ECLI:NL:RBLIM:2013:CA0286

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
03-700214-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting in de prostitutie met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en het opzettelijk bezit van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de uitbuiting van twee slachtoffers, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], door hen te dwingen tot prostitutie en hen te laten afstaan van hun verdiensten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks het ontbreken van een aangifte van een van de slachtoffers, voldoende bewijs had dat de uitbuiting had plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, alsook de tapgesprekken en andere bewijsstukken, als overtuigend beschouwd. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden voor haar daden, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging nam. De rechtbank benadrukte dat mensenhandel een ernstige inbreuk op de menselijke waardigheid en integriteit vormt en dat er een sterke noodzaak is om dergelijke misdrijven met daadkracht te bestrijden. De verdachte werd ook vrijgesproken van het bezit van cocaïne, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van deze drugs in haar woning. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 273f van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700214-11
Datum uitspraak : 7 mei 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
verblijvende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman ter zitting is mr. J.W. Heemskerk, ter vervanging van mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat te Roermond.
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 22 en 23 april 2013.
De rechtbank heeft op 22 en 23 april 2013 gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door haar raadsman.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] met parketnummer 03/700208-11.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat, kort samengevat, terecht ter zake van mensenhandel in de vorm van seksuele uitbuiting en ter zake van opzettelijk bezit van harddrugs. De volledige tenlastelegging (na wijziging) luidt dat:
Feit 1
zij in of omstreeks periode van 1 februari 2010 tot en met 6 december 2010 in de gemeente Roermond en/of de gemeente Roerdalen en/of de gemeente Meerssen en/of de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland en/of te Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 1], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en/of gehuisvest en/of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 1],
en/of die [naam slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare situatie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen haar/hen te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handeling(en) met en/of voor een derde,
en/of die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben medegenomen naar Duitsland met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] in Duitsland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling;
en/of opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 1],
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die afpersing en/of die misleiding en/of dat misbruik (telkens) hieruit dat verdachte en/of haar mededader(s)
- die [naam slachtoffer 1] opdracht heeft/hebben gegeven en/of onder druk heeft/hebben gezet om een aantal dagen per week en/of een aantal uren per dag als prostituee te werken en/of
- één of meer kamer(s)/ruimte(s) in Roermond en/of in één of meer andere plaats(en) (elders) in Nederland en/of Duitsland heeft/hebben geregeld, alwaar die [naam slachtoffer 1] haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten en/of die [naam slachtoffer 1] naar die plaats(en) heeft/hebben gebracht en/of
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [naam slachtoffer 1] en/of
- die [naam slachtoffer 1] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft/hebben laten afgeven aan verdachte en/of haar mededader(s), althans die [naam slachtoffer 1] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft/hebben laten behouden en/of
- die [naam slachtoffer 1] meermalen heeft/hebben mishandeld en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat zij en/of haar mededader(s) haar dood en/of kapot zal/zullen maken en/of
- heeft/hebben verhinderd dat die [naam slachtoffer 1] uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden zou kunnen beëindigen, en/of
- die [naam slachtoffer 1] in een door verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden, in elk geval één of meer (andere) handelingen heeft/hebben verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [naam slachtoffer 1] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of haar mededader(s) afhankelijke positie;
Feit 2
zij in of omstreeks periode van 1 maart 2010 tot en met 19 april 2011 in de gemeente Roermond en/of de gemeente Meerssen en/of de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland en/of te Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 2], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en/of gehuisvest en/of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2],
en/of die [naam slachtoffer 2] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare situatie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen haar/hen te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handeling(en) met en/of voor een derde,
en/of die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben medegenomen naar Duitsland met het oogmerk die [naam slachtoffer 2] in Duitsland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling;
en/of opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 2],
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die afpersing en/of die misleiding en/of dat misbruik (telkens) hieruit dat verdachte en/of haar mededader(s)
- die [naam slachtoffer 2] opdracht heeft/hebben gegeven en/of onder druk heeft/hebben gezet om een aantal dagen per week en/of een aantal uren per dag als prostituee te werken en/of
- één of meer kamer(s)/ruimte(s) in Roermond en/of in één of meer andere plaats(en) (elders) in Nederland en/of Duitsland heeft/hebben geregeld, alwaar die [naam slachtoffer 2] haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten en/of die [naam slachtoffer 2] naar die plaats(en) heeft/hebben gebracht en/of
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [naam slachtoffer 2] en/of
- die [naam slachtoffer 2] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft/hebben laten afgeven aan verdachte en/of haar mededader(s), althans die [naam slachtoffer 2] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft/hebben laten behouden en/of
- heeft/hebben verhinderd dat die [naam slachtoffer 2] uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden zou kunnen beëindigen, en/of
- die [naam slachtoffer 2] in een door verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden, in elk geval één of meer (andere) handelingen heeft/hebben verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [naam slachtoffer 2] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of haar mededader(s) afhankelijke positie;
Feit 3
zij op of omstreeks 19 april 2011 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 52,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 37 buisjes, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting:
- is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
- is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
- zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
- zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zich volgens de officier van justitie schuldig gemaakt aan mensenhandel door twee vrouwen uit te buiten, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] (feiten 1 en 2). Deze vrouwen moesten onder dwang inkomsten uit hun werk als prostituee afstaan aan verdachte.
Verder zijn in de woning van verdachte een hoeveelheid van 52,8 gram cocaïne aangetroffen en 37 buisjes met een blauwe vloeistof, bevattende MDMA. Volgens de officier van justitie had verdachte deze harddrugs willens en wetens in bezit (feit 3).
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle feiten. Verdachte kan volgens de raadsman niet veroordeeld worden voor uitbuiting (feiten 1 en 2). De beschuldigende verklaring van [naam slachtoffer 1] aan het adres van verdachte kan volgens de raadsman om meerdere redenen niet betrouwbaar worden genoemd. De raadsman heeft er in dat verband op gewezen dat [naam slachtoffer 1] werd gedwongen om met de politie mee te gaan en dat haar beloftes werden gedaan. Ook heeft de raadsman gewezen op de psychische toestand van [naam slachtoffer 1] en op de omstandigheid dat [naam slachtoffer 1] in haar dagboek niet belastend over verdachte heeft verklaard. Ook de andere bewijsmiddelen in het dossier kunnen niet tot een bewezenverklaring leiden. [naam slachtoffer 2] heeft zelfs in het geheel geen aangifte gedaan en uitdrukkelijk gesteld niet te zijn uitgebuit door verdachte. De tapgesprekken waarin verdachte voor haarzelf belastende uitspraken heeft gedaan, moeten met de nodige korreltjes zout worden gelezen, aldus de raadsman.
Opzettelijk bezit van verdovende middelen (feit 3) kan volgens de raadsman niet bewezen worden, omdat verdachte geen aantoonbare wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van drugs in haar woning.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat alle feiten vrijwel volledig wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Op enkele onderdelen zal verdachte worden vrijgesproken. De rechtbank zal hierna uiteenzetten op basis van welk bewijs zij tot dit oordeel komt.
4.3.1 Feit 1
De aangifte van [naam slachtoffer 1]
[naam slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan jegens verdachte. Kort samengevat komt deze aangifte erop neer dat [naam slachtoffer 1] door verdachte gedwongen werd voor verdachte als prostituee te werken en inkomsten daaruit af te staan.
In detail bevat de aangifte, voor zover voor het bewijs van belang, het volgende.
[naam slachtoffer 1] heeft verdachte onder de naam [bijnaam verdachte] leren kennen in een club in Roermond, waar beiden werkten als prostituee. Op een gegeven moment werd [naam slachtoffer 1] ontslagen in de club, na problemen met een klant, genaamd [naam klant]. Daarop heeft [naam slachtoffer 1] [bijnaam verdachte] gebeld, die gezegd had dat [naam slachtoffer 1] haar altijd kon bellen. [bijnaam verdachte] heeft [naam slachtoffer 1] opgehaald en [naam klant] heeft [naam slachtoffer 1] vervolgens meegenomen naar een bar in Duitsland, genaamd [naam bar], alwaar [naam slachtoffer 1] ging werken. [naam slachtoffer 1] ging tevens bij [bijnaam verdachte] wonen in Maastricht.
[naam slachtoffer 1] heeft verder verklaard:
“Ik moest van [bijnaam verdachte] naar die club, anders zou ik grote problemen hebben. Ze zei dat zij mij kapot zou maken. Ik moest dagelijks 100 euro aan [bijnaam verdachte] betalen. [bijnaam verdachte] legde mij dat op.
Ik zei wel tegen [bijnaam verdachte] dat ik het werk niet meer wilde doen. Ik zei het wel tegen [bijnaam verdachte], maar ik mocht het huis niet uit. [bijnaam verdachte] dreigde mij met alles. Ze dreigde dat ze mij kapot maken zou. Ze zou mij laten vermoorden. Ik moest van haar werken.
Wij hebben veel ruzie gemaakt en gevochten. [bijnaam verdachte] heeft mij twee of drie keer geslagen. Het ging om geld. Ik wilde niet meer werken en daarom kreeg ik klappen. Ik moest geld verdienen.
[bijnaam verdachte] bepaalde waar ik werkte. Ik kon niet zelf de dagen waarop ik werkte aangeven. [bijnaam verdachte] vond dat ik te weinig geld verdiende.
Ik moest 7 dagen per week werken. Als ik ongesteld was, moest ik ook werken met een sponsje. Ik heb [bijnaam verdachte] altijd kunnen betalen.”
[naam slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat zij op 6 december 2010 met [bijnaam verdachte] in een woning aan de [straatnaam] te Bunde woonde. [naam slachtoffer 1] beschrijft dat zij op deze datum door een taxi vanuit Club [naam club 1] in Vlodrop naar de woning in Bunde gebracht werd en dat de chauffeur op haar zou wachten. [naam slachtoffer 1] wilde weggaan bij [bijnaam verdachte], zou haar spullen pakken en met de chauffeur teruggaan naar [naam club 1]. Toen [naam slachtoffer 1] in het huis bij [bijnaam verdachte] kwam, kreeg ze meteen klappen in haar gezicht. [bijnaam verdachte] zei tegen haar dat ze nog niet genoeg verdiend had en dat ze moest blijven, aldus [naam slachtoffer 1].
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [naam slachtoffer 1] de club in Roermond waar zij ontslagen was, benoemd als de [naam club 2] club.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat zij [naam slachtoffer 1], die door haar [bijnaam slachtoffer 1] werd genoemd, op 6 december 2010 heeft mishandeld. Verdachte heeft bevestigd dat zijzelf [bijnaam verdachte] werd genoemd. [naam slachtoffer 1] heeft ongeveer 7 maanden bij verdachte gewoond, maar werd op geen enkele manier gedwongen als prostituee te werken of geld af te staan, aldus verdachte ter terechtzitting.
Overwegingen en eerste conclusies van de rechtbank
Deze ontkenning van verdachte staat voor de rechtbank in schril contrast met niet alleen de aangifte, maar ook met de inhoud van telefoongesprekken die verdachte heeft gevoerd, nadat op 6 december 2010 het contact met [naam slachtoffer 1] was verbroken. Ook staat deze ontkenning haaks op het gedrag van verdachte op en rond 6 december 2010. De rechtbank zal hierna het bewijs dienaangaande in detail weergeven.
Geconfronteerd met dit bewijs heeft verdachte voornamelijk geweigerd inhoudelijk in te gaan op het bewijs, dan wel gesteld dat er sprake was van grootspraak aan haar kant. Ook door haar raadsman is dit naar voren gebracht. Deze stelling kan echter niet serieus genomen worden, laat staan dat er reden zou zijn alle tapgesprekken buiten beschouwing te laten. Verdachte heeft namelijk gedurende langere tijd bij herhaling uitlatingen gedaan die de aangifte van [naam slachtoffer 1] in detail bevestigen, zelfs tegenover haar eigen moeder. De rechtbank ziet wel dat verdachte in de tapgesprekken zo uitgebreid over door haar toegepast geweld en diverse activiteiten op het gebied van prostitutie en mensenhandel heeft gesproken, dat de indruk kan ontstaan dat verdachte zichzelf groter maakte dan zij misschien in werkelijkheid is geweest. Dit betekent echter nog niet dat alle uitlatingen van verdachte niet op waarheid berusten. De officier van justitie heeft zich in de tenlastelegging beperkt in zijn specifieke verwijten met betrekking tot [naam slachtoffer 1] en die worden in essentie en detail door verdachte bevestigd. Daarnaast is er ander bewijs in de vorm van verklaringen van getuigen.
Dit alles brengt mee dat aan de tapgesprekken zonder meer de betekenis kan worden toegekend die voor de hand ligt, namelijk dat verdachte zich inderdaad heeft schuldig gemaakt aan hetgeen [naam slachtoffer 1] beschreven heeft. Het dossier bevat, naast de aangifte, het navolgende aan bewijs.
6 december 2010
Uit het dossier blijkt dat [naam slachtoffer 1] op 4 december 2010 in Club [naam club 1] in Vlodrop werkte als prostituee met de werknaam [werknaam slachtoffer 1]. De beheerster van deze club, [naam beheerster club 1], had de indruk dat dit meisje niet vrijwillig in de prostitutie werkte. Nadat het meisje onwel was geworden, heeft [naam beheerster club 1] de politie ingeschakeld.
[naam beheerster club 1] heeft verder verklaard dat het meisje zei dat ze geld moest verdienen, omdat ze anders niets had. Voor [naam beheerster club 1] werd het steeds duidelijker dat het meisje door iemand gedwongen werd om het werk te doen; ze was ziek en toch wilde ze werken.
De avond van 4 december 2010 heeft het meisje nog een klant gehad, maar die kwam na 5 minuten terug in de bar en had gezegd dat het meisje maar zat te rillen en dat ze niet kon werken. [naam slachtoffer 1] vertoonde afwijkend gedrag in de club, wisselend van opgewekt tot depressief. Zij huilde veel.
Op 5 december 2010 bracht een taxichauffeur, [naam taxichauffeur], [naam slachtoffer 1] naar Club [naam club 1] en volgens [naam beheerster club 1] was [naam slachtoffer 1] erg angstig en teruggetrokken. Uiteindelijk heeft [naam slachtoffer 1] aan [naam beheerster club 1] verteld dat ze ongeveer 16.000 euro had verdiend, maar dat geld had moeten afstaan. Ook heeft [naam slachtoffer 1] aan [naam beheerster club 1] verteld dat zij 100 euro moest betalen aan de vrouw door wie [naam slachtoffer 1] eerder (de rechtbank begrijpt: in de taxi van [naam taxichauffeur]) gebeld was. Deze vrouw belde volgens [naam beheerster club 1] opnieuw met [naam slachtoffer 1] in het bijzijn van [naam beheerster club 1]. De Duits sprekende vrouw ging verschrikkelijk tekeer tegen [naam slachtoffer 1]. Nadat [naam beheerster club 1] de telefoon had overgenomen, zei de vrouw tegen [naam beheerster club 1]:
“[werknaam slachtoffer 1] moet naar huis komen en luisteren. Ik ben haar vriendin en zij woont hier. Zij liegt en maakt schulden. Ik heb zo vijf meiden en die luisteren allemaal en maken geen problemen.”
Nadat [naam beheerster club 1] had opgehangen, belde de vrouw meteen weer terug. De vrouw schold en bleef maar tekeer gaan.
Volgens [naam beheerster club 1] wilde [naam slachtoffer 1] op 6 december 2010 omstreeks 18.00 uur haar spullen gaan halen. [naam slachtoffer 1] is vervolgens vertrokken met de taxichauffeur [naam taxichauffeur].
[naam taxichauffeur] heeft verklaard dat hij [werknaam slachtoffer 1] op 6 december 2010 naar Bunde heeft vervoerd. De eerste keer dat hij met het meisje reed, enkele dagen daarvoor, schreeuwde een vrouw door de telefoon naar het meisje en het meisje voerde vervolgens een gesprek met iemand anders en zei tegen die persoon: “Ze maakt me dood.”
Op 6 december 2010 zou het meisje haar spullen gaan halen en daarna weer teruggaan naar Club [naam club 1]. [naam taxichauffeur] heeft haar omstreeks 19.00 uur opgehaald en vervolgens naar een woning gebracht aan de [straatnaam] te Bunde. Nadat het meisje de woning in Bunde was binnengegaan, was er vervolgens een man naar buiten gekomen die zei dat [werknaam slachtoffer 1] ziek was en dat zij niet meer terug zou gaan om te werken.
[naam slachtoffer 1] is vervolgens na meldingen vanuit Club [naam club 1] omstreeks 22.40 uur op straat op de [straatnaam] te Bunde aangetroffen en meegenomen door de politie.
Verder heeft [naam slachtoffer 1] haar telefoon ter beschikking gesteld aan de politie met daarin sms-berichten. [naam slachtoffer 1] heeft op 6 december 2010 tussen 23:27:56 uur en 7 december 2010 00:30:10 uur, 7 sms-berichten gekregen afkomstig van gsm-nummer XX-XXXXXXXX, verstuurd door verdachte. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat dit nummer bij verdachte in gebruik is geweest en verdachte heeft met betrekking tot een bericht ook verklaard dat zij dit heeft verstuurd. Ook werd [naam slachtoffer 1] tussen 23:24:00 uur en 00:11:00 uur kennelijk 5 keer gebeld door genoemd nummer. Daarbij zijn de volgende sms-jes voor de rechtbank relevant:
6 december 2010, 23:31:40 uur
Je bent aan het spelen ok. 15 minuten [voornaam medeverdachte] is hier, dan vertrekken wij in de richting van de bar, het is helemaal om het even waar je bent, we zullen je opzoeken. Of je belt ons rustig en netjes terug of het zal op een lelijke manier plaatsvinden.
6 december 2010, 23:48:30 uur
wacht maar af jij lulzuiger, dan vertel ik nu het grote nieuws aan je. Ik ben een verdomde 4 weken zwanger, maar ok als dit jouw kind is, zal ik deze niet voldragen en ik begraaf je met de familie samen van de zenuwen. 1 kind van mij is al weggegaan, maar hierna ga jij.
7 december 2010, 00:02:08 uur
Hy [voornaam slachtoffer 1], ich bin [voornaam medeverdachte]… Kukma und hor mich idioot.. Du jezt stop oder ich gefunde dich und dan mach dich tood farehst du? Jetz kamm zürü.
7 december 2010, 0:30:10 uur
[bijnaam slachtoffer 1] dan stuur ik nu de politie op je af in de bar, want ik weet dat je daar bent en dat je geen persoonsbewijs bij je hebt, daarom kunnen ze jouw en de bar flink naaien… De papieren houden van je, je hebt ze allemaal thuis gelaten denk eerst na over wat je doet.
Dan is er nog een dagboek aangetroffen waarin verdachte heeft genoteerd:
6 december
[bijnaam slachtoffer 1] is thuisgekomen, ik heb haar flink in elkaar geramd. [bijnaam slachtoffer 1] is ervandoor gegaan, ze gaat dood.
Overwegingen en (vervolg)conclusies van de rechtbank
Vastgesteld kan worden op grond van het voorgaande bewijs dat verdachte zich -kort gezegd- agressief, intimiderend en bedreigend heeft gedragen jegens [naam slachtoffer 1] op en rond 6 december 2010. Kennelijk doet [naam slachtoffer 1] niet wat verdachte wil en [naam slachtoffer 1] moet luisteren naar verdachte. Wanneer dit niet gebeurt, wordt [naam slachtoffer 1] geslagen. Als [naam slachtoffer 1] vervolgens de woning in Bunde weer verlaten heeft en verdachte kennelijk niet weet waar zij is, wordt [naam slachtoffer 1] binnen een tijdsbestek van een uur 12 keer telefonisch benaderd en twee keer met de dood bedreigd. [naam slachtoffer 1] moet terugkomen; anders gebeurt het op een lelijke manier. Dit alles is volstrekt onverenigbaar met de stelling van verdachte dat [naam slachtoffer 1] volkomen vrij was om te doen en laten wat zij wilde.
Er wordt geschreeuwd tegen [naam slachtoffer 1]. [naam slachtoffer 1] probeert te werken, terwijl dat helemaal niet gaat en huilt veel: [naam slachtoffer 1] gedroeg zich, zoals [naam beheerster club 1] het bij de rechter-commissaris heeft uitgedrukt, als een in het nauw gedreven katje.
Gelet op dit alles acht de rechtbank bewezen dat [naam slachtoffer 1] tegen haar wil voor verdachte moest werken in een sexclub en dat verdachte controle over [naam slachtoffer 1] wilde hebben én houden door toepassing van intimidatie, bedreiging en geweld.
Het afstaan van verdiensten
Het geweld, de bedreigingen, de intimidatie en het gebruik maken van de kwetsbare positie van [naam slachtoffer 1] na haar ontslag in Roermond vonden derhalve plaats met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting en strekten ertoe dat verdachte voordeel kon trekken uit de opbrengsten die [naam slachtoffer 1] verdiende uit seks met derden.
Verder acht de rechtbank bewezen dat [naam slachtoffer 1] 100 euro per dag aan verdachte moest afstaan. Dat [naam slachtoffer 1] verdiensten afstond, volgt (wederom) niet alleen uit de verklaring van [naam slachtoffer 1], maar ook uit het navolgende tapgesprek:
Tapgesprek d.d. 4 januari 2011
Dit is een tapgesprek tussen verdachte, [bijnaam verdachte], en een vrouw genaamd [naam vrouw 1]:
[naam vrouw 1]: heb je nu iemand voor je werken?
[bijnaam verdachte]: [bijnaam slachtoffer 1]. Ik heb haar onlangs echt in elkaar geramd, maar dan ook heftig, heel erg, daarom zit ze niet meer bij me, zit niet meer in het huis. Ik zei dat ze een maandje op het werk moest blijven. Laatst ook heeft [naam baas] de baas gezegd dat ze 300 verdiend had, hier heb ik zelfs een sms van gekregen. Toen zei ik tegen haar van ‘weet je wat, [bijnaam slachtoffer 1], jouw geld kan me niet boeien. Je geeft mij mijn geld elke dag, dat wat ik van je gevraagd heb, de rest interesseert mij niet.”
[naam vrouw 1]: hoeveel neem je van haar?
[bijnaam verdachte]: 100 euro per dag. Ik zei dus tegen haar van “ [bijnaam slachtoffer 1], 500, maar als je 1000 verdient, interesseert mij ook niet zolang je maar die 100 euro neerlegt.”
Mishandeling
In dit voorgaande gesprek rept verdachte ook van de mishandeling van [naam slachtoffer 1] op 6 december 2010. Dit gebeurt bij herhaling in de taps:
Tapgesprek d.d. 2 januari 2011
Dit is een tapgesprek tussen verdachte en haar moeder:
Moeder vraagt: ”Wat is er met [bijnaam slachtoffer 1].” Die heb ik drie weken niet gezien.
[bijnaam verdachte] zegt: Ik heb haar eruit geschopt. Ik heb haar kapot gemaakt en in elkaar geslagen.
Tapgesprek d.d. 25 januari 2011
Dit is een tapgesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw 2]:
[bijnaam verdachte] heeft [bijnaam slachtoffer 1] flinke klappen uitgedeeld, haar nagel is zelfs gebroken, ze heeft haar echt in elkaar geslagen.
Meermalen geslagen?
De rechtbank acht voorts bewezen dat er door verdachte bij meerdere gelegenheden is geslagen, zoals [naam slachtoffer 1] aangeeft. Dat [naam slachtoffer 1], zoals door de raadsman is benadrukt, kennelijk gevochten heeft met verdachte, wat wederkerig fysiek geweld veronderstelt, kan daaraan niet afdoen. Ook als aangenomen mag worden dat [naam slachtoffer 1] zich ook niet helemaal onbetuigd liet, is er sprake geweest van fysiek geweld van verdachte met het oog op de uitbuiting van [naam slachtoffer 1].
Ontbreken van (waarneming van) letsel, waarop verdachte zich ter terechtzitting heeft beroepen, is wat de rechtbank betreft ook niet relevant; uitgaande van klappen in het gezicht op 6 december 2010, kan het heel goed zijn dat er geen letsel is geweest. Behalve letsel is ook pijn een bestanddeel van mishandeling. Van pijn zal in elk geval sprake zijn geweest.
Er is ook overigens geen aanleiding om aan te nemen dat de verklaring van [naam slachtoffer 1], dat er vaker is geslagen, onjuist is. Dit baseert de rechtbank niet alleen op het gegeven dat haar verklaring op diverse andere onderdelen bevestigd wordt door ander bewijs, wat duidt op een betrouwbare verklaring, maar tevens op uitspraken van verdachte zelf die erop neer komen dat zij nog een andere vrouw geslagen en gedreigd heeft, en dat zij geweld dus kennelijk bepaald niet schuwt. Zo spreekt verdachte in voornoemd tapgesprek van 4 januari 2011 met [naam vrouw 1] over een vrouw, genaamd [naam vrouw Y/vrouw 3]. Ook deze vrouw moet kennelijk 100 euro betalen:
“Ik had ook een ander voor mij werken. Ik heb haar nog in elkaar geslagen op de parkeerplaats bij de McDonald’s. Ze heeft een half jaar voor mij gewerkt in Aachen achter de ramen. Het grietje verdiende goed, maar later is ze het geld gaan verstoppen. Ook tegen haar zei ik dat ik alleen 100 euro per dag wilde. Ik heb haar flink geslagen. Ik zei: ‘zodra je het woord politie laat vallen, speel je met je familie, [naam vrouw 3], je gaat dood, kutwijf.’ ”
Het ter sprake brengen van [naam vrouw 3] door verdachte wijst er tevens op dat het verdachte erom te doen is geweest andere vrouwen in haar invloedssfeer te hebben om zo zelf financieel te kunnen profiteren van hun werkzaamheden als prostituee, hetgeen ook een rol voor de rechtbank zal spelen bij de beoordeling van feit 2. Dit volgt ook uit eerdergenoemd tapgesprek van 4 januari 2011 met [naam vrouw 1] (onderstreping door de rechtbank):
[naam vrouw 1]: waar kan je dit soort vrouwen vinden?
[bijnaam verdachte]: Joh, in de [naam club 2], ik zweer het je!
Periode van uitbuiting
Dat de uitbuitingssituatie gedurende de hele ten laste gelegde periode heeft bestaan, kan uit de verklaring van [naam slachtoffer 1] worden afgeleid. [naam slachtoffer 1] heeft op 6 december 2010 ten overstaan van de politie verklaard dat zij ongeveer tien maanden geleden naar Nederland was gekomen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [naam slachtoffer 1] ongeveer zeven maanden bij haar in huis heeft gewoond.
Verder wordt dit bevestigd in het tapgesprek van 4 januari 2011. Zo zegt verdachte tegen [naam vrouw 1] op 4 januari 2011:
“ [bijnaam slachtoffer 1] kan mij niet in de problemen brengen, omdat ik voor [bijnaam slachtoffer 1] altijd goed ben geweest. Alleen later ben ik het zat geraakt. Ze neukte voor 25 euro per uur. Dit keek ik dan een tijdje aan.”
En:
“Ik heb [voornaam slachtoffer 1] naar [naam club 3] gebracht, ik heb een dag met haar meegedraaid om te zien hoe ze werkt. [voornaam slachtoffer 1] heb ik daar weggehaald, omdat de zaken niet liepen.”
Conclusies
Met dit alles wordt duidelijk dat de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen acht, zoals zij hierna bij 4.4 bewezen zal verklaren. Daarbij zij nog opgemerkt dat de rechtbank, in tegenstelling tot de raadsman, de verklaring van [naam slachtoffer 1] betrouwbaar acht, nu deze op essentiële punten bevestiging vindt in het overige weergegeven bewijs. De door de raadsman genoemde omstandigheden maken dat niet anders. De rechtbank overweegt dienaangaande nog dat [naam slachtoffer 1] niet direct nadat zij door de politie in Bunde was aangetroffen en was meegenomen naar het politiebureau, aangifte heeft gedaan. Op 6 december 2010 is eerst een intakegesprek met haar gevoerd en is haar aangeboden gebruik te maken van de B9-regeling. Aangifte heeft [naam slachtoffer 1] pas ruim twee maanden later gedaan. Daaruit volgt voor de rechtbank juist dat [naam slachtoffer 1] de gelegenheid is geboden zonder tijdsdruk of andere pressie te beslissen of zij (alsnog) aangifte zou doen. Uit haar verhoor bij de rechter-commissaris op 9 januari 2013 - dus geruime tijd later, wanneer zij inmiddels in Hongarije verblijft - blijkt dat zij bij haar eerdere verklaringen is gebleven. De rechtbank is verder niet gebleken dat aan [naam slachtoffer 1] beloftes zijn gedaan die op enige manier van invloed zijn geweest op de inhoud van haar verklaring.
4.3.2 Feit 2
De raadsman heeft benadrukt dat het ontbreken van een aangifte van [naam slachtoffer 2] en haar verklaring, dat zij juist niet is uitgebuit, betekenen dat zij niet is uitgebuit door verdachte. De officier van justitie heeft zich tegen deze redenering gemotiveerd verzet.
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat het ontbreken van een aangifte nog niet meebrengt dat er geen sprake kan zijn geweest van uitbuiting van [naam slachtoffer 2]. Daarbij speelt een belangrijke rol dat, om te beoordelen of er sprake is geweest van seksuele uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, de instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting geen relevante factor is: het moet objectief bezien gaan om seksuele uitbuiting. Wanneer er sprake is geweest van een dwangmiddel, ook al is dat “slechts” in de vorm van misbruik maken van een kwetsbare positie, kan verdachte veroordeeld worden voor de uitbuiting van [naam slachtoffer 2], zelfs als [naam slachtoffer 2] heeft volgehouden dat dit niet het geval is geweest.
De vraag is derhalve wat er aan bewijs voorhanden is in het dossier voor feit 2. De rechtbank zal hierna uiteenzetten dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden en waaruit zij dit afleidt. Verdachte heeft door misbruik van een kwetsbare positie met het oogmerk van uitbuiting [naam slachtoffer 2] gehuisvest/opgenomen en haar bewogen tot het zich beschikbaar stellen voor seks met derden tegen betaling.
Uit hetgeen door de rechtbank aan bewijs is weergegeven en haar overwegingen bij feit 1 put zij een aantal elementen die zij van belang acht voor de beoordeling van feit 2.
Zo heeft verdachte [naam slachtoffer 1] in huis genomen, nadat zij ontslagen was bij een club in Roermond, Saunaclub [naam club 2]. [naam slachtoffer 1] moest vervolgens een bedrag van 100 euro per dag afstaan uit haar prostitutiewerkzaamheden. Een ander element is dat verdachte naar eigen zeggen nog een vrouw voor haar aan het werk heeft gehad, [naam vrouw 3], die eveneens 100 euro per dag moest afdragen. Van belang is ook het antwoord van verdachte op de vraag “waar je dit soort vrouwen kunt vinden?” waarop verdachte zegt: “in de [naam club 2]”.
Deze elementen maken het aannemelijk dat verdachte erop uit was inkomsten te genereren uit het prostitutiewerk van andere vrouwen. Dat kan ook worden opgemaakt aan de hand van opmerkingen van verdachte in het tapgesprek van 4 januari 2011 met [naam vrouw 1], die erop neerkomen dat zij van plan was uit Hongarije vrouwen te halen. Verdachte spreekt dan over het kopen van vrouwen, die op hun 18e uit een internaat komen en door mensenhandelaren worden opgewacht. Via een contact ter plaatse zegt verdachte voor 150 euro een vrouw te kunnen kopen om mee te nemen naar Nederland.
Genoemde elementen keren terug in het dossier in relatie tot [naam slachtoffer 2]. In de tapgesprekken komt een vrouw genaamd [bijnaam slachtoffer 2] in beeld, i.e. [naam slachtoffer 2]. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze vrouw bij haar gewoond heeft. [naam slachtoffer 2] is ook door de politie in de woning van verdachte in Maastricht aangetroffen op 19 april 2011 en gehoord. Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat zij slechts met twee vrouwen heeft samengewoond: [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]. Dit acht de rechtbank relevant, voor zover [bijnaam slachtoffer 2] niet met name genoemd wordt in de hierna weergegeven tapgesprekken. Voor de rechtbank is zo duidelijk dat deze gesprekken wel op haar betrekking hebben.
Wat zegt verdachte in relatie tot [bijnaam slachtoffer 2] in de tapgesprekken?
Tapgesprek d.d. 19 februari 2011
Dit is een tapgesprek tussen verdachte en [naam medeverdachte]:
[bijnaam verdachte] zegt: “wat doen wij met [bijnaam slachtoffer 2]. Ik weet niet wat ik ermee moet doen, zij werkt niet.”
Tapgesprek d.d. 20 februari 2011
Dit is een tapgesprek tussen verdachte en een onbekende man:
[bijnaam verdachte]: Sinds [bijnaam slachtoffer 1] er niet meer is, gaat alles goed. Ik heb nog een vrouw gevangen, die sla ik morgen de bar in. Ook zij is een vriendin van [bijnaam slachtoffer 1], maar [bijnaam slachtoffer 1] is er vandoor gegaan bij mij.
Tapgesprek d.d. 21 februari 2011
Dit is een tapgesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw 4]:
[bijnaam verdachte] vertelt dat ze een nieuwe woning heeft. Dan zegt [bijnaam verdachte]: ik heb hier ook een vrouw. [naam vrouw 4] zegt: ah, goed, kunnen we eens kijken. [bijnaam verdachte] zegt, ja, zij is zo’n beetje, niet slecht. [naam vrouw 4] zegt wanneer die zin heeft om te werken. [bijnaam verdachte] zegt ja.
Tapgesprek d.d. 3 maart 2011
Dit is een gesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw 1]:
[bijnaam verdachte] zegt dat ze echt niet weet wat ze met [bijnaam slachtoffer 2] aan moet. [naam vrouw 1] merkt op dat ze weer een lastpakket op zich heeft genomen. [bijnaam slachtoffer 2] schijnt [bijnaam verdachte] gesmeekt te hebben haar mee te nemen, maar [bijnaam verdachte] is bang omdat ze al eens bij haar vent weg moest vanwege een vrouw. Maar goed, ze gaat haar helpen.
[bijnaam slachtoffer 2] komt bij haar wonen, maar dan moet ze wel dagelijks het bedrag van 100 euro neertellen. Al twee weken zit [bijnaam slachtoffer 2] bij [bijnaam verdachte], maar [bijnaam slachtoffer 2] verdient niets, ze krijgt het maar niet van de grond, omdat ze nog zo’n kind is. [bijnaam verdachte] heeft de werkplek voor haar geregeld en alles, maar ze kan er niet lang meer tegen, ze gaat haar eruit zetten en gaat mooi naar Hongarije.
Tapgesprek d.d. 15 maart 2011
Dit is een gesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw X/vrouw 2]:
[naam vrouw 2] vraagt of [bijnaam verdachte] een nieuw dienstmeisje heeft. Ja, zegt [bijnaam verdachte]. Ze is nog een aantal dagen in [naam club 2] geweest.
[naam vrouw X] vraagt of het zo makkelijk is in Nederland om aan Hongaarse “dienstmeisjes” te komen? [bijnaam verdachte] zegt lachend van wel. [naam vrouw X] vraagt of ze tenminste een beetje goed uitziet? [bijnaam verdachte] vindt van wel, ze is wel lief. [naam vrouw X] vraagt of zij al ergens aan het pijpen is of ze nog pas een “cousin” is van haar? [bijnaam verdachte] zegt dat ze nog niet aan het pijpen is, maar binnenkort wel aan de slag zal gaan.
Tapgesprek d.d. 19 maart 2011
Dit is een gesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw 2]:
[bijnaam verdachte]: ik heb [bijnaam slachtoffer 2] meegenomen, [bijnaam slachtoffer 2] werkt voor mij.
Tapgesprek d.d. 29 maart 2011
Dit is een gesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw 2]:
[naam vrouw 2] vraagt hoe [bijnaam verdachte] aan het dienstmeisje gekomen is. Ze is de [naam club 2] uitgegooid. Nu woont ze bij [bijnaam verdachte].
Tapgesprek d.d. 30 maart 2011, 17:19 uur
Dit is een gesprek tussen verdachte, een onbekende vrouw en een man genaamd [naam man] in het Duits:
[bijnaam verdachte] belt uit naar NN-vrouw van [naam club 4]. [bijnaam verdachte] zegt tegen [naam man]: ”Ik heb een vraag. Ik ben op zoek naar een bar of zo en deze lijkt me wel interessant voor mij. Kunt u mij een beetje informatie geven van deze club?” [naam man] zegt: “als je informatie wilt of je wilt komen kijken.”
[bijnaam verdachte] zegt, ja ik wil komen kijken en ik wil vragen of je plaats voor me hebt.
[naam man] zegt dan kun je beter morgenavond terugbellen, dan is de bazin hier. Morgen tussen zes en half zeven is ze hier.
[bijnaam verdachte] zegt tot morgen.
Tapgesprek d.d. 30 maart 2011, 17:49 uur
Dit is een tapgesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw 5]:
[bijnaam verdachte] wil morgen met [bijnaam slachtoffer 2] rond 7 uur langsgaan.
Tapgesprek d.d. 30 maart 2011
Dit is een gesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw 5].
[bijnaam verdachte] wil weten of [naam vrouw 5] al op het werk is. [bijnaam verdachte] wil [naam vrouw 5] om een gunst vragen, wil weten of [naam vrouw 5] Engels spreekt. [bijnaam verdachte] wil met [bijnaam slachtoffer 2] naar die eigenaresse toe voor de werkplek, haar Duits wordt ook slecht vanwege het stotteren in de telefoon en [bijnaam verdachte] vraagt [naam vrouw 5] haar te helpen om een en ander via de telefoon uit te leggen.
Tapgesprek d.d. 30 maart 2011
Dit is een tapgesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw X]:
[naam vrouw X] vraagt of het meisje dat bij [bijnaam verdachte] zit een zigeunerin is? Nee, ze is Hongaars, maar is in een weeshuis opgegroeid, komt uit een klein dorpje. [bijnaam verdachte] houdt van die boerinnen. [naam vrouw X] vraagt of het voor [bijnaam verdachte] loont iemand zo te hebben. Ja, zegt ze, het meisje geeft haar 150 euro af per dag. Ze is op haar vorige locatie eruit gegooid. Nu zit ze bij [bijnaam verdachte], ze kan gewoon eten, ze kan werken wanneer ze wil, als ze maar 150 euro per dag neertelt.
Op de vraag van [naam vrouw X] of zij goed verdient, zegt [bijnaam verdachte] dat ze inderdaad goed verdient, omdat ze ook alles aanneemt, zo komt ze uit op 500-700 euro per dag. Soms verdient ze minder, slechts 100 euro of zo per dag, maar ze is een harde werkster! Daar houdt [bijnaam verdachte] van, niet zo’n dommie als het andere meisje was!
Tapgesprek d.d. 5 april 2011
Dit is een tapgesprek tussen verdachte en een onbekende vrouw in Eindhoven:
nn-vrouw: je hebt me een mailtje gestuurd, hè?
[bijnaam verdachte] zegt: hallo, ja.
nn-vrouw zegt: waar kom je vandaan?
[bijnaam verdachte] zegt: uit Hongarije. En waar woon je in Nederland? [bijnaam verdachte] zegt in Maastricht.
nn-vrouw zegt: o, in Maastricht, dat is niet in de buurt. Als je wilt, dan kunnen we wat afspreken, heb je al eens gewerkt?
[bijnaam verdachte] zegt: in Roermond, [naam club 2] saunaclub.
nn-vrouw zegt: ik wil je wel zien en we maken altijd een afspraak, zodat je hier een dag kan komen werken als je wilt.
nn-vrouw zegt: kun je morgen?
[bijnaam verdachte] zegt ja, met een vriendin? Ze komt ook uit Hongarije.
Tapgesprek d.d. 5 april 2011
Dit is een tapgesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw 4]:
[naam vrouw 4] zegt hé, [bijnaam verdachte], met mij. Hoor eens, Eva heeft zonet gebeld, van Regals. We kunnen donderdag om acht uur koffie bij haar drinken. Dan rij ik met jullie mee en kunnen we daar praten, als je dat wilt. [bijnaam verdachte] zegt ja, goed. [naam vrouw 4] zegt, maar dan moet je tegen je vriendin zeggen dat zij zich chique aankleedt.
Tapgesprek d.d. 8 april 2011
Dit is een gesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw 6]:
[bijnaam verdachte] heeft [bijnaam slachtoffer 2] wel kunnen plaatsen, maar ze zijn streng. [bijnaam verdachte] vind [bijnaam slachtoffer 2] erg bijdehand, maar als [bijnaam verdachte] dat wil, flikkert ze [bijnaam slachtoffer 2] er zo uit. [bijnaam verdachte] heeft [bijnaam slachtoffer 2] het voorbeeld van [voornaam slachtoffer 1] aangehaald. Verder zal [bijnaam slachtoffer 2] haar een worst wezen zolang ze maar elke dag de 150 euro neertelt. [bijnaam slachtoffer 2] zit al twee maanden bij [bijnaam verdachte]; [bijnaam verdachte] zegt dat ze haar, [bijnaam slachtoffer 2], wel aan gaat pakken, omdat [bijnaam slachtoffer 2] nogal naast haar schoenen is gaan lopen.
Tapgesprek d.d. 13 april 2011
Dit is een gesprek tussen verdachte en een vrouw genaamd [naam vrouw 5]:
[bijnaam verdachte]: [bijnaam slachtoffer 2] is aangenomen en ik regel nu de papieren voor [bijnaam slachtoffer 2]. Dus dan komt [bijnaam slachtoffer 2] nu niet meer, zij blijft daar. Over een week kan zij werken. Ik heb tegen [bijnaam slachtoffer 2] gezegd dat ze nu eens aan het werk moest, want anders kan ik voor mezelf ook niets starten.
Overwegingen en conclusies van de rechtbank
Uit deze gesprekken kan worden afgeleid dat verdachte het oogmerk heeft gehad [naam slachtoffer 2] voor zich te laten werken in de prostitutie en dat dit 100 euro, of zelfs 150 euro, per dag moest opleveren. Verdachte is doende werkplekken voor [naam slachtoffer 2] te regelen in Nederland.
Niet alleen het bedrag dat verdachte van [bijnaam slachtoffer 2] wil hebben komt overeen met de bedragen die [naam slachtoffer 1] en [naam vrouw 3] moesten betalen, maar ook het element van hulp bieden na ontslag uit Saunaclub [naam club 2] is een sterke overeenkomst tussen de vrouwen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2].
Verdachte geeft er blijk van dat zij zich “ontfermd” heeft over [naam slachtoffer 2], nadat [naam slachtoffer 2] ontslagen was bij Saunaclub [naam club 2] te Roermond. Dit laatste is verifieerbaar aan de hand van hetgeen [naam slachtoffer 2] bij haar intakegesprek met de politie heeft aangegeven: [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij ontslagen was bij de [naam club 2] te Roermond, waarna ze vanaf 20 februari 2011 bij [bijnaam verdachte] woonde. Tussen het verblijf van [naam slachtoffer 1] bij verdachte en de komst van [naam slachtoffer 2] is derhalve betrekkelijk korte tijd verstreken: kennelijk moet [naam slachtoffer 2] het financiële gat opvullen dat door het verdwijnen van [naam slachtoffer 1] is ontstaan.
[naam slachtoffer 2], door verdachte getypeerd als een boerin afkomstig uit een dorpje in Hongarije en uit een weeshuis (dat laatste wordt door [naam slachtoffer 2] bij haar intake bevestigd), zal verdachte verder worst wezen, zolang ze maar betaalt.
Als [naam slachtoffer 2] te bijdehand dreigt te worden, voert verdachte de druk op en uit zij zich wederom in intimiderende zin. [naam slachtoffer 2] moet aan het werk. De woordkeus van verdachte in het tapgesprek van 8 april 2011 en het noemen door verdachte tegen [naam slachtoffer 2] van “het voorbeeld van [voornaam slachtoffer 1]” maken dit duidelijk.
Dit alles levert voor de rechtbank wettig en overtuigend bewijs op dat [naam slachtoffer 2] met het oog op de seksuele uitbuiting door verdachte is gehuisvest door gebruik te maken van de kwetsbare positie van [naam slachtoffer 2] na ontslag en dat [naam slachtoffer 2] onder druk is gezet om voor verdachte als prostituee te gaan werken.
Er is geen sprake van een situatie, waarin een bewezenverklaring uitsluitend gebaseerd wordt op de uitspraken van verdachte zelf, hoewel deze wel een zeer groot aandeel leveren. Niet alleen het feitelijk aantreffen van [naam slachtoffer 2] in de woning van verdachte en haar verklaring dat zij inderdaad bij Saunaclub [naam club 2] ontslagen was, zijn aanvullende bewijselementen. Ook de reactie van [naam slachtoffer 2] na de aanhouding van verdachte en [naam medeverdachte] geeft weer hoe afhankelijk [naam slachtoffer 2] is geweest. Deze reactie brengt tevens mee dat het misbruik maken van de kwetsbare positie van [naam slachtoffer 2] wat de rechtbank betreft heeft voortgeduurd gedurende de gehele ten laste gelegde periode. [naam slachtoffer 2] belt namelijk op 19 april 2011 naar een vrouw genaamd [naam vrouw 6]:
“Luister, s.o.s., [bijnaam verdachte] is gearresteerd. Ik weet niet waar ik naartoe moet. Wat moet ik nu doen? Ik heb net een van de klanten opgebeld, hij komt mij halen. Ik zal nu bij hem zijn. Ik hoop dat hij probeert mij te helpen.
Ik ben helemaal ondersteboven, [naam vrouw 6], ik weet niet wat ik aanmoet. Ik weet niet wat ik moet doen (huilt). Ik ga dood als [bijnaam verdachte] niet terugkomt. Ik ben helemaal kapot, ik wil terug naar [bijnaam verdachte].
[naam vrouw 6]: waar ga je nu naartoe?
[bijnaam slachtoffer 2]: Nu? Naar de klant. Ik zal met hem bespreken dat ik tot zondag bij hem blijf.”
Vervolgens blijkt dat [naam slachtoffer 2] bepaald niet gelukkig is met deze klant. In een tapgesprek op 20 april 2011 zegt [naam slachtoffer 2] tegen [naam vrouw 6]:
[bijnaam slachtoffer 2]: hoelang blijf je er?
[naam vrouw 6]: tot 4 uur in de middag.
[bijnaam slachtoffer 2]: ok, omdat die klerelijer nog wil neuken, daarna kom ik gelijk naar je toe. Ja joh, hij geeft me pas zaterdag 2000 als ik elke dag met hem neuk. Maar het is zo vervelend en hij is zo oud en ik kan er zo niet tegen!!! Het irriteert me, als hij me aanraakt.
Uit deze gesprekken maakt de rechtbank op dat [naam slachtoffer 2] zo van verdachte afhankelijk is geweest dat zij zich gedwongen heeft gevoeld voor onderdak aan te kloppen bij een klant bij wie ze het kennelijk maar nauwelijks uithoudt, hetgeen haar kwetsbaarheid en afhankelijkheid van verdachte onderstreept.
Of er daadwerkelijk 100 euro per dag betaald is door [bijnaam slachtoffer 2], kan niet met zekerheid worden afgeleid uit de tapgesprekken, noch anderszins uit het dossier, maar evident is wel dat [naam slachtoffer 2] geld heeft afgestaan. [naam slachtoffer 2] heeft verklaard van haar lichaam te leven en ook een tapgesprek van 14 april 2011 duidt op het werken door [naam slachtoffer 2] als prostituee tijdens de tenlastegelegde periode, alsmede van het financieel bijdragen door [naam slachtoffer 2] aan het gezamenlijk wonen. In dit tapgesprek tussen [naam slachtoffer 2] en een onbekende vrouw zegt [naam slachtoffer 2] namelijk:
“Nee, we werken al sinds 3 weken niet meer, ik heb moeder gezegd dat ik geen geld meer kan sturen. Ik heb moeder niet uitgelegd dat er van de 1500 euro per maand huur 650 euro ingehouden wordt, want zoveel heeft de vloer gekost. En we hebben net de jaloezieën ook laten vervangen, dat was ook 500 zoveel. Weliswaar krijg ik vandaag 500 euro, maar daarvan kan ik niets naar moeder sturen. Vandaag ga ik privé werken.”
Het voorgaande brengt de rechtbank dan ook tot een bewezenverklaring van feit 2, zoals hierna onder 4.4 vermeld.
4.3.3 Feit 3 Opzettelijk bezit van verdovende middelen?
In de woning van verdachte in Maastricht zijn harddrugs aangetroffen en in beslag genomen. In een herenjas in een slaapkamer is een zak aangetroffen met ruim 52 gram cocaïne. In de woonkamer met open keuken is een zak met 37 buisjes blauwe vloeistof aangetroffen. Het betrof een doorzichtige plastic zak met buisjes met een blauwe/groene vloeistof. Bij onderzoek door het NFI is gebleken dat deze buisjes MDMA bevatten.
Verdachte werd op 19 april 2011 in de woning aangehouden. Tevens werd [naam medeverdachte] in de woning aangehouden en werd [naam slachtoffer 2] aangetroffen.
Verdachte heeft ontkend wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van genoemde drugs in de woning, waarin tevens [naam medeverdachte] en [naam slachtoffer 2] verbleven.
De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte in elk geval in algemene zin wetenschap gehad moet hebben van de aanwezigheid van verdovende middelen in haar woning. Deze algemene wetenschap kan worden afgeleid uit uitspraken die verdachte in telefoongesprekken heeft gedaan over het drugsgebruik van haarzelf, van [naam medeverdachte] en van [naam slachtoffer 2]. Daarin is niet alleen sprake van het roken van jointjes, wat verdachte en [naam medeverdachte] bij hun verhoren ook hebben toegegeven, maar ook van andere drugs:
Tapgesprek d.d. 12 februari 2011
Dit is een gesprek tussen verdachte en [bijnaam slachtoffer 2]:
[bijnaam verdachte] is nog steeds aan het koken. [bijnaam slachtoffer 2] vraagt of [bijnaam verdachte] een joint wil gaan halen. [bijnaam verdachte] zegt dat ze wel wat anders heeft, het zal echt zijn werking hebben!
Tapgesprek d.d. 12 februari 2011
Dit is een gesprek tussen verdachte en [bijnaam slachtoffer 2]:
Vent van [bijnaam verdachte] is helemaal onder invloed met zijn vriend, een of ander blauw spul.
Tapgesprek d.d. 13 februari 2011
Dit is een gesprek tussen verdachte en een persoon genaamd [naam vrouw 6]:
[bijnaam verdachte] is echt moe. Ze hebben van alles door elkaar gebruikt, van de pillen tot aan coke toe, ook “gina”, een heleboel joint. Daarna Sambucca gedronken. [bijnaam slachtoffer 2] was om 10 uur al naar bed, ze was helemaal gek van al het spul!
[bijnaam verdachte] vertelt dat [bijnaam slachtoffer 2] al helemaal onder invloed was en desalniettemin hebben zij en haar vent haar toch nog een pilletje en Sambucca aangeboden.
De inhoud van de voorgaande gesprekken brengt mee dat niet geloofwaardig is dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid en van de werking van de flesjes blauwe vloeistof in het keukengedeelte van de woonkamer. Verdachte, [naam medeverdachte] en [naam slachtoffer 2] gebruikten immers kennelijk diverse verdovende middelen. De buisjes zaten in een doorzichtige zak in het keukengedeelte van de open woonkamer en verdachte heeft al eerder begrepen dat het blauwe spul kennelijk een verdovend middel is. Minstgenomen heeft zij de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze drugs in huis waren.
Dit ligt anders ten aanzien van de aangetroffen zak met cocaïne. Uit het verhoor van [naam medeverdachte] blijkt dat de herenjas met de zak cocaïne in een kledingkast in de slaapkamer van [naam medeverdachte] en verdachte hing. Deze drugs lagen derhalve niet in het zicht in de woning. Nergens valt uit op te maken dat verdachte op enige manier wist van deze specifieke voorraad cocaïne, ook niet in de vorm van een voorwaardelijk opzet-redenering. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat in de slaapkamer een (weeg)schaaltje is aangetroffen met resten poeder, vermoedelijk cocaïne. Dat levert op zichzelf een extra aanwijzing op dat verdachte en [naam medeverdachte] cocaïne gebruikten in de woning, maar daaruit vloeit niet automatisch voort dat verdachte (of [naam slachtoffer 2]) op de hoogte was (waren) van de tamelijk grote voorraad in de jaszak. Op dit onderdeel moet zij derhalve het voordeel van de twijfel krijgen en worden vrijgesproken.
De rechtbank komt tot de navolgende bewezenverklaring.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 februari 2010 tot en met 6 december 2010 in de gemeente Roermond en/of de gemeente Roerdalen en/of de gemeente Meerssen en/of de gemeente Maastricht [naam slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 1],
en die [naam slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misbruik van een kwetsbare situatie heeft gedwongen haar te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handelingen met een derde,
en in de periode van 1 februari 2010 tot en met 6 december 2010 in Nederland die [naam slachtoffer 1] heeft medegenomen naar Duitsland met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] in Duitsland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;
en in de periode van 1 februari 2010 tot en met 6 december 2010 in de gemeente Roermond en/of de gemeente Roerdalen en/of de gemeente Meerssen en/of de gemeente Maastricht opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 1],
bestaande die dwang en dat geweld en die bedreiging met geweld en bedreiging met die andere feitelijkheden en dat misbruik hieruit dat verdachte
- die [naam slachtoffer 1] onder druk heeft gezet om een aantal dagen per week en/of een aantal uren per dag als prostituee te werken en
- één of meer kamers/ruimtes in Roermond en in één of meer andere plaatsen in Nederland of Duitsland heeft geregeld, alwaar die [naam slachtoffer 1] haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten en die [naam slachtoffer 1] naar die plaats(en) heeft gebracht en
- heeft zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [naam slachtoffer 1] en
- die [naam slachtoffer 1] een aanzienlijk deel van haar verdiensten heeft laten afgeven aan verdachte en
- die [naam slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld en
- tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij haar dood en/of kapot zal maken en
- heeft verhinderd dat die [naam slachtoffer 1] uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden zou kunnen beëindigen, en
- die [naam slachtoffer 1] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft gehouden;
Feit 2
in de periode van 1 maart 2011 tot en met 19 april 2011 in de gemeente Maastricht [naam slachtoffer 2] door misbruik van een kwetsbare positie heeft gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2],
en die [naam slachtoffer 2] door misbruik van een kwetsbare situatie heeft bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handelingen met een derde,
en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 2],
bestaande dat misbruik hieruit dat verdachte
- die [naam slachtoffer 2] onder druk heeft gezet om als prostituee te werken en
- één of meer kamer(s)/ruimte(s) in Roermond en/of in één of meer andere plaatsen in Nederland heeft geregeld, alwaar die [naam slachtoffer 2] haar prostitutiewerkzaamheden kon verrichten en
- die [naam slachtoffer 2] een deel van haar verdiensten heeft laten afgeven aan verdachte;
Feit 3
op 19 april 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 37 buisjes met een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
5.1 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2 De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare misdrijven op:
Feit 1
mensenhandel
Feit 2
mensenhandel
Feit 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij respectievelijk artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
4. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.
5. De oplegging van straf en/of maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van 4 jaren op te leggen, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht aan verdachte geen langere straf op te leggen dan het reeds ondergane voorarrest, indien zij tot een bewezenverklaring van de feiten komt en in dat kader gewezen op enkele rechterlijke uitspraken in andere zaken. Verdachte heeft geen strafblad. Verder moet worden meegewogen dat [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] al in de prostitutie werkzaam waren en niet door verdachte daarin zijn gebracht.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel in de vorm van seksuele uitbuiting van anderen in de prostitutie. [naam slachtoffer 1] heeft in januari van dit jaar ten overstaan van de rechter-commissaris nog eens onderstreept dat het gedrag van verdachte een grote negatieve impact op haar en haar familie heeft gehad en uit het verhoor blijkt dat het [naam slachtoffer 1] emotioneel nog steeds heel zwaar valt om over de zaak te spreken.
Mensenhandel maakt een ernstige inbreuk op de menselijke waardigheid en integriteit en in geval van [naam slachtoffer 1] ook een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit en haar vrijheid. Verdachte heeft laten zien dat voor haar geldelijk gewin voorop stond. Daarmee heeft zij blijk gegeven van een groot gebrek aan normbesef en respect voor anderen. Een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is dan ook niet aan de orde, zelfs als wordt meegewogen dat verdachte geen strafblad heeft. Er moet ook een meer generaal preventief aspect worden verbonden aan de strafoplegging in mensenhandelzaken. Mensenhandel is immers een fenomeen dat in alle verschijningsvormen met daadkracht moet worden bestreden. Niet alleen verdachte, maar ook anderen moeten ervan weerhouden worden zich met zulke praktijken in te laten.
De wetgever heeft uitbuiting in het kader van prostitutie als een zeer ernstig delict aangemerkt, hetgeen blijkt uit de wetsgeschiedenis. Het delict kent ook een fors strafmaximum. Daarbij kan uit de Memorie van Toelichting worden opgemaakt dat in de onderhavige zaak het ontbreken van een aanklacht van [naam slachtoffer 2] voor een oordeel over de ernst van het delict niet relevant is, omdat het gebruik maken van een kwetsbare positie wordt opgevat als een dwangmiddel, dat hetzelfde effect kan hebben als fysiek geweld. Het is ook maar de vraag of verdachte zou hebben afgezien van verbaal of fysiek geweld, als de politie met haar aanhouding niet een einde aan de situatie geforceerd had. Feit 2 beschouwt de rechtbank derhalve eveneens als een ernstig feit.
Daarbij moet als strafverzwarende omstandigheid worden meegewogen dat verdachte fysiek geweld jegens [naam slachtoffer 1] heeft gebruikt. Van het ontbreken van fysiek geweld gaat daarentegen geen strafvermindering uit, noch van de omstandigheid dat [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] reeds in de prostitutie werkten, toen zij verdachte leerden kennen.
De officier van justitie heeft zich bij het bepalen van zijn eis gebaseerd op de richtlijnen voor strafvordering van het Openbaar Ministerie. De rechtbank kan in dezen geen gebruik maken van landelijk gebruikte oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals bij veel voorkomende delicten het geval is. Zij zal dus acht moeten slaan op andere uitspraken in vergelijkbare gevallen. Dit leidt de rechtbank ertoe als vertrekpunt voor de aan verdachte op te leggen straf uit te gaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden per slachtoffer. Omdat verdachte jegens [naam slachtoffer 1] fysiek en verbaal geweld heeft gebruikt en [naam slachtoffer 1] met de dood heeft bedreigd, dient dit uitgangpunt aanzienlijk te worden verhoogd. De rechtbank acht voor dit feit een straf van 14 maanden daarom passend en geboden. Ten aanzien van de uitbuiting van [naam slachtoffer 2] acht de rechtbank oplegging van een lagere gevangenisstraf, groot 6 maanden, aan de orde, omdat [naam slachtoffer 2] verhoudingsgewijs veel korter in de invloedssfeer van verdachte heeft verkeerd dan [naam slachtoffer 1].
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld voor het bezit van harddrugs. Overeenkomstig de daarvoor beschikbare oriëntatiepunten van het LOVS is een gevangenisstraf van 2 weken passend, waarbij de rechtbank 1 buisje gelijk heeft gesteld aan 1 gram.
In aanmerking genomen dat de rechtbank met betrekking tot medeverdachte [naam medeverdachte] ter zake een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd acht, alsmede in aanmerking ge- nomen dat deze straf ten opzichte van de ter zake van de feiten 1 en 2 op te leggen straf weinig meerwaarde heeft, zal de rechtbank verdachte ter zake van feit 3 geen afzonderlijke straf opleggen. Dit alles leidt tot oplegging aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden. De rechtbank realiseert zich dat dit voor verdachte een terugkeer in detentie met zich meebrengt, maar de rechtbank acht dit, gelet op de ernst van de feiten, gerechtvaardigd.
De officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de lange duur van de zaak. De rechtbank constateert echter dat de zaak, zeker gezien het feit dat er getuigenverhoren in het buitenland zijn gehouden, is afgedaan binnen een bij dit soort zaken gebruikelijk te noemen termijn. Weliswaar is de redelijke termijn van 2 jaar met enkele weken overschreden, maar de rechtbank is van oordeel dat dit geen reden tot strafvermindering is. Zij volstaat met het constateren van een overschrijding.
Ten slotte neemt de rechtbank geen nieuwe beslissing over de voorlopige hechtenis van verdachte, die onder voorwaarden werd geschorst. Deze schorsing blijft derhalve onder dezelfde voorwaarden doorlopen na deze uitspraak.
6. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
7. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 mei 2013.