ECLI:NL:RBLIM:2014:10941

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
3567011 CV EXPL 14-11866
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en ontruiming van gehuurde woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagde wegens huurachterstand en overlast. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.W.J.L. Loonen, heeft gesteld dat gedaagde de huur van een bovenwoning niet heeft betaald en dat er sprake is van wanprestatie door gedaagde. De huurovereenkomst was eerder ontbonden vanwege overlast en een huurachterstand van € 1.830,00. Eiser heeft gedaagde op 8 oktober 2014 per aangetekend schrijven medegedeeld dat de huurovereenkomst was ontbonden en dat gedaagde het gehuurde binnen twee weken diende te verlaten. Gedaagde heeft echter niet voldaan aan deze eis.

Tijdens de zitting heeft gedaagde erkend dat zij de huurachterstand niet heeft betaald en dat er opnieuw een achterstand is ontstaan. Gedaagde heeft weliswaar aangegeven dat zij vooruitzicht heeft op andere woonruimte, maar dit heeft de kantonrechter niet overtuigd om de vordering van eiser af te wijzen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is en dat de vorderingen van eiser naar verwachting ook in een bodemprocedure zullen worden toegewezen. De rechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de bovenwoning te ontruimen en aan eiser te betalen een bedrag van € 4.030,00, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 914,77. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is ontzegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 3567011 CV EXPL 14-11866
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 15 december 2014
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats 1],
eiser,
gemachtigde mr. R.W.J.L. Loonen te Heerlen,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2], [adres],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft een dagvaarding met producties ingediend en zijn standpunt ter zitting mondeling toegelicht.
1.2.
[gedaagde] is in persoon ter zitting verschenen en heeft mondeling verweer gevoerd.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] van [eiser] de bovenwoning van het perceel aan het [adres] te [woonplaats 2] voor bepaalde tijd in huur heeft voor een huurprijs van € 750,00 per maand tot 17 december 2014.
2.2.
[eiser] stelt dat een eerder op 15 augustus 2013 met [gedaagde] gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de onderhavige woning is ontbonden wegens wanprestatie, op grond van door [gedaagde] veroorzaakte overlast, waarbij is komen vast te staan dat een huurachterstand was ontstaan van € 1.830,00. Vervolgens is op 17 september 2014 een nieuwe huurovereenkomst met [gedaagde] gesloten voor de duur van 3 maanden. [eiser] stelt dat [gedaagde] de bestaande huurachterstand van € 1.830,00 onbetaald heeft gelaten en onverminderd overlast blijft veroorzaken en bovendien wederom een achterstand in de betaling van de huurpenningen heeft laten ontstaan. Daarnaast heeft [gedaagde] zonder toestemming van [eiser] de sloten van de deuren vervangen, waardoor [eiser] in verband met een lekkage aan het dakterras zich met behulp van de politie toegang heeft moeten verschaffen tot het gehuurde.
2.3.
[eiser] heeft op 8 oktober 2014 per aangetekend schrijven de huurovereenkomst ontbonden op grond van wanprestatie en aan [gedaagde] medegedeeld dat zij het gehuurde binnen twee weken dient te verlaten. [gedaagde] heeft de woning niet ontruimd binnen de gestelde termijn.
2.4.
Op grond van het vorenstaande vordert [eiser] bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] bij vonnis, voor zover uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
  • om binnen twee dagen na betekening van het vonnis het gehuurde in het vrije bezit te stellen van [eiser] en geheel ontruimd en vrij van gebruik en gebruiksrechten, behoorlijk schoongemaakt op te leveren, zulks met machtiging aan [eiser] bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van [gedaagde];
  • tot betaling van een bedrag van € 1.830,00, te vermeerderen met de maanden huur welke zijn vervallen en onbetaald gebleven tot de datum van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata van de onbetaald gebleven huurpenningen tot aan de dag der algehele voldoening;
  • in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
  • tot betaling van de eventuele nakosten zijnde € 133,00 indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na daartoe in gebreke te zijn gesteld voldoet aan de veroordeling, te vermeerderen met € 93,00 indien vervolgens het vonnis ter executie wordt betekend.
2.5.
[gedaagde] erkent het bedrag van € 1.830,00 nog niet te hebben betaald en sedert de aanvang van de op 17 september 2014 aangegane huurovereenkomst evenmin huur te hebben betaald.
2.6.
Voor wat de door [eiser] gestelde overlast betreft, stelt [gedaagde] dat zij niet ontkent overlast te hebben veroorzaakt. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat deze overlast dient te worden gezien als een reactie op de in de benedenwoning, alwaar een restaurant is gevestigd, veroorzaakte overlast door het luid afspelen van carnavalsmuziek in een periode dat geen carnaval is en als reactie op de agressieve wijze van benadering door bezoekers van het restaurant.
2.7.
[gedaagde] stelt inmiddels vooruitzicht te hebben op andere woonruimte en voornemens te zijn op 11 december 2014 het desbetreffende huurcontract te gaan ondertekenen. Zij stelt verder in het kader van het vooruitzicht op andere woonruimte geen huur meer te hebben betaald en de achterstand te willen verrekenen met de borgsom.
2.8.
Gelet op de inhoud van de processtukken en de over en weer door partijen ter zitting afgelegde verklaringen, is de kantonrechter van oordeel dat het spoedeisend belang genoegzaam is gebleken.
2.9.
Voor de toewijzing van een vordering als de onderhavige is vereist dat naar het voorlopig oordeel met voldoende mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de rechter die in de bodemprocedure zal hebben te oordelen, de vorderingen zoals bij dagvaarding ingesteld eveneens zal toewijzen.
2.10.
Deze aanname geschiedt op basis van hetgeen partijen in deze korte procedure, waarin geen plaats is voor nadere bewijsvoering, naar voren brengen. Voor het onderhavige geval betekent dit dat met voldoende mate van zekerheid moet komen vast te staan dat ten tijde van dagvaarding sprake is van een aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming die de gevorderde ontruiming rechtvaardigt. Aangezien een ontruiming een ingrijpende – en in de praktijk vaak een definitieve – maatregel is, die in casu met zich brengt dat [gedaagde] de woning dient te verlaten, worden bij deze beoordeling alle betrokken belangen in ogenschouw genomen. Nu [gedaagde] wederom in gebreke is met de betaling van de maandelijkse huurpenningen levert dit een zodanige tekortkoming in de nakoming van de aan de zijde van [gedaagde] voortvloeiende verplichtingen uit de huurovereenkomst op dat deze de gevorderde ontruiming rechtvaardigt, temeer nu [gedaagde] op korte termijn uitzicht heeft op andere woonruimte.
2.11.
[gedaagde] erkent de verschuldigdheid van het bedrag van € 1.830,00 evenals de verschuldigdheid van de sedert 17 september 2014 onbetaald gelaten huurpenningen, tot en met december 2014 een bedrag belopende van € 2.250,00, zodat het totaalbedrag van
€ 4.030,00 te vermeerderen met de wettelijke rente voor toewijzing gereed ligt, hetgeen in de bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid tot een zelfde oordeel zal leiden. Dit brengt vervolgens met zich dat aan de beoordeling van de beweerdelijke overlast, die overigens niet nader is geconcretiseerd, niet wordt toegekomen.
2.12.
[eiser] maakt bij gelegenheid van de gehouden mondelinge behandeling naast vorenstaande vorderingen nog aanspraak op een door [gedaagde] onbetaald gelaten restbedrag van € 280,00. Nu [eiser] zowel in zijn geproduceerde stukken als tijdens de mondelinge behandeling het meerdere van het bij dagvaarding gevorderde niet inzichtelijk heeft gemaakt dient dit bedrag te worden afgewezen.
2.13.
Vooropgesteld dat [gedaagde] de gehuurde bovenwoning volgens de gebruikelijke regels bij einde huur oplevert en dat er geen sprake is van voor rekening van [gedaagde] komende schadeposten, kan het door [gedaagde] betaalde bedrag aan borg van
€ 750,00 worden verrekend met de nog achterstallige huur. Hier kan bij deze voorziening echter niet op worden vooruitgelopen.
2.14.
[eiser] behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat [eiser] bij een afzonderlijke machtiging geen belang hebben.
2.15.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht € 219,00
- salaris gemachtigde €
600,00
Totaal € 914,77.
2.16.
De door [eiser] gevorderde veroordeling tot betaling van een vergoeding voor de nakosten ligt eveneens voor toewijzing gereed, nu [gedaagde] deze niet heeft weersproken en niet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk kan worden gesteld dat [gedaagde] geheel vrijwillig aan de gevorderde veroordelingen zal voldoen. De nakosten zullen worden vastgesteld op de wijze zoals hierna in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter, oordelende als voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis de bovenwoning van het perceel aan het [adres] te [woonplaats 2] te verlaten en te ontruimen, met alle zich daarin bevindende personen en zaken, geheel ontruimd, vrij van gebruik en gebruiksrechten en behoorlijk schoongemaakt ter vrije beschikking van [eiser] te stellen,
3.2.
veroordeelt Elk Haddadi om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.030,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 914,77,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2014. [1]

Voetnoten

1.type: JoS