In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 november 2013 uitspraak gedaan over een omgevingsvergunning die was verleend voor de aanpassing en uitbreiding van een milieu-inrichting voor varkenshouderij in Grashoek. De rechtbank oordeelde dat het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) niet van toepassing zijn op de opslag van propaan binnen de inrichting, waardoor er geen verplichting bestond voor een kwantitatieve risicoanalyse. De eisers, die beroep hadden ingesteld tegen het bestreden besluit, konden niet aannemelijk maken dat er nadere voorschriften aan de vergunning verbonden hadden moeten worden in verband met ongebruikelijke voorvallen, zoals bedoeld in de Wet milieubeheer.
De rechtbank oordeelde verder dat de toets luchtkwaliteit fijnstof (PM10) met het model ISL3a correct was uitgevoerd en dat het akoestisch onderzoek voldeed aan de eisen. De geluidgrenswaarden werden niet overschreden, ook niet tijdens de nachtperiode. De rechtbank bevestigde dat het besluit uit 2009, waarin werd vastgesteld dat een milieu-effectrapportage niet noodzakelijk was, nog steeds geldig was, omdat de milieubelasting van de inrichting was afgenomen.
Daarnaast werd geoordeeld dat de Wet geurhinder en veehouderij niet in strijd was met het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de geurhinder door het mestbassin niet door de vergunning, maar via het Activiteitenbesluit was geregeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de eisers voor een deel niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.