4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 03/703001-12 acht de rechtbank het volgende van belang.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in het jaar 2011 een pistool merk Walther kaliber 7.65 en een doosje bijpassende patronen van zijn broer [slachtoffer 1] heeft gekregen. Nadat hij op 19 april 2012 aangifte heeft gedaan tegen zijn broer [slachtoffer 1] wegens vernieling, is hij naar huis gereden, heeft dit wapen bij zich gestoken en is weggereden in zijn auto merk Renault, type Megane. Onderweg kwam hij zijn broer [slachtoffer 1] tegen op het kruispunt Parallelweg/Tunnelstraat. Zijn broer kwam op hem afgefietst, terwijl hij schold en dreigende taal bezigde.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij wilde wegrijden van zijn broer, maar dat dit ten gevolge van de verkeersdrukte niet mogelijk was. Ter hoogte van het oude ziekenhuis op de Elisabeth van Barstraat fietste zijn broer [slachtoffer 1] naast de auto. De verdachte zag dat hij een beweging naar zijn broeksband maakte en dacht dat zijn broer een pistool tevoorschijn wilde halen. Uit angst heeft hij toen zijn pistool, dat was geladen en waarvan de veiligheidspal was ontgrendeld, gepakt en daarmee zonder nadenken in paniek op zijn broer geschoten. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij zijn broer met het wapen wilde afschrikken, maar dat het ongewild tot viermaal toe is afgegaan. De eerste keer ging het af omdat het wapen stootte tegen de raamstijl van het rechter voorportier. Voor het feit dat het wapen daarna nog een aantal keren is afgegaan heeft de verdachte geen verklaring.
Verder heeft de verdachte verklaard dat hij weet hoe hij met een vuurwapen moet omgaan.
Het wapen heeft hij naderhand in Maastricht in de Maas gegooid.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 19 april 2012 over de Tunnelweg in Sittard fietste en bij het stoplicht op de Parallelweg zijn broer [verdachte] zag staan. [verdachte] reed in een auto merk Renault, type Megane. [verdachte] trok ineens op en sloeg rechtsaf de Elisabeth van Barstraat in, daarmee in de richting rijdend waarin aangever fietste. [verdachte] reed naast hem op, deed het raam van het rechter voorportier open en begon te schieten. Aangever hoorde vier of vijf knallen. Hij is geraakt in zijn rechterarm ter hoogte van de pols aan de bovenzijde. Het betreft een in- en uitschot.
In de geneeskundige verklaring betreffende het letsel van aangever is vermeld dat een in- en uitgangswond ter hoogte van de dorsale zijde van de hand aan radiaire zijde werd geconstateerd, een oppervlakkig traject door de weke delen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij met haar zoon [getuige 2] in haar auto reed op de Elisabeth van Barstraat te Sittard. Zij zag van rechts over de Parallelweg een auto naderen, waar een fietser naast reed. Zowel de fietser als de auto sloegen rechtsaf de Elisabeth van Barstraat in. Zij zag en hoorde dat de fietser vanalles tegen de bestuurder van de auto riep. Zij zag toen dat de auto inhield en dat de fietser de auto inhaalde ter hoogte van de plaats waar vroeger het ziekenhuis stond. Toen de fietser naast de auto reed, zag zij dat vanuit de auto door het raam van het portier rechtsvoor een pistool naar buiten werd gebracht en dat dit op de fietser werd gericht. Zij hoorde vier of vijf schoten, die allemaal gericht op de fietser werden afgevuurd.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij bij zijn moeder, de getuige [getuige 1], in de auto zat en op de kruising Tunnelstraat/Parallelweg te Sittard zag dat een auto rechtsaf reed de Elisabeth van Barstraat te Sittard in. Kort daarna zag hij een fiets rijden met hoge snelheid. Het leek erop dat de man die de fiets bestuurde achter de auto aan fietste. De bestuurder van de fiets gebaarde wild en schreeuwde luidkeels.
[getuige 2] zag dat de auto plotseling sterk snelheid minderde. Hij zag dat de bestuurder van de auto de man op de fiets naast het door hem bestuurde voertuig liet komen. De bestuurder van de fiets had een non-verbale agressieve houding en bukte om door het raampje van de auto naar binnen te kijken. Plotseling stak de bestuurder van de auto zijn arm uit naar rechts. Hij had een pistool in de rechterhand. Dit werd uit het raam gehouden aan de passagierszijde van de auto. Getuige hoorde vier of vijf schoten. Hij zag dat de man op de fiets een schotwond had aan zijn rechterhand en dat de hand van de man bloedde.
Op de plaats delict zijn vier hulzen aangetroffen. Deze zijn onderzocht. Blijkens dit onderzoek zijn het hulzen van het kaliber 7.65 mm, merk Browning, terwijl het zeer waarschijnlijk is dat deze met hetzelfde vuurwapen zijn verschoten.
De rechtbank ziet zich gesteld voor een tweetal vragen.
Op de eerste plaats dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het opzet van de verdachte was gericht op de dood van [slachtoffer 1].
De verdachte heeft verklaard dat het opzet van hem niet was gericht op het doden van zijn broer [slachtoffer 1]. Hij weet hoe hij met wapens moet omgaan en hij had indien gewild dus gemakkelijk zijn broer [slachtoffer 1] kunnen doodschieten.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de verdachte tot viermaal toe op korte afstand op zijn broer [slachtoffer 1] heeft geschoten. Dat hij zijn broer [slachtoffer 1] niet vaker dan éénmaal raakte, wijt de rechtbank aan de omstandigheid dat hij schoot vanuit een rijdende auto, terwijl ook de fiets waar zijn broer [slachtoffer 1] op reed in beweging was. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat ook om deze reden [slachtoffer 1] niet in enig vitaal deel is geraakt door een kogel uit het wapen van de verdachte.
Het is een feit van algemene bekendheid dat schieten met een vuurwapen vanaf korte afstand op een persoon zonder meer levensbedreigend is. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het opzet van de verdachte was gericht op de dood van [slachtoffer 1] en dat het alleen door toeval niet zover is gekomen dat [slachtoffer 1] is overleden.
Ten tweede zal zij ingaan op de vraag of er sprake is van voorbedachten rade, hetgeen wijst op een moment van kalm beraad en rustig overleg.
Kalm beraad en rustig overleg moet gezien worden als het tegenovergestelde van handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling die de dader als het ware onvoorbereid treft en hem brengt tot de onmiddellijk gevolgde daad. Van een dergelijk handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling kan naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet worden gesproken omdat de verdachte een pistool merk Walther, kaliber 7.65 mm bij zich droeg om zich - naar eigen zeggen - te beschermen tegen zijn broer [slachtoffer 1]. Het wapen was half geladen en niet vergrendeld, dus op doorladen na schietklaar. Op het moment dat de verdachte op 19 april 2012 zijn broer zag, stond hij voor het stoplicht op de Parallelweg. De verdachte sloeg rechtsaf in dezelfde richting waarin zijn broer [slachtoffer 1] fietste.
Vervolgens creëerde de verdachte een situatie waarin zijn auto en de fiets op gelijke hoogte kwamen. Zijn broer [slachtoffer 1] bukte zich op dat moment om in de auto te kijken. De verdachte nam toen zijn vuurwapen ter hand, laadde dit door, richtte dit vanuit de auto op zijn broer [slachtoffer 1] en schoot met dat wapen vier kogels. Op grond van de omstandigheid dat de verdachte – voorafgaand aan het richten van het pistool – dit eerst heeft moeten doorladen, maakt zijn verklaring over het per ongeluk afgaan van het eerste schot niet geloofwaardig.
Zelfs indien moet worden aangenomen dat het eerste schot ongewild zou zijn afgegaan, heeft de verdachte nog steeds gelegenheid gehad zijn handelen te overdenken in de momenten voorafgaande aan de vervolgschoten. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 03/810222-12:
De rechtbank is van oordeel dat dit feit niet is bewezen, nu de verdachte dit feit ontkent en de verklaringen van de getuigen geen bewijs kunnen vormen. De rechtbank zal de verdachte daarom van dat feit vrijspreken.