Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
STICHTING WONEN LIMBURG,
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 3 december 2014.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, werd behandeld, heeft de kantonrechter op 3 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Stichting Wonen Limburg. [Eiser] was eerder bij vonnis van 5 november 2014 veroordeeld om zijn woning aan [adres 1] te ontruimen. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard en betekend op 18 november 2014, met een ontruimingstermijn van twee weken. Aangezien [eiser] de woning niet had ontruimd, vorderde hij in kort geding dat de ontruiming zou worden uitgesteld tot 22 december 2014, omdat hij dan vervangende woonruimte zou hebben.
De kantonrechter overwoog dat [eiser] in deze procedure geen inhoudelijke bezwaren kon maken tegen het eerdere vonnis, omdat daarvoor een ander rechtsmiddel, namelijk hoger beroep, beschikbaar was. De rechter stelde vast dat er geen sprake was van misbruik van executiebevoegdheid door Wonen Limburg, omdat er geen nieuwe feiten waren die een noodtoestand voor [eiser] zouden rechtvaardigen. De argumenten van [eiser] dat hij geen onderdak kon vinden en dat er een wachttijd was voor tijdelijke opvang, werden niet als nieuwe feiten erkend, aangezien deze omstandigheden al bestonden ten tijde van het eerdere vonnis.
De kantonrechter concludeerde dat Wonen Limburg een gerechtvaardigd belang had bij de ontruiming, mede gezien de schade die zij leed door het niet betalen van huur door [eiser] en de overlast voor omwonenden door de aanwezigheid van katten in de woning. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Wonen Limburg, die op € 200,00 werden begroot.