ECLI:NL:RBLIM:2013:7809

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
17 oktober 2013
Zaaknummer
03/702650-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen van € 232.500,-

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen van een geldbedrag van € 232.500,-. De verdachte stond terecht voor het verbergen en verhullen van de herkomst van dit geldbedrag, dat volgens de officier van justitie van criminele oorsprong was. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting op 2 oktober 2013 gehouden, waar de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door haar raadsman, aanwezig waren.

De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op of omstreeks 28 januari 2012, in Urmond, samen met anderen of alleen, een geldbedrag van € 232.500,- had verborgen en verhuld, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen omstandigheden waren die de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg stonden.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen beoordeeld. De verdachte had de kluis ter beschikking gesteld aan haar broer, die het geld daar had opgeslagen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat het geld van criminele herkomst was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had kunnen vermoeden dat het geld niet legaal was verkregen, en sprak haar vrij van het ten laste gelegde feit. Tevens werd er een beslissing genomen over het beslag op het geld, waarbij de rechtbank de teruggave aan de broer van de verdachte gelastte, ondanks de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/702650-12
Datum uitspraak : 16 oktober 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
wonende aan de [adres].
Raadsman is mr. J.W.H. Kempen, advocaat te Geleen.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 2 oktober 2013.
De rechtbank heeft op 2 oktober 2013 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door haar raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat -kort samengevat- terecht ter zake van witwassen van geld. De volledige tenlastelegging luidt dat:
zij op of omstreeks 28 januari 2012, in elk geval in of omstreeks de maand januari 2012, te Urmond, in de gemeente Stein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van euro 232.500,-, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende op een voorwerp, te weten [betrokkene], was en/of wie bovenomschreven voorwerp, te weten een geldbedrag van euro 232.500,-, voorhanden had, en/althans een voorwerp, te weten een geldbedrag van euro 232.500,-, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, en/althans haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat voormeld geldbedrag, althans voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft verdachte een geldbedrag van € 232.500,- bewaard in een kluis in haar woning, terwijl dat geld van criminele herkomst was. Het geld was van haar broer, [betrokkene], en verdachte kon redelijkerwijs vermoeden dat het geld uit misdrijf afkomstig was.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden gevorderd met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken. Verdachte, die de kluis ter beschikking had gesteld aan haar broer, wist niet dat er zoveel geld in lag. Evenmin kon zij weten dat het geld geen legale herkomst had.
4.3
Het oordeel van de rechtbankInleiding
Op 29 januari 2012 werd in de woning van verdachte aan de [adres] te Urmond in de gemeente Stein in een kluis een geldbedrag aangetroffen van € 232.500,-. Het geld werd in beslaggenomen. De politie vermoedde dat het geld een illegale herkomst had. Naar aanleiding van de verklaring van verdachte dat het geld mogelijk van haar broer kon zijn, werd [betrokkene] gehoord. Deze heeft bij de politie verklaard dat hij gebruik maakte van de kluis in de woning van zijn zus en dat er € 232.500,- in lag. [betrokkene] verklaarde het geld te hebben verdiend met advieswerk en bemiddeling voor een hennepzadenbedrijf. [betrokkene] zou voor dit werk een jaar lang maandelijks een vergoeding van € 20.000,- cash hebben ontvangen, zonder begeleidende factuur.
Witwassen?
De rechtbank komt op basis van het dossier -kort samengevat- tot de conclusie dat [betrokkene] het geld heeft verhuld door het te bewaren in andermans kluis en door het buiten het zicht van de fiscus te houden. Verder heeft hij een ongeloofwaardige verklaring gegeven over de herkomst van het geld. Duidelijk is voor de rechtbank dat [betrokkene] zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De vraag is echter wat verdachte hier van wist of kon vermoeden.
Verdachte heeft verklaard dat zij de kluis aan haar broer ter beschikking had gesteld. Zij had van hem begrepen dat hij problemen had met de bank en zijn ex-vrouw. Om die reden wilde hij geld bewaren in de kluis. Om hoeveel geld het ging, wist verdachte niet. Van de herkomst wist zij ook niets. Zij zag een mogelijk verband met de erfenis die zij en haar broer hadden ontvangen van hun vader van € 50.000,-. Verdachte beschikte over de code van de kluis, maar maakte er zelf echter geen gebruik van.
De vraag is of er feiten en omstandigheden zijn aan te wijzen die met zich meebrengen dat verdachte minstens had kunnen vermoeden dat het geld van haar broer niet op legale wijze was verkregen. De rechtbank heeft dergelijke vermoedens niet kunnen ontlenen aan het dossier.
Zo kan nergens uit worden afgeleid dat verdachte wist hoeveel geld er werkelijk in de kluis lag. Het door haar genoemde bedrag van € 50.000,- komt overeen met het bedrag dat zijzelf blijkens het dossier uit de erfenis van haar vader had ontvangen. Dat maakt het verklaarbaar dat zij een dergelijk bedrag noemde bij haar verhoor door de politie en het levert geen aanwijzing op dat zij wist dat haar broer hogere bedragen met een andere, laat staan criminele, herkomst in de kluis bewaarde. Ook kan niet bewezen worden dat verdachte op enig moment zelf van de kluis gebruik maakte en had moeten zien wat zich daarin bevond.
Voorts blijkt nergens uit dat verdachte wist dat [betrokkene] geld uit het zicht van de fiscus hield. De omstandigheid dat haar broer het geld niet in zijn eigen woning of op zijn bedrijfskantoor bewaarde, roept vragen op, die verdachte zichzelf en haar broer had kunnen stellen. Dat beoordeelt de rechtbank als naïef van verdachte, maar het legt onvoldoende gewicht in de schaal om verdachte te veroordelen.
De officier van justitie heeft nog een aantal andere factoren aangewezen die in onderlinge samenhang de conclusie zouden rechtvaardigen dat verdachte redelijkerwijs kon vermoeden dat het geld niet legaal was. Zo beschikte verdachte over de code van de kluis en wist zij dat er contant geld in werd bewaard door haar broer, die bovendien geregeld bij haar over de vloer kwam, aldus de officier van justitie. Voor de rechtbank levert dit echter geen enkele harde aanwijzing op dat verdachte had moeten vermoeden dat haar broer het geld niet op legale manier had verkregen. De rechtbank kan zich dan ook niet in de redenering van de officier van justitie vinden. Dat betekent dat verdachte bij gebrek aan bewijs moet worden vrijgesproken.

5.Het beslag

Op het bedrag van € 232.500,- rust zowel een beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering als conservatoir beslag. Inzake het beslag ex artikel 94 zal de rechtbank in deze zaak de teruggave gelasten van het geld aan [betrokkene], niettegenstaande haar conclusie dat hij zich aan witwassen heeft schuldig gemaakt. De rechtbank zal in zijn zaak, die gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld met de onderhavige zaak, een separate uitspraak doen.
Op basis van het wettelijke systeem is teruggave aan degene aan wie het geld toebehoort, de enige beslissing die de rechtbank kan nemen. Verdachte wordt immers vrijgesproken en verbeurdverklaring, zoals gevorderd door de officier van justitie, is niet aan de orde, te meer omdat het geld niet aan verdachte toebehoorde. Ook voor onttrekking aan het verkeer komt het geld niet in aanmerking, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 8 maart 2005, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:HR:2005:AR7626.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit;
Beslag
- gelast teruggave van het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp: 2012011178 4 Geld Nederlands, € 232.500,- aan [betrokkene], [adres 2].
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 oktober 2013.
Buiten staat
Mr. De Groot is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/702650-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 16 oktober 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
wonende te [adres].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. J.W.H. Kempen, advocaat te Geleen.