ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ4211
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in zaak om grondwerkzaamheden in graft
In deze zaak, behandeld door de economische politierechter C.M.W. Nobis, stond de verdachte terecht voor het ten laste gelegde feit van het uitvoeren van grondwerkzaamheden in een graft, gelegen binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland, in de gemeente Eijsden-Margraten. De tenlastelegging betrof de periode van 1 april 2011 tot en met 6 juni 2011, waarbij de verdachte zou hebben gehandeld in strijd met de Omgevingsverordening Limburg en de Wet Milieubeheer. De officier van justitie vorderde een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Tijdens de zitting op 27 februari 2013 heeft de verdachte ontkend grondwerkzaamheden te hebben uitgevoerd of opdracht daartoe te hebben gegeven. Zij verklaarde dat zij pas achteraf had geconstateerd dat er grondwerkzaamheden op haar perceel waren verricht en dat zij de graft onmiddellijk had hersteld. De economische politierechter oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet onaannemelijk was en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
De rechter merkte op dat de Omgevingsverordening Limburg, die op 1 januari 2011 in werking was getreden, geen strafbepaling bevatte die het handelen in strijd met de voorschriften als strafbaar feit kwalificeerde. Dit leidde tot de conclusie dat, zelfs indien het tenlastegelegde feit bewezen zou worden, er ontslag van rechtsvervolging zou volgen. De economische politierechter vernietigde de eerder uitgevaardigde strafbeschikking en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
De uitspraak vond plaats op 13 maart 2013, waarbij het parketnummer 82.188581.12 werd gehanteerd. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier M. Romme, en de zaak werd behandeld in de zittingsplaats Maastricht.