In deze zaak heeft eiseres, een eigenaar van een onroerende zaak in Sittard, beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde door de heffingsambtenaar van de gemeente Sittard-Geleen. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2013 vastgesteld op € 131.000, maar na bezwaar is deze waarde verlaagd naar € 121.000. Eiseres is van mening dat de waarde te laag is vastgesteld en dat dit invloed heeft gehad op de verkoopprijs van haar woning, die in maart 2014 openbaar is verkocht. Eiseres stelt dat een hogere WOZ-waarde zou hebben geleid tot een lagere restschuld na verkoop.
Tijdens de zitting op 23 oktober 2014 is de rechtbank ingegaan op de vraag of eiseres met haar beroep een hogere WOZ-waarde kan bewerkstelligen. De rechtbank concludeert dat, zelfs als het beroep gegrond zou worden verklaard, de door eiseres gestelde waarde niet de uitkomst van deze procedure kan zijn. De rechtbank wijst erop dat een verhoging van de WOZ-waarde niet kan worden bewerkstelligd via een bezwaarprocedure, maar alleen via een voor bezwaar vatbare beschikking. Daarom wordt het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft echter ook overwogen dat de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld, omdat het bezwaar in feite niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. De proceskosten worden vastgesteld op € 10,00 voor reiskosten, en de rechtbank draagt de heffingsambtenaar op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 45,00 te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 december 2014.