ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ7315

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
179033/KG ZA 13-98
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning en betaling huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 april 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Servatius (eiseres) en een gedaagde, wonende te Eijsden. De eiseres vorderde ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand van € 3.484,70, die was opgebouwd van augustus 2012 tot en met april 2013. De gedaagde had de huur niet betaald en verweerde zich door te stellen dat zij de huur wel had voldaan, met bewijsstukken van haar bank. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor haar verweer en dat de eiseres een spoedeisend belang had bij de gevorderde ontruiming.

De rechtbank overwoog dat de ontruimingstermijn van vijf dagen, hoewel kort, gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden van de zaak. De gedaagde was op de hoogte van de situatie en had voldoende tijd gehad om haar verweer te onderbouwen. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.499,45. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het vonnis direct kan laten uitvoeren, ongeacht een eventueel hoger beroep van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/179033 / KG ZA 13-98
Vonnis in kort geding van 16 april 2013
in de zaak van
de stichting WONINGSTICHTING SERVATIUS,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
advocaat mr. M.T.C. Bikker te Utrecht,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten,
gedaagde,
advocaat mr. Th. M. Briggeman te Dordrecht.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het exploot van dagvaarding van 7 maart 2013, met producties,
-de producties van gedaagde, ingediend op 21 maart 2013,
-de nadere producties van eiseres, ingediend op 22 maart 2013,
-de mondelinge behandeling,
-de pleitnota van gedaagde.
1.2.Ter terechtzitting van 25 maart 2013 is de behandeling van de zaak geschorst. Gedaagde is de gelegenheid geboden om uiterlijk op 8 april 2013 een verificatie door de ING, respectievelijk nader bewijs van de echtheid van de door haar op 21 maart 2013 overgelegde stukken in het geding te brengen. Eiseres is de gelegenheid geboden om daarop binnen een termijn van veertien dagen te reageren.
1.3.Gedaagde heeft de haar geboden termijn onbenut gelaten. Eiseres heeft bij schrijven van 12 april 2013 vonnis gevraagd, waarna vonnis is bepaald op heden.
2.De feiten
2.1.Eiseres is verhuurster van de woning aan de [adres] te Eijsden (verder: de woning). Zij heeft de woning laatstelijk verhuurd aan de moeder van gedaagde. De moeder van gedaagde is op 22 juli 2012 overleden.
2.2.Gedaagde heeft daarop, op 28 augustus 2012, bij de rechtbank een vordering tot huurvoortzetting ex artikel 7:268 lid 2 BW ingediend (zaaknr. 491039 CV EXPL 12-3767). Bij vonnis van 30 januari 2013 is die vordering afgewezen. Gedaagde is bij dagvaardings-exploot van 20 februari 2013 (productie 6 bij dagvaarding) in hoger beroep gekomen van gemeld vonnis.
2.3.Bij deurwaardersexploot van 12 februari 2013 (productie 5 bij dagvaarding) heeft eiseres gedaagde gesommeerd tot - onder meer - betaling van de huurachterstand.
3.Het geschil
3.1.Eiseres stelt - samengevat - dat gedaagde, ondanks dat zij als huurster, dan wel als gebruikster, sinds augustus 2012 gebruik maakt van de woning, niet de huur, dan wel een gebruiksvergoeding gelijk aan de huur heeft betaald. Inmiddels dient gedaagde, over de periode van augustus 2012 tot en met maart 2013, € 3.484,70 aan eiseres te betalen, aldus eiseres. Eiseres heeft gedaagde hiertoe tevergeefs gesommeerd.
Eiseres vordert gelet hierop samengevat - veroordeling van gedaagde tot ontruiming van de woning, alsmede veroordeling van gedaagde in de maandelijks huurprijs/gebruikers-vergoeding tot einde gebruik woning, een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
Eiseres stelt dat zij, gelet op de bovenstaande situatie, een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de gevorderde voorzieningen. Gedaagde voldoet sedert geruime tijd niet aan haar verplichtingen tot betaling van de huur/gebruikersvergoeding. Zij heeft bovendien, naast de onderhavige (huur)schuld, terzake van een vorige door haar van eiseres gehuurde woning eveneens een forse (huur)schuld bij eiseres. Eiseres lijdt dan ook door toedoen van gedaagde schade, welke in de praktijk nauwelijks op gedaagde te verhalen zal zijn, aldus eiseres.
Ter terechtzitting van 25 maart 2013 heeft eiseres haar eis verminderd, in dier voege dat zij op 7 maart 2013 alsnog de betaling van gedaagde van één maand huur heeft ontvangen. Eiseres heeft de authenciteit van de door gedaagde op 21 maart 2013 ingediende stukken betwist. Voor het overige handhaaft eiseres haar vordering.
3.2.Gedaagde betwist - samengevat - dat zij de huur niet zou hebben betaald. Zij verwijst daartoe naar de door haar op 21 maart 2013 ingediende stukken, zijnde afschriften van ING internet-bankkieren, waaruit blijkt dat zij de huur over het gehele, door eiseres gestelde, tijdvlak heeft betaald, aldus gedaagde. De gevorderde voorzieningen dienen dan ook te worden afgewezen.
4.De beoordeling
4.1.Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de gevorderde voorzieningen.
4.2.De voorzieningenrechter overweegt dat gedaagde in afwachting van een onherroepelijke beslissing inzake huurvoortzetting (zie rechtsoverweging 2.2.) in de woning van eiseres aan de [adres] te Eijsden mag verblijven. Gedaagde zet in afwachting van die beslissing, gelet op het bepaalde in artikel 7:268 BW, de huur voort.
4.3.Het vorenoverwogene brengt met zich dat gedaagde, zolang zij op grond van artikel 7:268 lid 2 BW in de woning verblijft, een vergoeding ter hoogte van de huur aan eiseres dient te betalen. Gedaagde heeft ook niet betwist een dergelijke vergoeding aan eiseres verschuldigd te zijn. Een betalingsachterstand ter hoogte van enkele maanden huur, welke na sommatie niet wordt ingelopen, kan gelet hierop grond zijn voor ontruiming van de woning.
4.4.Het meest ver strekkende verweer van gedaagde is dat zij met ingang van augustus 2012 de huur steeds heeft voldaan, zodat de gevorderde betaling en ontruiming van de woning dient te worden afgewezen, aldus gedaagde. Gedaagde verwijst in dit kader naar de door haar op 21 maart 2013 ingediende stukken.
Dit verweer van gedaagde is een bevrijdend verweer waarvan de bewijslast op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op haar rust. In het kader van dit kort geding betekent dit dat op gedaagde de taak rust om de gestelde betalingen voldoende aannemelijk te maken, zodat deze als feitelijke grondslag voor haar verweer kunnen dienen.
Gedaagde heeft ter onderbouwing van de gestelde (huur)betalingen op 21 maart 2013 “betalingsbewijzen” in het geding gebracht. De authenciteit van die stukken is echter ter terechtzitting van 25 maart 2013 gemotiveerd door eiseres weersproken. Eiseres heeft ter terechtzitting erop gewezen dat in de bewuste stukken diverse ongerijmdheden zitten, zoals het gebruik van steeds dezelfde factuurgegevens en de weergave van zoekresultaten die buiten de opgegeven zoekperiodes vallen. De adviseur sociaal beheer van eiseres heeft ter terechtzitting bovendien verklaard dat in de financiële administratie (de boekhouding) van eiseres, met uitzondering van de betaling in maart 2013, de gestelde betalingen niet zijn terug te vinden.
Gedaagde heeft de betwiste betalingen - ondanks dat haar daartoe voldoende gelegenheid is geboden - niet nader onderbouwd. Gelet op het vorenoverwogene is zij dan ook niet geslaagd in een deugdelijke onderbouwing van haar bevrijdend verweer. Dit kort geding leent zich verder niet voor een nadere bewijsvoering door gedaagde.
4.5.De door eiseres gevorderde ontruiming van de woning en betaling komen derhalve, op de hierna volgende wijze, voor toewijzing in aanmerking.
De voorzieningenrechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat een ontruimingstermijn van vijf dagen in het algemeen te kort is, doch dat gedaagde ter terechtzitting van 25 maart 2013 wist dat, bij gebreke van een verificatie van de door haar overgelegde stukken - waarvoor zij twee weken de tijd heeft gehad - het gevorderde voor toewijzing gereed lag, zodat zij voldoende tijdig wist dat zij de woning zou moeten verlaten.
De voorzieningenrechter zal de gevorderde betaling toewijzen tot een bedrag van € 3.484,70 (de huurpenningen van augustus 2012 tot en met april 2013, met in achtneming van de betaling in maart 2013). Hiertoe wordt overwogen dat eiseres op grond van dit vonnis de woning nog in april 2013 kan doen ontruimen, alsmede ervan uitgaande dat gedaagde ook voor wat betreft de betaling van de vergoeding betreffende de maand april 2013 in gebreke zal zijn.
4.6.Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 94,45,
- griffierecht € 589,00,
- salaris advocaat €816,00,
totaal € 1.499,45.
5.De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.veroordeelt gedaagde om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woning (met aanhorigheden) aan de [adres] te Eijsden (gemeente Eijsden-Margraten) te verlaten en te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van eiseres zijn, en de sleutels af te geven aan eiseres,
5.2.veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van € 3.484,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2013 tot de dag van algehele betaling,
5.3.veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 1.499,45,
5.4.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2013.
CM?