ECLI:NL:RBLIM:2013:CA0237

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
122376 / FT RK 13-243
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure met toepassing van het gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een schuldregeling (dwangakkoord) op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw). Verzoeker, een natuurlijke persoon met een aanzienlijke schuldenlast van € 53.126,62, heeft een minnelijk akkoord aangeboden aan zijn twee concurrente schuldeisers met behulp van schuldhulpverlening van de gemeente Venray. Eén van de schuldeisers heeft het aanbod geaccepteerd, terwijl de andere, DSB Bank N.V., heeft geweigerd in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft de procedure op 13 mei 2013 mondeling behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door een schuldhulpverlener.

De rechtbank heeft in haar beoordeling het belang van de schuldeiser, de schuldenaar en de overige schuldeisers afgewogen. De rechtbank oordeelde dat DSB Bank N.V. niet in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling, gezien de gelijkenis met een identiek verzoek van de ex-partner van verzoeker, waarbij de bank wel akkoord was gegaan. De rechtbank paste het gelijkheidsbeginsel toe en concludeerde dat de belangen van de bank niet opwogen tegen die van verzoeker en de andere schuldeiser. Daarom werd het verzoek tot toewijzing van het dwangakkoord toegewezen.

De rechtbank heeft verder bepaald dat er geen termen aanwezig zijn om enige partij in de kosten te veroordelen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Toezicht
Zaaknummer / rekestnummer: 122376 / FT RK 13-243.
Vonnis van 15 mei 2013
in de zaak van
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verzoeker,
tegen
de naamloze vennootschap DSB BANK N.V.,
verweerder,
advocaat: mr. B. Bos, gevestigd te Hoorn.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 18 april 2013 ter griffie van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, ingekomen verzoekschrift tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een schuldregeling (dwangakkoord) als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw);
- de mondelinge behandeling van het dwangakkoord op 13 mei 2013.
1.2. Bij de mondelinge behandeling op 13 mei 2013 zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door de heer [X], schuldhulpverlener bij de gemeente Venray.
1.3. Namens verweerder is niemand ter zitting verschenen.
1.4. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Volgens het verzoekschrift bedraagt de totale schuldenlast van verzoeker
€ 53.126,62. Het betreft twee concurrente schuldeisers.
2.2. Verzoeker heeft zijn twee concurrente schuldeisers met behulp van de schuldhulpverlening van de gemeente Venray een minnelijk akkoord aangeboden. Het aangeboden spaarakkoord houdt kort gezegd in dat verzoeker op grond van het inkomen ten tijde van het aanbod ver¬wacht aan zijn concurrente schuldeisers 6,15 % van de vorderingen te kunnen betalen door gedurende zesendertig (36) maanden te sparen volgens de gebruikelijke vtlb-berekening.
Één van de twee concurrente schuldeisers heeft de aangeboden regeling geaccepteerd.
2.3. Verweerder heeft geweigerd in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De schuld aan verweerder bedraagt € 15.518,69 (29,21 %).
3. Het geschil
3.1. Verzoeker verzoekt de rechtbank te bevelen dat verweerder dient in te stemmen met de door zijn aangeboden schuldregeling.
3.2. Verzoeker stelt dat sprake is van een problematische schuldsituatie en dat de aangeboden schuldregeling het maximaal haalbare is.
3.3. Verweerder heeft bij brief van 8 mei 2013 schriftelijk verweer gevoerd.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank stelt voorop dat het een schuldeiser in beginsel vrijstaat zijn mede¬wer¬king aan een door een schuldenaar aangeboden buitengerechtelijke schuldregeling te weigeren, waarna een schuldenaar onderhavig verzoek kan doen. Daarbij moet worden beoordeeld of de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van de schuldregeling heeft kunnen komen. Is daarvan sprake dan kan de rechtbank bevelen dat een weigerachtige schuldeiser daarmee dient in te stemmen. De rechtbank dient daarbij af te wegen het belang van de schuldeiser om tot een weigering te komen, het belang van de schuldenaar en de belangen van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
4.2. Teneinde de gevergde belangenafweging te kunnen maken is volledig inzicht in het aangeboden akkoord, waaronder in ieder geval de precieze inhoud, wijze van totstand¬koming en voorwaarden van uitvoering van het akkoord, van belang.
Het verzoek is voldoende onderbouwd en transparant. Het is getoetst door de afdeling schuldhulpverlening van de gemeente Venray en dus door een onafhankelijke en deskundige partij. De rechtbank erkent het belang van verweerder bij de weigering om in te stemmen met het aanbod van verzoeker omdat zij thans geen kwijting wil verlenen voor het restant van de vordering. In het kader van de hiervoor vermelde belangenafweging overweegt de rechtbank het volgende.
4.3. Ter zitting heeft de heer [X] verklaard dat door de ex-partner van verzoeker eveneens een verzoek tot vaststelling van een schuldregeling (dwangakkoord) als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw) is ingediend. Het verzoekschrift betreft volgens de heer [X] (op één schuld na) exact dezelfde schuldeisers en schulden als in het verzoek van verzoeker.
De heer [X] heeft ter zitting verklaard en (later) middels bescheiden aangetoond dat verweerder (DSB Bank N.V.) in de zaak van de ex-partner van verzoeker wel akkoord is gegaan met het door de schuldhulpverlening van de gemeente Venray gedane voorstel tegen finale kwijting over en weer en dat een deel van de openstaande vordering door het akkoord zal worden kwijtgescholden.
De rechtbank is ter zitting gebleken, dat de lening, die verzoeker en zijn ex-partner zijn aangegaan bij verweerder, voor plusminus een derde deel is besteed aan uitgaven van de ex-partner van verzoeker, namelijk de aanschaf van een auto voor die ex-partner en het voldoen van studieschulden van die ex-partner.
4.4. De rechtbank is in het licht van hetgeen is overwogen van oordeel dat de belangen die verweerder heeft bij uitoefening van haar bevoegdheid tot weigering on¬even¬¬¬¬redig zijn ten opzichte van de belangen van verzoeker en van de andere schuldeiser die door die weigering mogelijk wordt geschaad en dat verweerder daarom niet in redelijkheid tot weigering van instemming met de aangeboden schuldregeling heeft kunnen komen. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat beide zaken nagenoeg identiek zijn en dat daarom - onder het mom van “gelijke monniken gelijke kappen” - oftewel het gelijkheidsbeginsel, het verzochte dwangakkoord zal worden toegewezen.
4.5. Aan een beoordeling van het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsane¬rings¬regeling komt de rechtbank dan niet meer toe.
4.6. De rechtbank acht geen termen aanwezig enige partij in de kosten te veroordelen.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1. beveelt verweerder,
de naamloze vennootschap DSB BANK N.V.,
in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling zoals hiervoor overwogen;
5.2. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Groen en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2013.