ECLI:NL:RBLIM:2013:BY8946

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/11/386 R
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.C.M. Bomans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en laatste kans voor saniet

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 januari 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de schuldsaneringsregeling van de saniet, geboren in 1976. De saniet was eerder toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, maar had niet voldaan aan de verplichtingen die hieruit voortvloeiden. Ondanks dat er tijdens de toelating een grond voor afwijzing aanwezig was, kreeg de saniet de kans om zijn situatie te verbeteren, mede door zijn inkomen uit arbeid. Echter, na een ontslag op staande voet, dat volgde op herhaaldelijk te laat komen en ongeoorloofde afwezigheid, raakte de saniet verwijtbaar werkloos. Dit leidde tot een boedelachterstand van ongeveer € 575,00 en een huurachterstand van € 1.100,00.

De rechtbank oordeelde dat de saniet niet in voldoende mate aan de kernverplichtingen van de schuldsaneringsregeling voldeed, maar besloot hem toch een laatste kans te geven. De saniet had na zijn ontslag veel gesolliciteerd en had inmiddels een jaarcontract als internationaal chauffeur met een gegarandeerd salaris. De rechtbank gaf aan dat de saniet uiterlijk op 13 februari 2013 een deugdelijk plan van aanpak moest indienen bij de bewindvoerder om de achterstanden in te lopen. De rechtbank waarschuwde dat bij het niet tijdig indienen van dit plan of bij verdere tekortkomingen, een omzetting van de schuldsaneringsregeling in een faillissement onafwendbaar zou zijn.

De rechtbank wees het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling af, maar legde de saniet strikte voorwaarden op om zijn situatie te verbeteren. De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van verplichtingen binnen de schuldsaneringsregeling en de mogelijkheid voor een tweede kans, mits de saniet zich inspant om aan de voorwaarden te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond (tussentijdse) beëindiging wsnp, gevolgd door faillissement
Toezicht / insolventies
insolventienummer: 04/11/386 R
Bij vonnis van deze rechtbank van 13 december 2011 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van
[de saniet],
geboren op [geboortedatum]-1976 te [geboorteplaats],
wonende: [adres], [woonplaats].
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. De bewindvoerder heeft een verzoek ingediend om de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen onder gelijktijdige omzetting in een faillissement. Het verzoek houdt onder meer in dat naar het oordeel van de bewindvoerder de saniet de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen onvoldoende is nagekomen. De rechter-commissaris heeft het verzoek van de bewindvoerder voor akkoord ondertekend. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen.
1.2. De bewindvoerder en de saniet, bijgestaan door mr. J.H.M. Verstraten, zijn ter zitting van 10 januari 2013 verschenen.
2. De beoordeling
2.1. De saniet is op de hoogte van de regels zoals die gelden in de schuldsanerings¬regeling. De saniet heeft namelijk bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling de zogenaamde spelregels daarvan ondertekend. Thans blijkt echter dat, ondanks dat er tijdens de toelating tot de schuldsaneringsregeling op 13 december 2011 een grond voor afwijzing van het verzoek aanwezig was, de inspanningsplicht niet althans onvoldoende is nagekomen. De saniet heeft destijds het voordeel van de twijfel van de rechtbank gekregen mede doordat hij inkomen uit arbeid verdiende en blijk heeft gegeven een regeling met zijn schuldeisers te willen treffen. De arbeidsovereenkomst is echter beëindigd na ontslag op staande voet. Bij brief van 30 mei 2012 is de saniet door de werkgever gewezen op zijn ongeoorloofde afwezigheid op 29 mei 2012. Bij brief van de werkgever van 4 juli 2012 werd de saniet gewezen op het feit dat hij vanaf 31 mei 2012 ongeveer tien keer te laat op zijn werk is verschenen waardoor producten van de werkgever niet tijdig konden worden afgeleverd. De werkgever heeft de saniet vervolgens medegedeeld dat wanneer de saniet opnieuw zonder geldige reden niet dan wel te laat op zijn werk zou verschijnen hij op staande voet zou worden ontslagen.
Uit een brief van 2 augustus 2012 van de werkgever blijkt dat de saniet op die dag om 06.30 uur aanwezig diende te zijn, doch tot 14.20 uur niets van zich liet horen, op welk tijdstip de werkgever contact opnam met de saniet. De saniet kon, aldus de werkgever, geen reden voor zijn afwezigheid geven waarna het in de brief van 4 juli 2012 reeds aangekondigde ontslag op staande voet volgde.
De saniet heeft hiertegen, ondanks dat hij het niet eens was met het ontslag op staande voet, niets gedaan. De saniet is aldus verwijtbaar werkloos geworden en had gedurende een bepaalde periode geen recht op enige uitkering. Daarnaast is er een verwijtbare boedelachterstand van ongeveer € 575,00 en is er een huurachterstand van € 1.100,00.
Ter zitting heeft de saniet erkend een grote fout te hebben gemaakt en verklaard dat hij ten tijde van het ontslag in een stressvolle periode zat. Na zijn ontslag heeft de saniet veel gesolliciteerd en in de maanden augustus 2012 en september 2012 heeft hij als oproepkracht gewerkt. Per 7 januari heeft de saniet een jaarcontract als internationaal chauffeur met een gegarandeerd salaris van € 1.800,00 bruto per maand exclusief verblijfskosten. De ontstane huurachterstand van € 1.100,00 kan worden ingelopen door middel van een betalingsregeling nu er een vast inkomen is. Hij vraagt een laatste kans om de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen.
2.2. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de saniet niet in voldoende mate aan belangrijke kernverplichtingen van de schuldsaneringsregeling voldoet en dat de van de saniet te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsanerings¬regeling discutabel is. De rechtbank zal de saniet, ondanks zijn verwijtbare ontslag, toch een laatste (tweede) kans geven om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Zij geeft saniet deze uitzonderlijke tweede kans omdat de saniet na zijn verwijtbare ontslag veel heeft gesolliciteerd, gedurende twee maanden als oproepkracht heeft gewerkt en thans een jaarcontract als internationaal chauffeur heeft met een gegarandeerd salaris. Daar komt bij dat de saniet heeft verklaard de stressvolle periode een plaats te hebben gegeven. De rechtbank gaat er van uit dat de saniet deze laatste uitzonderlijke tweede kans ten volle zal benutten en alle verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling stipt zal nakomen. De rechtbank zal de saniet verplichten om uiterlijk op woensdag 13 februari 2013 aan de bewindvoerder een deugdelijk plan van aanpak te doen toekomen om de boedelachterstand en nieuwe huurschuld in te lopen.
De rechtbank merkt op dat indien blijkt dat de saniet geen deugdelijk plan van aanpak tijdig aan de bewindvoerder heeft overgelegd en opnieuw (een van de) verplichtingen niet in voldoende mate nakomt een omzetting van de schuldsaneringsregeling in een faillissement onafwendbaar lijkt.
2.3. De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling in een faillissement afwijzen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst af het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling in een faillissement;
3.2. bepaalt dat de saniet uiterlijk op woensdag 13 februari 2013 aan de bewindvoerder een deugdelijk plan van aanpak dient te doen toekomen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.M. Bomans en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.