ECLI:NL:RBLIM:2013:CA1395

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
03/700004-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verpleging ex artikel 509j lid 1 Wetboek van Strafvordering na oplegging van tbs met voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 mei 2013 de vordering tot verpleging van de terbeschikkinggestelde, hierna te noemen [naam verdachte], afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel [naam verdachte] de aan hem opgelegde voorwaarden heeft overtreden, het opleggen van dwangverpleging een te ingrijpend middel zou zijn. De rechtbank weegt hierbij mee dat de reclassering en de kliniek geen vertrouwen meer hebben in het welslagen van de tbs met voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering behandeld in raadkamer op 13 mei 2013, waarbij de officier van justitie, [naam verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. Van den Hemel, zijn gehoord. De reclassering heeft gerapporteerd dat [naam verdachte] op 14 en 17 april 2013 ongeoorloofd de kliniek heeft verlaten en dat hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, waaronder het niet afpersen van een getuige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van [naam verdachte] in de kliniek niet volledig mislukt is, maar dat de incidenten wel aanleiding gaven tot de vordering van de officier van justitie. De rechtbank concludeert dat de huidige kliniek in Den Dolder een geschikte behandelplaats is en dat er geen alternatieven zijn voor de behandeling van [naam verdachte]. De rechtbank handhaaft de voorwaarden van de tbs-maatregel en wijst de vordering tot dwangverpleging af, omdat dit niet proportioneel is ten opzichte van de overtredingen. De rechtbank benadrukt dat [naam verdachte] zich moet houden aan de voorwaarden en dat hij gemotiveerd is voor zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700004-12
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 27 mei 2013
op de vordering inzake de terbeschikkingstelling van
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans verblijvende in de P.I. Zuid Oost, H.v.B. Roermond te Roermond,
hierna te noemen: [naam verdachte].
1. De stukken
De rechtbank heeft gezien:
- de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Limburg van 22 april 2013, ingekomen ter griffie op 26 april 2013, strekkende tot alsnog verpleging van overheidswege;
- het rapport Retourmelding toezicht van 18 april 2013, opgemaakt door N. van der Molen, reclasseringsmedewerker, verbonden aan GGZ Victas;
- het bevel tot voorlopige verpleging van 19 april 2013 van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank;
- het vonnis van deze rechtbank van 18 januari 2013, waarbij de maatregel van voorwaardelijke terbeschikkingstelling aan [naam verdachte] is opgelegd;
- de overige stukken.
2. De procesgang
De rechtbank heeft de vordering behandeld in raadkamer op 13 mei 2013. De rechtbank heeft de officier van justitie, [naam verdachte] en zijn raadsvrouw mr. Van den Hemel gehoord. Tevens is als getuige gehoord reclasseringswerker N. van der Molen, verbonden aan GGZ Victas te Utrecht.
3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij zijn vordering gepersisteerd.
4. Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen.
5. Het standpunt van de reclassering
De reclassering heeft in het rapport Retourmelding toezicht het volgende gerapporteerd.
Betrokkene is op 14 april 2013 vier uren ongeoorloofd afwezig geweest. Hij heeft na een ontmoeting met zijn vriendin in de buurt van Utrecht contact gezocht met de kliniek. Na een telefonisch gesprek met een begeleider verbonden aan de kliniek is hij teruggekeerd bij Wier+. Er heeft bij binnenkomst in de kliniek een ademtest plaatsgevonden. Uit deze test bleek dat hij geen alcohol gedronken had.
De heer [naam verdachte] is op 17 april 2013 wederom de kliniek ontvlucht. Om 21:30 uur diezelfde dag heeft de reclassering vernomen dat betrokkene is aangehouden door het KLPD.
De reclassering heeft op 18 april 2013 telefonisch contact gehad met mevrouw [naam getuige]. Zij vertelde de reclassering dat zij de heer [naam verdachte] op 17 april in de middag verteld heeft dat zij de relatie met hem beëindigde. Als reactie hierop zou betrokkene gezegd hebben dat hij weg zal gaan uit de kliniek en haar zal opzoeken. Hij zou haar hierbij hebben uitgescholden en bedreigd. Zij vertelde dat de heer [naam verdachte] haar ook geld heeft afgeperst. Zij heeft de reclassering laten weten voornemens te zijn aangifte te doen tegen de heer [naam verdachte] in verband met de geuite bedreigingen en de afpersing.
Overtreden voorwaarden
Betrokkene bespreekt zijn dagelijks functioneren en stelt zich begeleidbaar op. Tevens geeft verdachte inzicht in zijn belevingswereld (in het bijzonder zijn angsten, frustraties en irritaties), en geeft hij openheid over nieuwe contacten in zijn netwerk en/of relatie.
Aan de heer [naam verdachte] is sinds het weekend gevraagd of er iets speelt waar hij over zou moeten praten. Zijn begeleiders zagen aan hem dat hij niet lekker in zijn vel zat. Betrokkene vertelde dat er niets aan de hand was en dat er niets was waarover hij het met hen wil hebben.
Betrokkene stelt zich begeleidbaar op ten aanzien van zijn financiën, ook als dat inhoudt dat hij onder bewindvoering dan wel financieel beheer wordt gesteld.
Er is uitvoerig met de heer [naam verdachte] gesproken over zijn financiën. Hij staat onder bewindvoering en hij mag anderen niet om spullen of geld vragen. Betrokkene overtreedt deze voorwaarde door bij mevrouw [naam getuige] geld af te dwingen.
Betrokkene verblijft op het afgesproken adres c.q. de afgesproken locatie en hij zal niet van adres veranderen zonder toestemming van de reclassering.
De heer [naam verdachte] is tegen het advies van zijn behandelaren en van de reclassering vertrokken bij FPA Wier+. Na de eerste ontvluchting is hier uitvoerig over gesproken met betrokkene en heeft hij een berisping ontvangen. Dit heeft hem er niet van weerhouden om binnen een week nogmaals te ontvluchten.
Betrokkene zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit.
Volgens mevrouw [naam getuige] heeft de heer [naam verdachte] haar en haar vader bedreigd. Ook heeft hij haar gedwongen geld af te staan. Het verbreken van de relatie heeft gemaakt dat meneer [naam verdachte] gedrag is gaan vertonen zoals dat ook bij het delict scenario het geval was. Er zal nog een aangifte volgen.
Houden aan aanwijzingen
Het is de heer [naam verdachte] meerdere malen verteld dat hij zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Dat open en eerlijk zijn over hoe het met hem gaat en wat er allemaal speelt in zijn leven, zeer belangrijk is om goed toezicht te kunnen houden door de reclassering. Zijn behandelaren en de reclassering hebben openheid nodig om interventies te kunnen plegen waarop zijn behandeling aangepast zou kunnen worden.
De heer [naam verdachte] laat aan de ene kant zien dat hij profiteert van de behandeling bij Wier+, maar aan de andere kant laat hij zich op cruciale momenten niet begeleiden en sturen. Wanneer er aan hem gevraagd wordt door de begeleider of het goed met hem gaat, antwoordt hij dat er niets aan de hand is. Door niet aan te geven dat zijn relatie is verbroken, maakt hij niet inzichtelijk wat er in zijn leven speelt. Er kan op dat moment geen interventie gedaan worden door de begeleiders met als gevolg dat de heer [naam verdachte] zich onttrekt aan zijn behandeling.
Risico-analyse
De reclassering is van mening dat het recidiverisico onverminderd hoog is. Betrokkene zou gebaat zijn bij een klinische opname met een hoger beveiligingsniveau, zoals een FPK.
Wier+ schat het recidiverisico hoog in nu mevrouw [naam getuige] de relatie heeft beëindigd en zijn behandeling nog geen gedragsverandering heeft kunnen bewerkstelligen bij betrokkene.
De reclassering heeft op 18 april 2013 gesproken met de heer Batta, verbonden aan Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) te Breda. De heer Batta heeft laten weten dat een verhoogd beveiligingsniveau geen zekerheden biedt dat hij zich niet opnieuw zal onttrekken aan zijn behandeling.
Advies reclassering
De reclassering is van mening dat [naam verdachte] onvoldoende heeft meegewerkt aan de beslissing van 18 januari 2013 en vraagt aan de officier van justitie een omzetting naar TBS met dwangverpleging te vorderen. De reclassering is van mening dat het recidiverisico hoog is, gezien het beperkte effect en duur van de behandeling. Daarnaast speelt dat het indexdelict is voortgekomen uit een verbroken relatie, hetgeen ook nu speelt. Het IFZ heeft laten weten dat een FPT time-out plaatsing niet mogelijk is. De reclassering ziet daarom geen mogelijkheden meer om een recidive verminderend traject op te stellen in het kader van tbs met voorwaarden en is hierdoor genoodzaakt het toezicht negatief te retourneren.
****
Ter zitting heeft rapporteur Van der Molen -kort samengevat- gezegd dat de kliniek en de reclassering geen vertrouwen hebben in een voortzetting van de huidige maatregel met voorwaarden.
Van der Molen heeft naar voren gebracht dat in beginsel de kliniek Wier+ in Den Dolder een behandeling aan [naam verdachte] kan en wil bieden, maar dat essentieel is dat [naam verdachte] zich houdt aan de voorwaarde dat hij inzicht moet bieden in wat er bij hem omgaat; anders heeft een behandeling geen zin. De reclassering en de kliniek beseffen dat er relatief korte tijd verstreken is tussen het vonnis en heden en dat er mogelijk meer tijd nodig is om de behandeling gestalte te geven. Anderzijds worstelt men met een te laag beveiligingniveau van de kliniek om te kunnen voorkomen dat [naam verdachte] ongeoorloofd de kliniek verlaat.
De kliniek heeft daarbij aangegeven [naam verdachte] niet te kunnen behandelen, als aan hem dwangverpleging zal worden opgelegd. Ook een time-outplaatsing is geen optie gebleken. De plaats waar [naam verdachte] nu verblijft, het huis van bewaring in Roermond, acht Van der Molen geen geschikte plek voor [naam verdachte].
6. De beoordeling
[naam verdachte] is op 17 april 2013 aangehouden op bevel van de officier van justitie, die vervolgens op 18 april 2013 een vordering tot voorlopige verpleging van overheidswege bij de rechter-commissaris heeft ingediend. De rechter-commissaris heeft, na [naam verdachte] en de verdediging te hebben gehoord, de voorlopige verpleging van [naam verdachte] bevolen.
De rechtbank heeft gezien dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden aan [naam verdachte] is opgelegd vanwege opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Dit delict veroorzaakt derhalve gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De rechtbank heeft verder met haar vonnis geoordeeld dat de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de tbs-maatregel eist en een groot aantal voorwaarden aan [naam verdachte] opgelegd. Daarbij is op basis van rapportages door gedragsdeskundigen en reclassering overwogen dat met het oog op het recidiverisico een voorwaardelijke tbs is aangewezen alsmede een behandeling in een kliniek die specifiek gericht is op de problematiek van [naam verdachte]: de forensische psychiatrische afdeling Wier+ in Den Dolder. Dwangverpleging werd niet geïndiceerd geacht, omdat [naam verdachte] in een eerdere behandeling goed heeft meegewerkt.
Uit het verhandelde ter zitting en de stukken komt naar voren dat de behandeling van [naam verdachte] in beginsel niet slecht verloopt en dat [naam verdachte] daarvan profiteert, maar dat hij twee keer ongeoorloofd de kliniek heeft verlaten. Deze twee incidenten vormen in hoofdzaak de aanleiding tot de vordering tot verpleging.
Van de zijde van de kliniek is aangegeven dat de kliniek nog steeds behandelmogelijkheden ziet. Pijnpunt is echter dat de kliniek zegt de onderhavige incidenten niet te kunnen voorkomen, omdat het beveiligingsniveau dat Wier+ biedt, niet toereikend is. Verder speelt een rol dat volgens de reclassering sprake is van gedragingen van [naam verdachte] die overeenkomsten laten zien met het scenario van het delict waarvoor de voorwaardelijke tbs is opgelegd.
Voor de rechtbank staat voorop dat de huidige kliniek in Den Dolder gelet op de bijzondere problematiek van [naam verdachte] een specifiek geschikte behandelplaats werd geacht en dat dit nu niet anders beoordeeld moet worden. De behandeling tot nu toe is door de onttrekkingen ook niet volledig mislukt of onmogelijk geworden. Voorts is het duidelijk dat [naam verdachte] in een huis van bewaring niet thuishoort. Enig alternatief verblijf op korte of zelfs lange termijn is niet naar voren gekomen, wat betekent dat bij oplegging van dwangverpleging geruime tijd voorbij zal gaan voordat een nieuwe geschikte behandelsetting van de grond komt. [naam verdachte] kan bij dwangverpleging immers niet terug naar Wier+. Dit onzekere traject acht de rechtbank zeer onwenselijk in het belang van [naam verdachte] en niet proportioneel, afgezet tegen de korte tijd van enkele maanden waarin tot nu toe behandeling heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft [naam verdachte] zich kennelijk wel gehouden aan andere voorwaarden, zoals controles op alcohol en drugs, die alle negatief zijn gebleken. Dwangverpleging is daarom voor de rechtbank een té ingrijpend middel ten opzichte van de incidenten, ook als zij meeweegt dat de reclassering en kliniek geen vertrouwen meer hebben in het welslagen van de tbs met voorwaarden.
Dit inzicht wordt ook niet anders door hetgeen gerapporteerd is ten aanzien van gedragingen jegens mevrouw [naam getuige], met wie [naam verdachte] een relatie heeft gehad. Niet helder is geworden dat [naam verdachte] zich daadwerkelijk aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De officier van justitie heeft niets substantieels ingebracht om dat aan te nemen. Daarmee kan niet gezegd worden dat er een duidelijke relatie met het indexdelict te leggen valt, zodanig dat ervan moet worden uitgegaan dat het recidive risico hoger of anders moet worden ingeschat ten opzichte van de inschatting die bij het vonnis heeft meegespeeld. Op basis van de enkele mededeling dat aangifte is gedaan, dient een ingrijpende maatregel als de dwangverpleging dan ook niet te worden opgelegd.
Uitgangspunt blijft derhalve het recidiverisico zoals ingeschat in januari van dit jaar. Dat betekent dat de algemene veiligheid van personen of goederen de voortzetting van de tbs-maatregel eist en dat de voorwaarden die eerder aan [naam verdachte] zijn opgelegd moeten worden gehandhaafd. De vordering tot het bevelen van dwangverpleging zal worden afgewezen.
Voor het overige geldt dat met zijn aanhouding en het bevel tot voorlopige verpleging voor [naam verdachte] duidelijk geworden is dat hij zich strikt aan alle voorwaarden moet houden en dat het forse consequenties heeft, als hij dit niet doet. Ter zitting is gebleken dat dit tot [naam verdachte] is doorgedrongen. [naam verdachte] heeft te kennen gegeven gemotiveerd te zijn voor zijn behandeling en terug te willen gaan naar Wier+. Wat de rechtbank betreft dient dit in het belang van [naam verdachte] ook zo snel mogelijk te gebeuren. De rechtbank geeft [naam verdachte] wel uitdrukkelijk mee dat hij naast de andere voorwaarden, beslist de volgende eerder opgelegde voorwaarden moet nakomen:
- dat hij niet ongeoorloofd afwezig mag zijn;
- dat hij openheid van zaken moet geven over zijn contacten, relaties en over wat er in zijn hoofd omgaat (belevingswereld).
7. De beslissing
De rechtbank:
- wijst af de vordering tot (alsnog) verpleging van overheidswege;
- handhaaft de (terbeschikkingstelling met) voorwaarden zoals opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 18 januari 2013.
Aldus gegeven door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. L.J.A. Crompvoets, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 mei 2013.
Mr. Crompvoets is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.