ECLI:NL:RBLIM:2014:10518

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
4 december 2014
Zaaknummer
3642327 CV EXPL 14-12635
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitstel van ontruiming door huurder in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, werd behandeld, heeft de kantonrechter op 3 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Stichting Wonen Limburg. [Eiser] was eerder bij vonnis van 5 november 2014 veroordeeld om zijn woning aan [adres 1] te ontruimen. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard en betekend op 18 november 2014, met een ontruimingstermijn van twee weken. Aangezien [eiser] de woning niet had ontruimd, vorderde hij in kort geding dat de ontruiming zou worden uitgesteld tot 22 december 2014, omdat hij dan vervangende woonruimte zou hebben.

De kantonrechter overwoog dat [eiser] in deze procedure geen inhoudelijke bezwaren kon maken tegen het eerdere vonnis, omdat daarvoor een ander rechtsmiddel, namelijk hoger beroep, beschikbaar was. De rechter stelde vast dat er geen sprake was van misbruik van executiebevoegdheid door Wonen Limburg, omdat er geen nieuwe feiten waren die een noodtoestand voor [eiser] zouden rechtvaardigen. De argumenten van [eiser] dat hij geen onderdak kon vinden en dat er een wachttijd was voor tijdelijke opvang, werden niet als nieuwe feiten erkend, aangezien deze omstandigheden al bestonden ten tijde van het eerdere vonnis.

De kantonrechter concludeerde dat Wonen Limburg een gerechtvaardigd belang had bij de ontruiming, mede gezien de schade die zij leed door het niet betalen van huur door [eiser] en de overlast voor omwonenden door de aanwezigheid van katten in de woning. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Wonen Limburg, die op € 200,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 3642327 CV EXPL 14-12635
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 3 december 2014
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [adres 1],
[woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. K.J.C. van Bekkum
tegen:
de stichting
STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd en kantoorhoudend te Schinkelstraat 5,
6411 LN Heerlen,
gedaagde partij,
gemachtigde M.R.J.A. van Kesteren.
Partijen zullen hierna [eiser] en Wonen Limburg genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling op 3 december 2014.
1.2.
Ter zitting van 3 december 2014 is door de kantonrechter mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Op vordering van Wonen Limburg is (onder anderen) [eiser] bij vonnis van 5 november 2014 door de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, (onder meer) veroordeeld om binnen twee weken na betekening van dat vonnis de woning aan het adres [adres 1] te [woonplaats] te ontruimen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
Het vonnis is op 18 november 2014 aan [eiser] betekend, waarbij ontruiming van de woning is aangezegd op donderdag 4 december 2014 vanaf 9.00 uur.
2.3.
[eiser] heeft de woning tot op heden niet ontruimd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad - Wonen Limburg te bevelen de ontruiming te verdagen tot uiterlijk 22 december 2014 en Wonen Limburg te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Ter onderbouwing van de vordering voert [eiser] (samengevat) aan dat er door de ontruiming voor hem een noodsituatie zal ontstaan omdat hij dan dakloos zal worden. Een belangenafweging dient volgens [eiser] in zijn voordeel uit te vallen omdat hij per 22 december 2014 vervangende woonruimte heeft op het adres [adres 2].
3.3.
Het verweer van Wonen Limburg strekt tot afwijzing van de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat [eiser] in deze procedure in beginsel geen inhoudelijke bezwaren kan maken tegen het vonnis van 5 november 2014. Daarvoor staat [eiser] immers een ander rechtsmiddel ter beschikking (hoger beroep). Dat is evenwel anders indien die bezwaren nopen tot het oordeel dat Wonen Limburg misbruik maakt van haar executiebevoegdheid. Van misbruik kan sprake zijn indien het vonnis van 5 november 2014 berust op een kennelijke juridische of feitelijke misslag of indien er na dat vonnis nieuwe feiten zijn voorgevallen of gebleken die klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor [eiser] in het geval de executie wordt doorgezet.
4.2.
Dat het vonnis berust op een kennelijke juridische of feitelijke misslag is gesteld noch gebleken. Ter zitting is door de gemachtigde van [eiser] juist gesteld dat het vonnis geen misslagen bevat en dat hij om die reden niet in hoger beroep zal gaan tegen dat vonnis.
4.3.
De gemachtigde van [eiser] heeft aangevoerd dat [eiser] op korte termijn geen onderdak kan vinden omdat hij daarvoor niet bij derden terecht kan en omdat de instanties die tijdelijke opvang kunnen verlenen een wachttijd van twee maanden hanteren. Anders dan de gemachtigde van [eiser] betoogd heeft, zijn dit geen “nieuwe feiten” als bedoeld in rechtsoverweging 4.1. Die feiten bestonden immers reeds ten tijde van het geding dat heeft geleid tot het vonnis van 5 november 2014. [eiser] had dit derhalve reeds in die procedure kunnen opwerpen om zodoende een langere ontruimingstermijn te bepleiten. De kantonrechter overweegt voorts dat [eiser] zich tijdig bij een noodopvang verlenende instantie had moeten inschrijven, hetgeen hij kennelijk niet gedaan heeft. Zelfs indien hij daartoe niet in staat geweest zou zijn, dient dat (in zijn rechtsverhouding tot Wonen Limburg) voor zijn rekening en risico te blijven.
4.4.
Vaststaat dat [eiser] geen gebruiksvergoeding voor het verblijf in de woning van Wonen Limburg betaalt. Door langer verblijf van [eiser] in de woning neemt de schade - gederfde huurinkomsten - voor Wonen Limburg dan ook toe. Bovendien is komen vast te staan dat omwonenden, die huurders van woonruimte van Wonen Limburg zijn, aanzienlijke stankoverlast ondervinden. Die stankoverlast wordt veroorzaakt door (in de woorden van Wonen Limburg) “talloze katten” die bij [eiser] in de woning verblijven. Derhalve kan niet gezegd worden dat Wonen Limburg geen belang heeft bij ontruiming van de woning waarin [eiser] zonder recht of titel verblijft. Van Wonen Limburg kan dan niet gevergd worden om [eiser] nog langer in de woning te laten verblijven. Bovendien bestaat er geen enkele zekerheid dat [eiser] per 22 december 2014 de woning vrijwillig zal verlaten.
4.5.
Gezien vorenstaande overwegingen wordt de vordering van [eiser] afgewezen en zal hij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Wonen Limburg tot op heden begroot op € 200,00 salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Wonen Limburg tot op heden begroot op € 200,00.
Dit vonnis is gewezen door mr W.E. Elzinga en is in het openbaar uitgesproken.