In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 8 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een bewoner van Ohé, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om handhavend op te treden tegen het gebruik van een bijgebouw als slaapkamer, wat volgens haar in strijd was met de verleende bouwvergunning en het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de ruimte als slaapkamer niet was toegestaan, aangezien een bijgebouw in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. De rechtbank stelde vast dat de bouwtekening een garage met berging vergunde en dat het gebruik van deze ruimte als slaapkamer in strijd was met de planvoorschriften.
De rechtbank concludeerde dat verweerder in beginsel gehouden was om handhavend op te treden tegen dit strijdige gebruik. Eiseres had eerder verzocht om handhaving, maar verweerder had dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het beroep van eiseres. De rechtbank oordeelde dat het feitelijke gebruik van de ruimte niet betekende dat de kwalificatie van het pand veranderde van bijgebouw naar hoofdgebouw. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en droeg hem op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.