ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ7293

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
03/703524-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling, ontvoering en diefstal met geweld

Op 16 april 2013 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen op 26 augustus 2011 een man zwaar heeft mishandeld, ontvoerd en beroofd. Het slachtoffer werd nabij zijn woning overvallen, zwaar mishandeld, in een auto ontvoerd en in een maïsveld achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer met geweld hebben beroofd van zijn bezittingen, waaronder een aanzienlijk geldbedrag. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en dat hij betrokken was bij de ontvoering en diefstal. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot moord, omdat er geen aanmerkelijke kans op overlijden was vastgesteld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Daarnaast werd een civiele vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 20.052,12 voor materiële en immateriële schade. De rechtbank benadrukte de brutaliteit van de daad en het gebrek aan respect voor de medemens.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/703524-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 april 2013
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 april 2013, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in de weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. Zo leest de rechtbank waar in de tenlastelegging sprake is van het arrondissement Maastricht verbeterd arrondissement Limburg. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
De verdenking komt er –na wijziging–, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair: samen met anderen aan [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel deel heeft uitgemaakt van een groep die openlijk geweld tegen hem heeft gepleegd.
Feit 2: samen met anderen [naam benadeelde partij] van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
Feit 3 primair: samen met anderen heeft geprobeerd om [naam benadeelde partij] met voorbedachten rade te doden.
Feit 3 subsidiair: samen met anderen heeft geprobeerd om [naam benadeelde partij] te doden, welk medeplegen van poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om die [naam benadeelde partij] te bestelen.
Feit 3 meer subsidiair: samen met anderen heeft geprobeerd om [naam benadeelde partij] te doden.
Feit 4: samen met anderen [naam benadeelde partij] met (bedreiging met) geweld heeft bestolen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 1 heeft hij betoogd dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer [naam benadeelde partij], getuige diens letsel. Zowel uit de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten als uit de verklaring van het slachtoffer volgt dat er is geslagen en geschopt. Hiermee is feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van feit 2 op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte van het slachtoffer.
Ook acht hij bewezen dat de feitelijke handelingen te kwalificeren zijn als een poging tot moord. Redengevend voor een bewezenverklaring van feit 3 primair acht hij de combinatie van het toegepaste geweld en het vervolgens achterlaten van het zwaar gewonde slachtoffer in een afgelegen maïsveld, terwijl deze aan handen en voeten was getapet. Er bestond een aanmerkelijk kans op het overlijden van het slachtoffer onder die omstandigheden, hetgeen ook verdachte zich heeft gerealiseerd getuige zijn verklaring bij de politie. Door het slachtoffer daar toch achter te laten, heeft verdachte de kans op het overlijden van het slachtoffer op de koop toe genomen. Nadat hij samen met zijn mededaders het slachtoffer zwaar had mishandeld, heeft hij er immers bewust voor gekozen om het slachtoffer in zwaargewonde toestand achter te laten, waardoor er sprake is van een combinatie van voorbedachte rade met voorwaardelijk opzet.
Ook ten aanzien van feit 4 stelt de officier van justitie dat er sprake is van wettig en overtuigend bewijs.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat vrijspraak dient te volgen voor feit 1 en feit 3 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het tenlastegelegde medeplegen. Immers dient bewezen te worden dat verdachte in samenwerkingsverband uitvoeringshandelingen heeft gepleegd en tevens moet blijken dat hij daar ook het opzet op had. De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat verdachte naar eigen zeggen geen uitvoeringshandelingen ten aanzien van deze feiten heeft verricht. Wel heeft hij inlichtingen en middelen verschaft tot het plegen van een inbraak in de woning van [naam benadeelde partij]. De verklaringen van de medeverdachten waarin deze anders beweren, zijn niet betrouwbaar gelet op de wisselende inhoud van deze verklaringen. Bewuste en nauwe samenwerking vereist daarnaast meer dan wetenschap van het strafbaar handelen of het zich niet distantiëren daarvan. Ook bemoeienis met de feitelijke uitvoering volstaat niet. Evenmin kan worden volstaan met een bewijsconstructie waarin voorwaardelijk opzet op bewuste en nauwe samenwerking wordt aangenomen. De raadsman heeft ter onderbouwing van deze punten verwezen naar een aantal arresten van de Hoge Raad. Dit moet leiden tot vrijspraak van de feiten 1 en 3 in de primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde varianten. Daarnaast heeft de raadsman met betrekking tot feit 3 aangevoerd dat het feitencomplex zich niet laat kwalificeren als het onder 3 in diverse varianten tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het tenlastegelegde onder feit 2. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken en wel van de diefstal uit de woning van het slachtoffer, vanwege het gebrek aan overtuigend bewijs.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 26 augustus 2011 ontvangen verbalisanten de melding om te gaan naar de Hoofdstraat 64 te Schimmert, alwaar getuigen een gewonde man hebben aangetroffen die verklaarde ontvoerd te zijn en uit een auto te zijn gegooid. Verbalisanten treffen ter hoogte van Op de Bies 64 te Schimmert een man bloedend op de grond aan. Zij zien dat de man een dik en opgezwollen gezicht heeft en dat hij tape om zijn linkerarm en om zijn benen heeft. De man geeft aan dat de daders zijn huissleutels hebben meegenomen en geeft de verbalisanten desgevraagd toestemming om zijn woning te doorzoeken. Verbalisant Van I. heeft foto’s genomen van de staat waarin de man werd aangetroffen. De aangetroffen man blijkt [naam benadeelde partij] te zijn, woonachtig aan het [adresgegevens benadeelde partij].
Genoemd slachtoffer doet op 26 augustus 2011 aangifte. Hij verklaart de avond tevoren bij een vriend van hem op bezoek te zijn geweest genaamd [naam vriend benadeelde partij]. Daar is hij rond 23:00 uur naartoe gegaan. Omstreeks 1:00 uur heeft hij de woning van die vriend verlaten en is hij naar huis gelopen. Zijn woning bevindt zich op ongeveer 50 meter afstand van de woning van zijn vriend. Plotseling werd hij door vier mannen overvallen. Deze mannen begonnen zonder een woord te zeggen direct te slaan en te schoppen. Aangever verklaart deze mannen nooit eerder te hebben gezien. Hij schat hen tussen de 25 en 30 jaar oud. De mannen spraken een buitenlandse taal. Aangever meent dat dit Pools was. Vervolgens is hij door de mannen op straat geboeid met tape en in een auto gedwongen. Vanaf dat moment weet aangever zich niets meer te herinneren, waarschijnlijk omdat hij buiten bewustzijn is geraakt. Hij is weer bijgekomen in een maïsveld, terwijl hij nog steeds geboeid was met tape. Na ongeveer een half uur lukt het hem om zijn rechterhand vrij te krijgen uit de tape. Hierdoor kon hij ook de rest van zijn lichaam deels bevrijden. Daarop is hij het veld uitgestrompeld en is in de richting van licht gelopen. Hij is onderwijl een bord gepasseerd met daarop Schimmert. Na een tijdje passeerde een auto, waarvan de twee inzittenden het alarmnummer hebben gebeld.
De daders hebben zijn beurs, een sleutelbos en een gsm van het merk Samsung gestolen. In die beurs zat op het moment van de overval € 9.000 en $ 300,00. Desgevraagd komt naar voren dat hij problemen met familieleden heeft in verband met een erfenis.
Op 23 september 2011 doet [naam benadeelde partij] ook aangifte van diefstal uit zijn woning. Tussen vrijdag 26 augustus 2011 en 23 september 2011 is er in zijn woning gelegen aan het [adresgegevens benadeelde partij] ingebroken. Hij vermoedt dat de daders zich de toegang tot de woning verschaft hebben met de buitgemaakte huissleutels tijdens de overval.
Hij mist een laptop van HP, een fotoapparaat van Samsung, een muntenalbum met 120 zilveren munten, een onbekend aantal zilveren munten uit een geldkistje, een koperen mijnlamp en een armband.
Uit het proces-verbaal van het sporenonderzoek blijkt dat op het [adresgegevens benadeelde partij] bloeddruppels, slippers en een zakdoek zijn veiliggesteld. In de woning van het slachtoffer worden geen sporen geschikt voor identificatie of vergelijking aangetroffen. Wel wordt op 26 augustus 2011 vastgesteld dat er geen sporen van braak zichtbaar zijn en dat de woning kennelijk is doorzocht.
Aangever wordt enkele malen nader gehoord door de politie. Tijdens een van deze verhoren wordt aan aangever een sleutelhanger getoond, die hij herkent als zijn eigen eigendom.
Deze sleutelhanger is op 26 augustus 2011 door getuige [naam getuige 1] aan de politie overhandigd. Deze hanger in de vorm van een penning, heeft de getuige samen met een grijskleurige gsm van het merk LG tijdens een wandeling aangetroffen in de nabijheid van bloedvlekken. De getuige leidt de verbalisanten vervolgens naar de vindplaats, gelegen aan de Molshagerweg te Spaubeek. Ter plaatse wordt een klein stukje zwart kleurige plakband in de berm links naast het zandpad komende vanaf de Beekerweg aangetroffen. Ook wordt een zwart kledingstuk gevonden. Aan de aangetroffen gsm wordt onderzoek gedaan en daarbij komt het ernstige vermoeden naar voren dat verdachte de gebruiker van deze gsm is. Verdachte wordt vervolgens aangehouden en verhoord. In deze verhoren bekent hij zijn betrokkenheid bij de overval en noemt ook de namen van zijn medeverdachten die middels rechtshulpverzoeken geïdentificeerd en uiteindelijk ook aangehouden worden.
Feit 1 en feit 2
Verdachte heeft bekend dat hij betrokken is geweest bij hetgeen [naam benadeelde partij] is overkomen.
Bij de politie alsmede ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij via de vader van zijn ex-partner informatie had gekregen dat [naam benadeelde partij] veel geld in huis zou hebben. Zelf had verdachte op dat moment geldproblemen. Verdachte heeft deze kennis gedeeld met twee Roemeense bekenden genaamd [voornaam medeverdachte 1] (noot rechtbank: [naam medeverdachte 1]) en [voornaam medeverdachte 2] (noot rechtbank: [naam medeverdachte 2]). [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] hebben ingestemd met het plan om bij [naam benadeelde partij] in te breken, vanwege het geld. Eerst heeft er gedurende drie nachten een voorverkenning plaatsgevonden om te zien waar de astronaut was (noot rechtbank: bedoeld wordt [naam benadeelde partij]) en wat hij deed. De bedoeling was dat verdachte zou rijden, aangezien hij bekend was in de omgeving en dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] de woning binnen zouden gaan. In de nacht van 25 op 26 augustus 2011 werd verdachte op de hoogte gesteld door [naam medeverdachte 1] dat [naam benadeelde partij] dronken was en op straat liep. Twee uren voor de overval daadwerkelijk plaats vond, kwam verdachte ter plaatse. Verdachte heeft verklaard dat hij behalve de rol van chauffeur, geen andere uitvoeringshandelingen heeft verricht. Wel geeft hij aan dat hij heeft meegeholpen om [naam benadeelde partij] achter in de auto te duwen. Vervolgens heeft hij plaatsgenomen op de bestuurdersplaats en is hij gaan rijden. Hij verklaart dat het de bedoeling was om [naam benadeelde partij] ergens te dumpen. Ze hebben hem vastgebonden met zwart plakband, opdat hij niet snel zou kunnen vertrekken. Verdachte heeft de tape toen aangegeven en afgescheurd. Ze hebben de man in een maïsveld achtergelaten.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij de auto bestuurde waar [naam benadeelde partij] in is geduwd en waarmee [naam benadeelde partij] naar het veld is gereden, in samenhang bezien met de aangifte van [naam benadeelde partij] voornoemd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen [naam benadeelde partij] van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, zoals onder feit 2 is tenlastegelegd.
Anders dan verdachte verklaren zijn medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] dat verdachte ook ten aanzien van de mishandeling en de diefstal uitvoeringshandelingen heeft gepleegd.
[naam medeverdachte 2] verklaart bij de politie dat hij op een avond met [voornaam verdachte] (noot rechtbank: bedoeld wordt medeverdachte [naam verdachte]) en een andere jongen is meegegaan. Ze zijn in een straat geweest, waar [voornaam verdachte] een man kende. Het was een lange man die geld had. Ze zouden hem in elkaar slaan en geld afnemen. De derde persoon was [voornaam medeverdachte 1] (noot rechtbank: bedoeld wordt medeverdachte [naam medeverdachte 1]).
Die dag is [naam medeverdachte 2] door [voornaam verdachte] gebeld om naar Nederland te komen. Samen met [voornaam medeverdachte 1] is [naam medeverdachte 2] in de auto van [voornaam medeverdachte 1] naar Nederland gereisd. Er was geen plan. Ze zijn eerst bij [voornaam verdachte] thuis geweest en daar heeft [voornaam verdachte] verteld over een persoon die geld heeft en dat ze dat geld konden afpakken. [voornaam verdachte] en die andere jongen sprongen op de man af en hebben hem geslagen. Toen is [naam medeverdachte 2] er ook op af gegaan en samen hebben ze de man gepakt en in de auto gestopt. [voornaam verdachte] is vervolgens gaan rijden en [voornaam medeverdachte 1] hield de man stevig vast in zijn armen en gaf de man een vuistslag als hij iets zei. [voornaam verdachte] zei iets in het Nederlands. Het klopt dat ze op voorverkenning zijn geweest, waarbij ook [voornaam verdachte] aanwezig was. Ze hadden tape meegenomen van thuis om de man vast te binden.
Ze zijn een tijdje van tevoren naar het plein gegaan en zijn in de buurt van het flatgebouw van de man gaan staan. Ze zagen dat de man van zijn eigen flatgebouw naar een ander flatgebouw liep. Toen de man daar weer naar buiten kwam, hebben ze hem besprongen. Ze zijn [voornaam verdachte], [voornaam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zelf. [naam medeverdachte 2] is al die tijd op het plein gebleven, maar [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte 1] zijn tussendoor weggeweest naar het huis van [voornaam verdachte]. Aan [naam medeverdachte 2] was gevraagd om de man te benaderen met de vraag hoe laat het was. Vervolgens hebben [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte 1] de man besprongen. [voornaam medeverdachte 1] heeft de man vervolgens bij zijn hoofd vastgepakt. [voornaam verdachte] en [naam medeverdachte 2] pakten hem bij de benen. Misschien dat [naam medeverdachte 2] daarbij ook heeft geslagen. Via de achterkant van de auto is de man op de achterbank gezet. [voornaam medeverdachte 1] hield de rechterhand vast en [naam medeverdachte 2] de linkerhand. Nadat ze met de auto zijn gestopt, hebben ze de man uit de auto gehaald. [naam medeverdachte 2] hield de benen vast, terwijl [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte 1] tape om de benen bonden en tape op de mond plakten. Door [voornaam medeverdachte 1] werd de portemonnee gepakt. Toen de astronaut (noot rechtbank: met de astronaut wordt [naam benadeelde partij] bedoeld) dit probeerde te voorkomen, hebben [voornaam medeverdachte 1] en [voornaam verdachte] aan de broek getrokken die daardoor kapot ging. De portemonnee, de huissleutels en de gsm van de astronaut werden gepakt. [voornaam medeverdachte 1], [voornaam verdachte] en [naam medeverdachte 2] hebben de man naar het maïsveld gesleept. [voornaam medeverdachte 1] hield de man daarbij bij de schouders vast, [naam medeverdachte 2] had zijn handen onder het midden en [voornaam verdachte] droeg de benen.
[naam medeverdachte 1] verklaart dat [voornaam medeverdachte 2] (noot rechtbank: bedoeld wordt medeverdachte [naam medeverdachte 2]) die dag werd gebeld door [voornaam verdachte] (noot rechtbank: bedoeld wordt medeverdachte [naam verdachte]) met de vraag of ze naar Nederland kwamen voor een klusje. Hij is met [voornaam medeverdachte 2] naar het huis van [voornaam verdachte] gegaan. [voornaam verdachte] zei dat ze naar een flat moesten gaan, want daar lag veel geld. [voornaam verdachte] kende die man. Hij had hen de flat al een paar dagen tevoren laten zien. [voornaam verdachte] zei dat ze niet naar binnen konden, omdat ze anders door mensen gezien zouden worden. Ze moesten eerst een sleutel zien te krijgen. In eerste instantie was het plan om het huis binnen te gaan en het geld af te pakken. Ze wilden [naam benadeelde partij] achtervolgen als hij zijn huis zou verlaten. Dit was een idee van [voornaam verdachte], omdat ze anders door mensen gezien zouden worden. [voornaam verdachte] heeft uit zijn huis zwarte tape meegenomen. [voornaam verdachte] had gezegd dat hij de man wilde vastbinden om zijn sleutels te pakken en dan het huis binnen te gaan. Ze zijn meerdere keren naar de woning van de astronaut (noot rechtbank: bedoeld wordt [naam benadeelde partij]) geweest. Twee keer is zijn vrouw mee geweest. Die avond zijn ze bij de man geweest en hebben even gewacht buiten. [voornaam medeverdachte 2] is in de buurt van de woning van de man gebleven. [voornaam verdachte] en [naam medeverdachte 1] zijn terug naar het huis van [voornaam verdachte] gegaan. Daarna heeft [voornaam verdachte] gereden terug naar [voornaam medeverdachte 2]. Vervolgens is [voornaam verdachte] weer naar zijn huis gereden. Toen hij weer terugkwam, kwam ook de man. Ze zijn toen alle drie op hem gesprongen en hebben hem in de auto geduwd. [voornaam verdachte] heeft de man geschopt en daarna hebben ze hem alle drie geslagen. De man was vooraf door [voornaam medeverdachte 2] gestopt. [naam medeverdachte 1] heeft geholpen om de man in de auto te duwen. [voornaam verdachte] heeft tegen de man gezegd niet meer te schreeuwen, want [voornaam verdachte] sprak zijn taal. Ze hebben de man geslagen om hem in de auto te krijgen. Ook hebben ze zijn handen en voeten vastgehouden. [voornaam verdachte] bestuurde de auto en zei dat ze de man moesten slaan, omdat anders mensen hen zouden zien. [naam medeverdachte 1] verklaart dat hij samen met [voornaam medeverdachte 2] de man heeft vastgehouden, toen ze gestopt waren. [voornaam verdachte] heeft de broek van de man gescheurd en zijn portemonnee afgepakt. Daarna bond [voornaam verdachte] hem vast met tape.
De stelling van verdachte dat zijn rol in het geheel kleiner was dan die van [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] en dat hij het slachtoffer niet heeft mishandeld en zijn spullen niet heeft afgepakt, verwerpt de rechtbank. De verklaringen van de twee medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] zijn naar het oordeel van de rechtbank geloofwaardig. Zij hebben namelijk beiden gedetailleerde en op punten gelijkluidende verklaringen afgelegd en belasten daarin tevens zichzelf. Ook komen de verklaringen van de medeverdachten overeen met bevindingen uit het vooronderzoek, zoals de verklaring van het slachtoffer.
De raadsman heeft verder nog aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachten tegengesproken worden door de getuigenverklaringen van [naam getuige 2] en [naam getuige 3], waarmee de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten aangetoond is. De rechtbank overweegt echter dat zij in dezen meer waarde hecht aan de verklaringen van de direct betrokkenen, zijnde de medeverdachten en het slachtoffer.
Een van de kenmerken van medeplegen is dat hieronder ook valt de situatie van samenwerkende personen die niet ieder voor zich alle bestanddelen van het delict vervullen. Die situatie doet zich hier voor. Voor de rechtbank is komen vast te staan op basis van de verklaringen van zijn medeverdachten en de aangifte van het slachtoffer dat verdachte wel degelijk uitvoeringshandelingen heeft gepleegd met als uiteindelijk gezamenlijk doel de diefstal van geld. Hij is immers naar eigen zeggen, nadat het plan was gemaakt en de voorverkenning bij de woning van het slachtoffer had plaatsgevonden, ter plaatse gekomen, heeft samen met de twee anderen het slachtoffer in de auto geduwd en is daarna naar de weg langs het maïsveld gereden. Daar aangekomen heeft hij samen met de anderen het slachtoffer getapet en in het maïsveld achtergelaten. Volgens zijn mededaders heeft hij het slachtoffer geschopt en geslagen, voordat hij in de auto werd geduwd, en hebben zij hem bij het maïsveld gezamenlijk vastgebonden en beroofd van zijn spullen om hem daarna gewond tussen de maïs achter te laten. De rechtbank heeft geen reden aan te nemen dat zijn mededaders, zoals hierboven al verwoord, verdachte deze dingen in de schoenen schuiven, nu zij ook zichzelf op deze punten belasten.
Het verweer van de raadsman dat er geen sprake kan zijn van medeplegen wordt dan ook verworpen.
Uit de geneeskundige verklaring, in samenhang bezien met een vertaling van de medische stukken door de forensisch deskundige Poettgens, volgt dat aangever zwaar lichamelijk letsel had. Samengevat was er sprake van meerdere ribfracturen en een aantal aangezichtsfracturen. Deze aangezichtsfracturen bestonden concreet uit een fractuur van het jukbeen links, een fractuur van de oogkasbodem en oogkaswand links en een bovenkaakfractuur. Aangever verbleef van 26 augustus 2011 tot en met 5 september 2011 in het ziekenhuis en moest in die tijd een operatie ondergaan in verband met de aangezichtsfracturen met langdurige herstelperiode. Ruim 11 maanden na het voorval ondervond aangever nog hinder in de vorm van dubbelzien bij vermoeidheid.
Ter terechtzitting heeft aangever naar voren gebracht dat de druk op zijn oog blijvend is. De plaatjes die ter reconstructie in zijn gezicht zijn aangebracht, zullen niet meer verwijderd worden. Ook ziet hij nog steeds dubbel wanneer hij vermoeid is.
Gelet op het noodzakelijke medische ingrijpen en de lange duur van de revalidatie, kwalificeert de rechtbank het letsel als zijnde zwaar lichamelijk letsel. Het genoemde letsel zal ook naar normaal spraakgebruik als zodanig worden aangeduid.
Gelet op het vorenstaande, oordeelt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen op 26 augustus 2011 [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, zoals onder feit 1 primair is tenlastegelegd.
Feit 3
De rechtbank stelt allereerst vast dat op basis van de stukken niet is gebleken dat verdachte en de medeverdachten boos opzet hebben gehad op de dood van het slachtoffer.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of wellicht gesproken kan worden van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer door de manier van handelen, zoals door de officier van justitie betoogd. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Zoals volgt uit het hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 1 en feit 2, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededaders het slachtoffer [naam benadeelde partij] zwaar hebben mishandeld, ontvoerd en vervolgens getapet hebben achtergelaten in een maïsveld. [naam benadeelde partij] heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen, zoals volgt uit de medische informatie. Uit de medische stukken volgt evenwel niet dat er sprake was van levensbedreigend letsel bij [naam benadeelde partij]. Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet is evenwel vereist dat er een aanmerkelijke kans bestond op het overlijden van [naam benadeelde partij] en dat deze kans door de verdachte en zijn mededaders op de koop toe is genomen. Naar het oordeel van de rechtbank getuigt het van geen enkel mededogen jegens het slachtoffer, om hem, een medemens, zwaargewond en getapet in een veld achter te laten, maar is op basis van de voorhanden medische stukken niet vast te stellen dat er in dit geval een aanmerkelijke kans bestond op het overlijden van [naam benadeelde partij] onder de gegeven omstandigheden. Nu aldus niet aannemelijk is geworden dat de kans op het overlijden aanmerkelijk was, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot moord, de subsidiair tenlastegelegde poging tot gekwalificeerde doodslag en de meer subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Feit 4
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij weliswaar aanwezig is geweest bij het stelen van de beurs van het slachtoffer in het maïsveld en ook gedeeld heeft in de buit, maar dat hij niet heeft deelgenomen aan de diefstal uit de woning van het slachtoffer.
Beide medeverdachten verklaren hieromtrent anders.
[naam medeverdachte 2] verklaart dat door [voornaam medeverdachte 1] de portemonnee werd gepakt. Toen de astronaut (noot rechtbank: bedoeld wordt [naam benadeelde partij]) dit probeerde te voorkomen, hebben [voornaam medeverdachte 1] en [voornaam verdachte] aan de broek getrokken. De portemonnee, de huissleutels en de gsm werden gepakt. Na de man in een maïsveld te hebben gesleept, zijn ze met zijn drieën naar het flatgebouw van de astronaut gegaan. [naam medeverdachte 2] moest toen van [voornaam verdachte] de woning binnen gaan. Dit heeft hij gedaan, maar vervolgens is hij teruggekeerd naar de anderen met de mededeling dat hij niets had gevonden. Daarop zijn [voornaam medeverdachte 1] en [voornaam verdachte] de woning binnen gegaan en hebben een laptop weggenomen. [voornaam verdachte] heeft het geld geteld en verdeeld. [naam medeverdachte 2] heeft tweeduizend of drieduizend euro ontvangen.
[naam medeverdachte 1] verklaart dat hij samen met [voornaam medeverdachte 2] de man heeft vastgehouden. [voornaam verdachte] heeft de broek van de man gescheurd en zijn portemonnee afgepakt. Daarna bond [voornaam verdachte] hem vast met tape. Ook de sleutels van de man zijn door [voornaam verdachte] weggenomen. In de portemonnee zaten euro’s en dollars. [voornaam verdachte] heeft dit geld verdeeld.
[voornaam medeverdachte 2] heeft de deur van de flat van de astronaut (noot rechtbank: bedoeld wordt [naam benadeelde partij]) geopend en zou naar boven gaan om het geld te halen. [voornaam medeverdachte 2] kwam naar beneden en zei dat er geen geld was. Toen zijn [voornaam verdachte] en [naam medeverdachte 1] naar boven gegaan om te kijken. [voornaam verdachte] heeft een laptop in zijn rugzak gedaan en nog andere spullen. Ter terechtzitting heeft [naam medeverdachte 1] als getuige verklaard dat uit de woning van [naam benadeelde partij] een laptop, een fototoestel, juwelen en een zakje met inhoud zijn weggenomen. Ook heeft hij verklaard dat in de portemonnee van [naam benadeelde partij] euro’s en dollars zaten.
Ook hier overweegt de rechtbank dat zowel medeverdachte [naam medeverdachte 1] als medeverdachte [naam medeverdachte 2] gedetailleerde en op punten gelijkluidende verklaringen hebben afgelegd, waarin zij eveneens zichzelf belasten. Dit maakt hun verklaringen geloofwaardig, terwijl de verklaring van verdachte hiermee niet is te rijmen. De rechtbank acht voorts niet aannemelijk dat verdachte niet heeft deelgenomen aan de diefstal uit de woning, nu uit zijn verklaring blijkt dat het hem daar juist om te doen was.
Het verweer van de raadsman dat er geen sprake kan zijn van medeplegen wordt verworpen, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte wel uitvoeringshandelingen heeft verricht.
De rechtbank merkt op dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de bedoeling was om een inbraak te plegen in de woning van [naam benadeelde partij], maar dat op basis van de uiterlijke verschijningsvormen en de verklaringen afgelegd bij de politie eerder een diefstal met geweld op [naam benadeelde partij] gepland was. Redengevend acht de rechtbank de manier waarop een en ander gepland is, het feit dat men kennelijk gewacht heeft op het slachtoffer en niet de woning is binnengegaan tijdens diens afwezigheid en het feit dat verdachten tape hadden meegenomen.
Gelet op het vorenstaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 augustus 2011 samen met anderen [naam benadeelde partij] met geweld heeft bestolen, welke diefstal zowel in het maïsveld heeft plaatsgevonden als uit de woning van [naam benadeelde partij].
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
op 26 augustus 2011 in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen, aan een persoon genaamd [naam benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meervoudige breuken in het aangezicht en meerdere ribfracturen) heeft toegebracht door deze meermalen tegen/in het hoofd/gezicht en tegen het (boven)lichaam te stompen/slaan en te schoppen/trappen;
2.
op 26 augustus 2011 te Hoensbroek, gemeente Heerlen en in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders met dat opzet genoemde [naam benadeelde partij] tegen diens wil in een personenauto geduwd en meegenomen en die [naam benadeelde partij] getapet en die [naam benadeelde partij], terwijl deze vastgebonden was, in een maïsveld achtergelaten;
4.
op 26 augustus 2011, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
in Nederland,
- een geldbedrag van 9000 euro en
- 300 US dollars en
- een gsm merk Samsung en
- een sleutelbos en
- een beurs met onder andere een bankpasje van de ING
en
uit een woning gelegen aan het [adresgegevens benadeelde partij], gemeente Heerlen,
- een laptop van het merk HP en
- een fototoestel van het merk Samsung en
- een muntenalbum met munten en
- een armband en
- een hoeveelheid munten en
- een koperen mijnlamp,
toebehorende aan [naam benadeelde partij], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [naam benadeelde partij] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders die [naam benadeelde partij] tegen/in het hoofd/gezicht en tegen het (boven)lichaam hebben gestompt/geslagen en geschopt/getrapt en hebben getapet en in een auto hebben geduwd en vervolgens meegenomen naar Schimmert en aldaar in een maïsveld hebben achtergelaten, terwijl die [naam benadeelde partij] was getapet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 primair:
Medeplegen van zware mishandeling
T.a.v. feit 2:
Medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Als voortgezette handeling van feit 1
T.a.v. feit 4:
Diefstal, voorafgegaan van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Als voortgezette handeling van feit 2
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Omtrent de persoon van verdachte is onderzoek gedaan door gezondheidspsycholoog 't Hoen. Van zijn bevindingen heeft hij een rapport opgesteld, gedateerd 25 maart 2013. In zijn rapport geeft 't Hoen aan dat bij verdachte sprake was van misbruik van cocaïne en amfetamine, maar niet van een andere psychiatrische stoornis in engere zijn. Ten aanzien van een persoonlijkheidsdiagnose betracht 't Hoen enige terughoudendheid, maar hij heeft niet de indruk dat er kan worden gesproken van meer dan antisociale persoonlijkheidstrekken. De psycholoog heeft sterk de indruk dat verdachte goeddeels vanuit geldelijk gewin heeft gehandeld. 't Hoen acht het vanuit gedragskundig oogpunt aangewezen om verdachte voor de hem tenlastegelegde feiten, indien bewezen geacht, volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit, beschouwt de rechtbank verdachte als volledig toerekeningsvatbaar. Verdachte is aldus strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van het voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat enkel met betrekking tot feit 2 en de onder feit 4 tenlastegelegde diefstal met geweld van de beurs van het slachtoffer een bewezenverklaring kan volgen. De raadsman heeft voorts gewezen op het gegeven dat verdachte een zogenaamde first offender is en dat hij ten tijde van de strafbare feiten –hoewel verwijtbaar– onder invloed van verdovende middelen verkeerde. Gelet hierop heeft de verdediging gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die niet zal uitstijgen boven de duur van 24 maanden. Indien de rechtbank van oordeel is dat daarnaast een substantiële voorwaardelijke straf passend en geboden is, kan de verdediging zich hiermee verenigen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Uit de verklaringen is gebleken dat verdachte de initiator van het plan was om [naam benadeelde partij] geld afhandig te maken. Hij beschikte immers over de informatie dat [naam benadeelde partij] vermogend was en waar deze woonde, waaromtrent hij zijn Roemeense kennissen heeft ingelicht met het doel om [naam benadeelde partij] te beroven.
De brutaliteit waarmee aan dit doel vervolgens uitvoering is gegeven is ronduit stuitend te noemen.
Verdachte heeft namelijk samen met zijn mededaders [naam benadeelde partij] bij diens huis opgewacht en deze met geweld ontvoerd in een auto. Daaraan voorafgaand was het slachtoffer reeds gedurende enkele dagen geobserveerd, waarbij zijn doen en laten in kaart was gebracht. [naam benadeelde partij] is zwaar mishandeld op het moment dat hij overmeesterd werd en gedurende de autorit. Vervolgens is hij zwaar gewond in het donker achtergelaten in een afgelegen maïsveld. Alvorens [naam benadeelde partij] aldaar aan zijn lot over te laten, hebben de daders hem nog aan handen en voeten getapet. Ook zijn mond werd daarbij afgeplakt. Tevens hebben zij [naam benadeelde partij] beroofd van de bezittingen die hij op dat moment bij zich droeg. Tot de buitgemaakte goederen behoorden ook de huissleutels. De verdachten hebben met behulp van deze sleutels ook nog de woning van het slachtoffer doorzocht en goederen uit de woning meegenomen.
Gelet op de brutaliteit en het raffinement waarmee deze overval is uitgevoerd, lijkt het erop dat het voor verdachte de normaalste zaak van de wereld is om andere mensen te bestelen. Verdachte moet zich realiseren dat zulk gedrag verre van normaal is en absoluut niet getolereerd wordt in onze samenleving. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten enkel zijn eigen belang, te weten geldelijk gewin, voor ogen gehad. Dat het slachtoffer daarbij zeer angstige momenten heeft ervaren en zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, was kennelijk van ondergeschikt belang. De rechtbank rekent het verdachte in dit verband ook bijzonder zwaar aan dat [naam benadeelde partij] ernstig gewond is achtergelaten. Het getuigt naar het oordeel van de rechtbank van geen enkel respect voor de medemens om iemand in zwaargewonde toestand, getapet, in een verlaten veld achter te laten. Het wekt geen verbazing dat uit de schriftelijke verklaring van [naam benadeelde partij] blijkt dat hij de gebeurtenis als zeer traumatiserend heeft ervaren.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op het bovenstaande, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving, de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht, het brutale karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is. Dit soort misdrijven roept immers niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS, waarin voor een overval op een woning met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren als richtlijn wordt gesteld. Hoewel [naam benadeelde partij] op straat met geweld is beroofd van zijn bezittingen in plaats van in zijn woning, acht de rechtbank het toch aangewezen om bij dit oriëntatiepunt aansluiting te zoeken gelet op het feitencomplex. Dit wordt met name ingegeven door de stevige inbreuk die gemaakt is op de persoonlijke integriteit van [naam benadeelde partij] door de observaties en de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daarnaast zijn de daders alsnog de woning van [naam benadeelde partij] binnengedrongen, nadat zij zich van hem hadden ontdaan. Een en ander heeft in samenwerkingsverband plaats gevonden, waarbij geweld niet is geschuwd en aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Gelet op bovenstaande overwegingen aangaande de ernst van de feiten, ziet de rechtbank daarin echter geen reden om van het genoemde oriëntatiepunt ten voordele van verdachte af te wijken.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank komt tot een andere straf dan zoals door de officier van justitie gevorderd, nu zij verdachte vrijspreekt van de tenlastegelegde poging tot moord.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 56.442,12 terzake van de tenlastegelegde feiten, bestaande uit € 21.442,12 voor materiële schade en
€ 35.000,00 voor immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft gevorderd om voor een derde van het bedrag dat de rechtbank zal toewijzen tevens de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij op bepaalde punten gemotiveerd betwist.
Zo stelt hij dat de gevorderde kosten voor de verleende rechtsbijstand gematigd dienen te worden tot het zogeheten liquidatietarief. Voor het overige gedeelte dient de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet ontvankelijk verklaard te worden. Voorts volgt uit vaste jurisprudentie dat met betrekking tot kosten voor rechtsbijstand geen schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
De benadeelde partij dient vervolgens niet-ontvankelijk verklaard te worden met betrekking tot de kosten opgevoerd onder post 5, nu deze kostenpost onvoldoende door stukken is onderbouwd. Eenzelfde redenering geldt voor de kosten onder 7 en 9, welke stelposten betreffen.
De kosten opgevoerd onder post 10 dienen gematigd te worden, aangezien op basis van de letselschaderichtlijn zelfredzaamheid een andere berekening gehanteerd moet worden welke is toegesneden op de situatie van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de overige posten betreffende de materiële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Dan heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag voor immateriële schade beperkt dient te worden tot het fysieke letsel. Er is namelijk niet gebleken dat er gesproken kan worden van dusdanig geestelijk letsel bij de benadeelde partij, dat kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar vaste rechtspraak van de Rechtbank Maastricht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Materiële schade
De volgende kosten acht de rechtbank toewijsbaar.
Het toetsingskader dat toegepast dient te worden, om na te gaan welke schade nu daadwerkelijk voor vergoeding in aanmerking komt, is hetzelfde toetsingskader dat van toepassing is in het civiele recht, te weten: alle schade die redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de verweten handelingen.
Dit toetsingskader brengt de rechtbank tot het oordeel dat de schade, die [naam benadeelde partij] heeft gevorderd onder de posten 1 tot en met 7, post 9 en post 11, kan worden toegewezen. De schade die hij vordert is namelijk in redelijkheid te beschouwen als een gevolg van het hem overkomen letsel. De rechtbank is van oordeel dat ook de door de raadsman betwiste stelposten voldoende zijn onderbouwd, nu immers schriftelijke bescheiden geen vereiste zijn voor een rechtsgeldige onderbouwing. Het volstaat indien de schade voldoende aannemelijk is gemaakt en daarvan is sprake. Zij zal de dan ook genoemde posten toewijzen, met dien verstande dat post 1 ter terechtzitting door de raadsman van de benadeelde partij is verlaagd tot een bedrag van € 260,00 en post 3 is verhoogd tot een bedrag van € 890,00. Ter terechtzitting heeft de raadsman van de benadeelde partij voorts de vergoeding gevorderd van de door verdachte en zijn mededaders gestolen € 9.000,00 en $ 300,00. Nu verdachte hieromtrent zelf een verklaring heeft afgelegd, acht de rechtbank ook deze bedragen voor toewijzing vatbaar. Daartoe zal de vergoeding voor de weggenomen $ 300,00 worden bepaald middels de dagwaarde van de dollar op 26 augustus 2011, waardoor de vergoeding uitkomt op € 207,77.
De gevorderde kosten voor rechtsbijstand acht de rechtbank ook alleszins redelijk en zij zal daarom ook dit bedrag toewijzen.
Nu de benadeelde partij niet nader heeft onderbouwd welke beperkingen hij blijvend ondervindt ten gevolge waarvan er sprake is van verlies van zelfredzaamheid, verklaart de rechtbank hem niet-ontvankelijk ten aanzien van post 10. Ook ten aanzien van de ter terechtzitting toegevoegde post ter vergoeding van de kosten van een eventuele, toekomstige EMDR-therapie is de benadeelde partij niet-ontvankelijk. Deze kosten zijn immers nog niet gemaakt en het is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze kosten in de toekomst daadwerkelijk zullen worden gemaakt of wellicht door de verzekering zullen worden vergoed. De rechtbank is van oordeel dat het in deze fase van het geding te belastend is voor het strafproces indien de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld de vordering op bedoeld punten nader te onderbouwen. Hij kan zich voor dit deel tot de civiele rechter wenden.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank thans een bedrag van € 18.052,12 hoofdelijk toewijsbaar ter vergoeding van de materiële schade. Dit bedrag is inclusief de kosten voor rechtsbijstand.
Immateriële schade
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier staat voldoende vast dat [naam benadeelde partij] immateriële schade heeft geleden ten gevolge van de zware mishandeling en de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte heeft [naam benadeelde partij] immers, samen met zijn mededaders op straat met geweld overmeesterd en hem vervolgens tegen zijn wil in een auto meegenomen. Vervolgens is [naam benadeelde partij] beroofd en getapet in een maïsveld achtergelaten. Daarbij heeft hij zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarvan hij fysiek ongemak heeft ondervonden. Dit letsel is op zich reeds voldoende grond voor het toekennen van een bedrag ter zake immateriële schade.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring is daarnaast gebleken dat [naam benadeelde partij] de gebeurtenissen als zeer traumatiserend heeft ervaren, waardoor hij ook psychische gevolgen in de vorm van negatieve gevoelens ondervindt. De rechtbank begrijpt dat hij ook deze gevoelens graag op de daders wil verhalen. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek zijn echter de gevallen waarin immateriële schade wordt vergoed limitatief. De wet stelt strenge eisen aan het verhalen op daders van negatieve gevoelens. Verhaal is alleen dan mogelijk als er sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is slechts sprake indien het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft, waarbij enkel angstgevoelens niet voldoende worden geacht. Een en ander is conform vaste rechtspraak van deze rechtbank. [naam benadeelde partij] heeft zijn vordering op dit punt echter onvoldoende onderbouwd, waardoor de rechtbank zich thans geen oordeel kan vormen omtrent de ernst van het geestelijk letsel. Gelet op de ingewikkeldheid van de vordering op dit punt, is de rechtbank van oordeel dat het in deze fase van het geding te belastend is voor het strafproces indien de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld de vordering op bedoeld punt nader te onderbouwen.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat de rechtbank de vordering tot vergoeding van de immateriële schade naar billijkheid zal toewijzen tot een bedrag van € 2.000,00 hoofdelijk. Zij heeft bij het bepalen van de hoogte van deze vergoeding aansluiting gezocht bij de richtlijnen die het Schadefonds Geweldsmisdrijven hanteert voor de vergoeding van immateriële schade ten gevolge van fysiek letsel in soortgelijke gevallen. De benadeelde partij wordt voor het overige gedeelte van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade, niet-ontvankelijk verklaard. Hij kan zich voor dit deel van de vordering wenden tot de civiele rechter.
Samenvattend wijst de rechtbank de vordering gedeeltelijk toe ter hoogte van € 20.052,12, bestaande uit € 18.052,12 materiële schade en € 2.000,00 immateriële schade. Voor het overige gedeelte zal de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, met dien verstande dat deze maatregel niet geldt ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand.
7 Het beslag
De in beslag genomen verdovende middelen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten. Deze verdovende middelen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Voorts verkeerde verdachte tijdens het plegen van de feiten onder invloed van dergelijke verdovende middelen, zodat deze drugs kunnen dienen tot het begaan of het voorbereiden van soortgelijke feiten.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36b, 36d, 36f, 47, 56, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feit 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken de volgende, onder verdachte in beslag genomen, voorwerpen:
• 8 stuks xtc, goednummer 2003483;
• 40 gram hennep, goednummer 2003482;
• 16 gram amfetamine, goednummer 2003493;
• 1,5 gram xtc, goednummer 2003629;
• 1 stuk xtc, goednummer 2003550;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij], [adresgegevens benadeelde partij], van een bedrag van € 17.102,16, bestaande uit € 15.102,16 voor materiële schade en € 2.000,00 voor immateriële schade;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de vordering niet- ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op € 2.949,96 aan kosten voor rechtsbijstand;
- legt aan verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij], € 17.102,16 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 120 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. J.H. Klifman en
mr. C.M.W. Nobis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 april 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is –na wijziging– ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Hoensbroek, gemeente Heerlen en/of te Schimmert, gemeente Nuth, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [naam benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meervoudige breuken in het aangezicht en meerdere ribfracturen), heeft toegebracht, door deze meermalen althans eenmaal (telkens) opzettelijk (met geschoeide voet), onder meer terwijl die [naam benadeelde partij] op de grond lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen en/of vast te binden althans tapen en/of in een auto te duwen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Hoensbroek, gemeente Heerlen en/of te Schimmert, gemeente Nuth, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam benadeelde partij] (met geschoeide voet), onder meer terwijl die [naam benadeelde partij] op de grond lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam heeft
gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt en/of heeft vastgebonden althans getapet en/of in een auto heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Hoensbroek, gemeente Heerlen en/of te Schimmert, gemeente Nuth, in elk geval in het arrondissement Limburg, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het [adresgegevens benadeelde partij], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam benadeelde partij], welk geweld bestond uit het (met geschoeide voet), onder meer terwijl die [naam benadeelde partij] op de grond lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam stompen/slaan en/of schoppen/trappen en/of vastbinden althans tapen en/of in een auto duwen;
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Hoensbroek, gemeente Heerlen en/of te Schimmert, gemeente Nuth, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet genoemde [naam benadeelde partij] tegen diens wil in een
personenauto geduwd en meegenomen en/of die [naam benadeelde partij] vastgebonden althans getapet en/of die [naam benadeelde partij], terwijl deze vastgebonden was, in een maïsveld achtergelaten;
3.
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Hoensbroek, gemeente Heerlen en/of te Schimmert, gemeente Nuth, in elk geval in het arrondissement Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [naam benadeelde partij] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [naam benadeelde partij] zwaar gewond en/of buiten bewustzijn, althans in hulpeloze toestand heeft achtergelaten in een maïsveld nadat zijn handen, voeten en benen waren vastgebonden althans vastgeplakt en zijn mond was afgeplakt en nadat hij en/of zijn mededaders met opzet die [naam benadeelde partij], (met geschoeide voet), onder meer terwijl die [naam benadeelde partij] op de grond lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam heeft/hebben gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Hoensbroek, gemeente Heerlen en/of te Schimmert, gemeente Nuth, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [naam benadeelde partij] zwaar gewond en/of buiten bewustzijn, althans in hulpeloze toestand heeft achtergelaten in een maïsveld nadat zijn handen, voeten en benen waren vastgeboden althans vastgeplakt en zijn mond was vastgeplakt en nadat hij en/of zijn mededaders met opzet die [naam benadeelde partij] (met geschoeide voet), onder meer terwijl die [naam benadeelde partij] op de grond lag, tegen/in
het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam heeft/hebben gestompt/geslagen en/of
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk (mede)plegen van poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, te weten van een diefstal met geweld en/of een afpersing gepleegd
door twee of meer verenigde personen,
hierin bestaande dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Molshagerweg en/of de Maastrichterweg, in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van 9000 euro en/of
- 300 US dollars en/of
- een gsm merk Samsung en/of
- een sleutelbos en/of
- een beurs met o.a. een bankpasje van de ING en/of
uit een woning gelegen aan het [adresgegevens benadeelde partij]
- een laptop van het merk HP en/of
- een fototoestel van het merk Samsung en/of
- een muntenalbum met munten en/of
- een armband en/of
- een hoeveelheid munten en/of
- een koperen mijnlamp,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde partij], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, te weten tegen [naam benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Hoensbroek, gemeente Heerlen en/of te Schimmert, gemeente Nuth, in elk geval in het arrondissement Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam benadeelde partij] zwaar gewond en/of buiten bewustzijn, althans in hulpeloze toestand heeft achtergelaten in een maïsveld nadat zijn handen, voeten en benen waren vastgebonden althans vastgeplakt en zijn mond was afgeplakt en nadat hij en/of zijn mededaders met opzet die [naam benadeelde partij] (met geschoeide voet), onder meer terwijl die [naam benadeelde partij] op de grond lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam heeft/hebben gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Hoensbroek, gemeente Heerlen en/of te Schimmert, gemeente Nuth, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van 9000 euro en/of
- 300 US dollars en/of
- een gsm merk Samsung en/of
- een sleutelbos en/of
- een beurs met oa een bankpasje van de ING en/of
uit een woning gelegen aan het [adresgegevens benadeelde partij]
- een laptop van het merk HP en/of
- een fototoestel van het merk Samsung en/of
- een muntenalbum met munten en/of
- een armband en/of
- een hoeveelheid munten en/of
- een koperen mijnlamp,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam benadeelde partij] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [naam benadeelde partij] (met geschoeide voet), onder meer terwijl die [naam benadeelde partij] op de grond lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt en/of heeft vastgebonden althans getapet en/of in een auto heeft geduwd en vervolgens meegenomen naar Schimmert en aldaar in een maïsveld heeft achtergelaten, terwijl die [naam benadeelde partij] was vastgebonden althans getapet.