geen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
4.3.4.5 Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.5
Ten aanzien van feit 2, parketnummer 03/700458-12
4.3.5.1 Bewijsmiddelen
Op 4 oktober 2011 heeft [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] , aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2011 omstreeks 19:15 uur krantjes bezorgde in de [adres] te Kerkrade. Voor de deur van perceel 172 stond een man die een gesprek begon met [slachtoffer 2] . De man vroeg aan [slachtoffer 2] of het nog verdiende met die krantjes. [23] Toen [slachtoffer 2] even later weer langs perceel 172 kwam, stond de man nog steeds voor de deur. Hij sprak [slachtoffer 2] wederom aan. De man zei dat hij nog twee euro had en vroeg of [slachtoffer 2] die wilde hebben. Voor die twee euro moest [slachtoffer 2] zijn broek laten zakken. [slachtoffer 2] zei tegen de man dat hij dat niet deed. Vervolgens maakte de man zijn eigen broek open. [slachtoffer 2] kon het geslachtsdeel van de man zien. [24]
Verdachte heeft verklaard dat hij de jongen over de krantjes aansprak, omdat hij had gehoord dat het rondbrengen van krantjes zo weinig opbracht. Op enig moment kwam het gespreksonderwerp op seks en geld. Verdachte had van iemand gehoord dat je als jongen geld kon verdienen via chat om als jongere bij mannen seksuele handelingen te verrichten. Hij vertelde de jongen toen dat hij, verdachte, voornemens was om voor geld seks te hebben met mannen. Vervolgens liep het uit de hand. Verdachte maakte zijn gulp open, deed zijn onderbroek aan de kant en liet zijn geslachtsdeel zien aan de jongen. [25] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dacht dat de jongen zestien was.
4.3.5.2 Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Anders dan de officier van justitie en de verdediging stelt de rechtbank op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte heeft gepoogd om de minderjarige [slachtoffer 2] , door het geven of beloven van geld, te bewegen zijn broek te laten zakken.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 2] eenduidig en consistent en de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring. Bovendien wordt deze verklaring in voldoende mate gesteund door de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank acht de verklaringen van de verdachte, voor zover die afwijken van de verklaring van [slachtoffer 2] , zoals bijvoorbeeld zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring, ongeloofwaardig, nu deze telkens een andere lezing van het gebeurde geven en deze verklaringen op de van de verklaring van [slachtoffer 2] afwijkende punten geen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Gelet op de leeftijd van [slachtoffer 2] ten tijde van het feit (13 jaar) en verdachtes eigen verklaring omtrent de leeftijd van [slachtoffer 2] ter terechtzitting, staat, naar het oordeel van de rechtbank, op zijn minst vast dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het hier een minderjarige betrof.
4.3.5.3 Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.6
Tot slot
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1, parketnummer 03/700179-13
op 15 maart 2013 in de gemeente Kerkrade met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het ontuchtig strelen over het bedekte bovenbeen van die [slachtoffer 1] ;
feit 2, parketnummer 03/700179-13
op 15 maart 2013 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door giften of beloften van geld [slachtoffer 1] , geboren op 24 oktober 2000, van wie hij wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden, met dat oogmerk die [slachtoffer 1] in zijn auto heeft meegenomen en vervolgens die [slachtoffer 1] geld heeft geboden om van hem verdachte een of meer seksuele handelingen te dulden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3, parketnummer 03/700179-13
in de periode van 22 april 2011 tot en met 15 maart 2013 in de gemeente Kerkrade meermalen afbeeldingen, te weten 148 foto’s en 13 video’s – en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten computers en/of harddisks en/of een mp3-speler en/of een
blackberry – in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) – zakelijk weergegeven – bestond(en) uit:
het oraal en/of anaal penetreren met de penis en/of een voorwerp van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal penetreren met de penis van het lichaam van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het betasten / aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met een vinger/hand
en/of
het betasten / aanraken van de geslachtsdelen van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met een vinger/hand
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt,
waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of in (een) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen
en/of
waarbij door het camerastandpunt en/of de onnatuurlijke pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden,
waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
feit 1, parketnummer 03/700458-12
op 28 mei 2012 in de gemeente Simpelveld zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een paadje achter het gemeentehuis gelegen aan de [adres] , met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
feit 2 primair, parketnummer 03/70045812
op 4 oktober 2011 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door giften of beloften van geld [slachtoffer 2] , geboren op 30 januari 1998, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen, met dat oogmerk die [slachtoffer 2] geld heeft geboden om de broek te laten zakken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare misdrijven op:
Ten aanzien van feit 1, parketnummer 03/700179-13:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Ten aanzien van feit 2, parketnummer 03/700179-13:
poging tot door giften of beloften van geld een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden.
Ten aanzien van feit 3, parketnummer 03/700179-13:
een afbeelding – of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding – van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 1, parketnummer 03/700458-12:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Ten aanzien van feit 2 primair, parketnummer 03/700458-12:
poging tot door giften of beloften van geld een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
Het misdrijf onder feit 1, parketnummer 03/700179-13, is strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder feit 2, parketnummer 03/700179-13, is strafbaar gesteld bij artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder feit 3, parketnummer 03/700179-13, is strafbaar gesteld bij artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder feit 1, parketnummer 03/700458-12, is strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder feit 2 primair, parketnummer 03/700458-12, is strafbaar gesteld bij artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door de psycholoog M.S.M. Roomans is omtrent de geestvermogens van verdachte op 16 augustus 2012 rapportage uitgebracht. Deze deskundige komt tot de volgende conclusies:
  • Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis, in diagnostische zin te omschrijven als een seksuele stoornis, meer specifiek exhibitionisme en pedofilie (niet-exclusieve type) en aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in diagnostische zin te omschrijven als een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven met afhankelijke, vermijdende en antisociale trekken.
  • Verdachte leed aan deze ziekelijke stoornis en deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het plegen van het onder 1 (met parketnummer 03/700458-12) bewezen verklaarde feit.
  • Deze ziekelijke stoornis en deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het onder 1 (met parketnummer 03/700458-12) bewezen verklaarde feit, in grote mate. Dit feit kan mede daaruit verklaard worden.
De deskundige heeft geadviseerd verdachte te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank begrijpt deze conclusies en dit advies van de deskundige en neemt deze over. Gelet op de inhoud van het advies, de daarin vastgestelde diagnose en de aard van de overige bewezen verklaarde feiten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet alleen ten aanzien van het feit ter zake waarvan de deskundige heeft gerapporteerd maar ook ten aanzien van de overige bewezen verklaarde feiten, als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren. Als bijzondere voorwaarde heeft ze gevorderd dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien deze inhouden dat verdachte een ambulante behandeling bij de Mondriaan Zorggroep ondergaat.
Hiertoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft meermalen jonge jongens benaderd en hen geconfronteerd met zijn eigen seksuele behoeftes. In één geval heeft hij een jongen meegenomen in zijn auto. Hiermee heeft hij de mogelijkheid van die jongen om zich aan het gesprek te onttrekken weggenomen. Hoe traumatiserend dit kan zijn blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van de vader van die jongen.
Verder heeft verdachte kinderporno in zijn bezit gehad. Hierdoor wordt de kinderporno-industrie die draait op het seksuele misbruik van kinderen in stand gehouden.
De officier van justitie acht het recidiverisico reëel en groot. Bij gebrek aan een beter alternatief is de officier van justitie van mening dat het ondergaan van een ambulante behandeling nodig is.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De verdediging acht een ambulante behandeling, als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, op haar plaats.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft op 4 oktober 2011 een toen dertienjarige jongen geld aangeboden om zijn broek te laten zakken. Op 28 mei 2012 heeft hij een toen elfjarige jongen aangesproken en deze jongen zijn ontblote penis laten zien, terwijl hij over seks sprak. Op 15 maart 2013 heeft verdachte een toen twaalfjarige jongen in zijn auto meegenomen, met hem over seks gesproken en hem over zijn been gestreeld. Bovendien heeft verdachte deze jongen geld geboden om van hem, verdachte, een of meer seksuele handelingen te dulden. Dit zijn ernstige strafbare feiten, te meer daar bij alle feiten minderjarigen zijn betrokken. Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde let de rechtbank mede op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voorts slaat de rechtbank acht op de door de vader van het slachtoffer [slachtoffer 1] opgestelde schriftelijke slachtofferverklaring. Hieruit is gebleken dat het slachtoffer in de eerste weken na het bewezenverklaarde feit erg teruggetrokken en angstig was en niet meer buiten durfde te komen. Hoewel de vader sinds korte tijd bij het slachtoffer enige vooruitgang heeft bemerkt, is het slachtoffer buitenshuis nog altijd enorm angstig.
Verder heeft verdachte in de periode van 22 april 2011 tot en met 15 maart 2013 148 kinderpornografische foto’s en dertien kinderpornografische video’s in bezit gehad. Bij de vervaardiging van kinderporno worden kinderen seksueel misbruikt en geëxploiteerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat de nadelige gevolgen die deze kinderen hiervan, zowel in psychische als in fysieke zin, ondervinden zeer ingrijpend zijn. Verdachte moet hier mede verantwoordelijk voor worden gehouden, nu hij met het bezit van kinderporno heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het dan ook noodzakelijk om niet alleen degenen te vervolgen en te bestraffen die kinderporno vervaardigen, maar ook degenen die kinderporno afnemen en in bezit hebben.
Met het voorgaande wordt duidelijk waarin de ernst van de feiten gelegen is. Hiermee houdt de rechtbank dan ook rekening bij het bepalen van de op te leggen straf.
Anders dan voor de overige bewezen verklaarde feiten, zijn door de Rechtspraak oriëntatiepunten ten aanzien van de strafmaat ontwikkeld voor het in bezit hebben van kinderporno. Dit oriëntatiepunt is een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uur. Deze combinatie van straffen is in dit geval niet (meer) mogelijk, nu artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat een taakstraf niet wordt opgelegd in geval van een veroordeling voor het misdrijf omschreven in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, tenzij naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. Bovendien acht de rechtbank een taakstraf niet op zijn plaats, gelet op de combinatie van de gepleegde strafbare feiten en het feit dat verdachte, blijkens het Uittreksel JD-info d.d. 29 augustus 2013, al eerder is veroordeeld ter zake het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren.
De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen. Bij de hoogte daarvan zal de rechtbank rekening houden met haar vaststelling onder het kopje ‘de strafbaarheid van verdachte’ dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank ziet de noodzaak om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, opdat verdachte voor zijn stoornissen wordt behandeld. Hierbij sluit de rechtbank aan bij het advies van de deskundige M.S.M. Roomans in de Pro Justitia-rapportage d.d. 16 augustus 2012 en bij het advies van Reclassering Nederland, Adviesunit Limburg, in het aanvullende reclasseringsadvies d.d. 12 september 2013. De door de reclassering geadviseerde ambulante behandeling zal de rechtbank dan ook, naast een meldplicht bij de reclassering, als bijzondere voorwaarde opleggen.
Met oplegging van een deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan de behandeling van verdachte en daarmee het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting.
Voor het opleggen van een proeftijd van vijf jaren, zoals door de officier van justitie gevorderd, ziet de rechtbank, gelet op het ontbreken van enige (gedragskundige) onderbouwing daarvoor en het heldere advies van de reclassering op dit punt, geen noodzaak.
De rechtbank realiseert zich dat het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf meer is dan de tijd die de verdachte ten tijde van de uitspraak in voorarrest heeft gezeten. De verdediging heeft zich daartegen verzet, omdat er dan mogelijk problemen ontstaan met betrekking tot verdachtes huisvesting hetgeen voor een ambulante behandeling als voorwaarde is gesteld. Voor zover de situatie omtrent verdachtes huisvesting daadwerkelijk problematisch is, ziet de rechtbank daarin echter, gegeven de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, onvoldoende reden om van bovengenoemde straf af te zien.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een schadevergoeding van € 767,36 gevorderd ter zake van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/700179-13, inclusief wettelijke rente. Voorts heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen. Zij acht het bedrag passend, gelet op de kwetsbaarheid en de leeftijd van het slachtoffer. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de verdediging bezwaar gemaakt tegen de vordering, nu zij de stukken met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij eerst in de ochtend van 25 september 2013 heeft ontvangen en geen onderzoek heeft kunnen doen naar de omvang van de gevorderde immateriële schade.
De verdediging heeft daarnaast aangegeven dat zij afziet van het bezwaar, indien dit zou leiden tot een schorsing van het onderzoek ter terechtzitting.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van rechtstreekse schade door het onder de feiten 1 en 2 met parketnummer 03/700179-13 bewezenverklaarde.
De rechtbank stelt de materiële schade, bestaande uit reiskosten, naar redelijkheid en billijkheid vast op het gevorderde bedrag van € 17,36.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade ad € 750,00 acht de rechtbank een matiging op haar plaats, nu:
  • de uitspraak waarop de vordering is gebaseerd betrekking heeft op een ander strafbaar feit, met een hoger strafmaximum, en de in die zaak bewezen verklaarde ontuchtige handelingen ernstiger zijn dan de ontuchtige handelingen in de onderhavige zaak;
  • de vordering mede is gebaseerd op het door de verdachte in de auto trekken van het slachtoffer, terwijl dit niet nader is onderbouwd en hiervan ook anderszins niet is gebleken.
De rechtbank stelt de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 500,00.
Naast het totale schadebedrag van € 517,36 zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Verder wijst de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel toe voor een bedrag van € 517,36, nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht.

9.Het beslag

De rechtbank zal de in beslag genomen pasfoto’s onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien zij aan de verdachte toebehoren, en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang, terwijl zij zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit 3 met parketnummer 03/700179-13.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank deze foto’s, met de afbeelding van een kennelijk minderjarige jongen, opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen in samenhang met de bij verdachte aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen. De opmerking van verdachte dat het gaat om pasfoto’s van zijn broertje doet hieraan niet af vanwege verdachtes kennelijke seksuele interesse in minderjarige jongens.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36b, 36d, 36f, 45, 57, 63
239, 240b, 247 en 248a van het Wetboek Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 03/700179-13 en voor de feiten 1 en 2 primair onder parketnummer 03/700458-12 tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
-
stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • zich binnen drie werkdagen na zijn invrijheidstelling meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Heerderweg 25 te Maastricht, waarna hij zich blijft melden zo frequent en zo lang de reclassering dit nodig acht;
  • zich voor grensoverschrijdend seksueel gedrag laat behandelen bij de Mondriaan Zorggroep, of een soortgelijke instelling, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
  • heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis – waaronder op de voet van het bepaalde bij artikel 72, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering begrepen de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld – gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03/700179-13
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , [adres] , te betalen een bedrag van € 517,36 (zegge: vijfhonderdzeventien euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente van 15 maart 2013 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] het bedrag van € 517,36 (zegge: vijfhonderdzeventien euro en zesendertig eurocent) te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2013;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen: twee pasfoto’s (voorwerpnummer 2185311).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. E.W.A. van den Berg en mr. R. Robroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 oktober 2013.
Buiten staat
Mr. R. Robroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/700179-13 en 03/700458-12 (ter terechtzitting gevoegd)
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 9 oktober 2013 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 25 september 2013 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadslieden: mr. J. de Haan, advocaat te Grave, en mr. R.W.P. Krijnen, advocaat te Heerlen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen voor de feiten onder parketnummer 03/700179-13, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013027231 d.d. 5 juni 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering. Het proces-verbaal is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 423.
2.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 21 maart 2013 op pagina 300.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2013 op pagina 283.
4.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 21 maart 2013 op pagina 301.
5.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 21 maart 2013 op de pagina’s 305 en 306.
6.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 21 maart 2013 op pagina 313.
7.Het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 21 maart 2013 op de pagina’s 311 en 313.
8.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 maart 2013 op pagina 212.
9.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 16 maart 2013 op pagina 219.
10.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 maart 2013 op pagina 215.
11.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 16 maart 2013 op pagina 221.
12.Het proces-verbaal doorzoeking [adres] te Kerkrade d.d. 16 maart 2013 op pagina 37 en de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 16 maart 2013 op pagina 61.
13.Het proces-verbaal 2e onderzoek woning [adres] Kerkrade op pagina 50, de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 18 maart 2013 op de pagina’s 166 (ten aanzien van nummer 2184986), op de pagina’s 166 en 167 (ten aanzien van nummer 2184987), op pagina 167 (ten aanzien van nummer 2184988), op pagina 168 (ten aanzien van nummer 2184993) en op pagina 170 (ten aanzien van nummer 2185305), het proces-verbaal d.d. 1 mei 2013 op pagina 183 (ten aanzien van de nummers 2184767 en 2185305) en het proces-verbaal onderzoek gegevensdragers d.d. 21 mei 2013 op pagina 185 (ten aanzien van de nummers 2184993, 2184986, 2184987 en 2184988).
14.Het proces-verbaal onderzoek en beoordeling kinderporno d.d. 26 april 2013, inclusief bijlage I: de collectiescan, op de pagina’s 194 tot en met 196 en 198 tot en met 200.
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2013, inclusief bijlage, op de pagina’s 204 tot en met 210.
16.Het proces-verbaal aangifte van [aangever] d.d. 29 mei 2012 op de pagina’s 8 en 9.
17.Het proces-verbaal aangifte van [aangever] d.d. 29 mei 2012 op pagina 11.
18.Het proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer 3] d.d. 1 juni 2012 op pagina 29.
19.Het proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer 3] d.d. 1 juni 2012 op de pagina’s 29 en 42.
20.Het proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer 3] d.d. 1 juni 2012 op pagina 30.
21.Het proces-verbaal 2e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 mei 2012 op pagina 106.
22.Het proces-verbaal 2e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 30 mei 2012 op pagina 105.
23.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 4 oktober 2011 op pagina 81.
24.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 4 oktober 2011 op pagina 82.
25.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 3 maart 2012 op pagina 112.