ECLI:NL:RBLIM:2014:11063

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
C-03-197322 - KG ZA 14-580
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot heraansluiting en plaatsing van energiemeters in verband met geschat energieverbruik en fraude aan energiemeters

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.M. Goltstein, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Enexis BV, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.E.M.C. Reinartz. De eiser is eigenaar van twee panden waar kamers worden verhuurd. Enexis heeft in het verleden fraude geconstateerd aan de energiemeters van deze panden, wat heeft geleid tot geschatte rekeningen van € 11.821,52 en € 6.268,03 voor elektriciteit en gas respectievelijk. De eiser heeft deze rekeningen onbetaald gelaten en vordert nu heraansluiting van de energievoorziening en plaatsing van energiemeters in de panden.

De procedure begon met een dagvaarding op 6 oktober 2014, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 oktober 2014. De eiser betwist de hoogte van de geschatte rekeningen en stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor de fraude, die volgens hem door zijn huurders is gepleegd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vordering tot vrijwaring niet beoordeeld hoeft te worden, omdat de huurster haar vordering in de hoofdzaak heeft ingetrokken. De rechter heeft ook geoordeeld dat de eiser niet kan vorderen tot heraansluiting, omdat de aansluitingen op naam staan van een andere vennootschap.

De rechter heeft geconcludeerd dat Enexis bevoegd was om de energievoorziening af te sluiten op basis van de geconstateerde fraude. De Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers biedt geen grondslag voor heraansluiting in geval van fraude. De vordering van de eiser is afgewezen, en hij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Enexis, die zijn begroot op € 1.424,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.P. van Unen op 18 december 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/197322 / KG ZA 14-580
Vonnis in kort geding van 18 december 2014
in de zaak van
[eiser],
wonend te [adres 1],
[woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.J.M. Goltstein te Kerkrade,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENEXIS BV,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en Enexis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling op 16 oktober 2014
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Enexis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een pand aan het adres [adres 2] en van een pand aan het adres [adres 3]. In beide panden worden door [eiser] kamers verhuurd.
2.2.
Op 17 oktober 2011 is door Enexis geconstateerd dat in het pand aan de [adres 2] de elektriciteitsmeter een vreemde (niet originele fabrieks)verzegeling bevat, dat de meter open geweest is, dat er vingerafdrukken te zien zijn op de voor- en achterzijde van de telwerkplaat, dat er andere beschadigingen te zien zijn als gevolg van het ondeskundig verwijderen van de telwerkplaat en dat beide telwerken van de meter beschadigingen vertonen.
2.3.
Enexis heeft op 17 oktober 2011 een nieuwe elektriciteitsmeter geplaatst. Op basis van het door die meter geregistreerd stroomverbruik over de periode 17 oktober 2011 tot 17 november 2011 heeft Enexis een schatting gemaakt van het verbruik over de periode van 20 oktober 2006 tot 17 oktober 2011. Op grond van dit geschat verbruik heeft Enexis aan [eiser] bij nota van 22 november 2011 een bedrag van € 11.821,52 (inclusief kosten) in rekening gebracht.
2.4.
Op 5 maart 2013 is door Enexis in het pand aan de [adres 2] geconstateerd dat de daar door Enexis geplaatste gasmeter was verdwenen en vervangen door een andere gasmeter. Die gasmeter bleek afkomstig te zijn uit een eveneens door [eiser] verhuurde woning te Vaals. Enexis heeft op dezelfde dag een nieuwe gasmeter geplaatst. Op basis van het door die nieuwe meter geregistreerde gasverbruik in de periode van 5 maart 2013 tot 15 maart 2013 heeft Enexis een herberekening gemaakt van het gasverbruik over de periode van 17 oktober 2011 tot 5 maart 2013. Op grond van die herberekening heeft Enexis aan [eiser] bij nota van 19 maart 2013 een bedrag van € 6.268,03 (inclusief kosten) in rekening gebracht.
2.5.
[eiser] heeft zowel de nota van 22 november 2011 als de nota van 19 maart 2013 onbetaald gelaten.
2.6.
Het pand aan de [adres 3] is in april 2013 afgesloten van stroom- en gaslevering.
2.7.
Op enig moment is ook het pand aan de [adres 2] van stroom- en gaslevering afgesloten.
2.8.
Op 11 september 2014 is door Enexis wederom fraude aan de gas- en de elektriciteitsmeter aan het adres [adres 2] geconstateerd. Als gevolg van deze fraude is ondanks voornoemde afsluiting toch energie aan het pand geleverd.
2.9.
Bij dagvaarding van 6 oktober 2014 heeft [naam huurster] (één van de bewoners van het pand aan de [adres 2]) [eiser] in kort geding gedagvaard. [naam huurster] heeft in die procedure (zaaknr. C/03/197314/KG ZA 14/579) gevorderd [eiser] te bevelen om aan Enexis opdracht te geven tot heraansluiting van die woning op het energienetwerk.
2.10.
Bij dagvaarding van 8 oktober 2014 heeft [eiser] ten aanzien van de door [naam huurster] ingestelde vordering Enexis in vrijwaring opgeroepen. Voorts heeft [eiser] bij die dagvaarding in kort geding de thans aan de orde zijnde zelfstandige vordering jegens Enexis ingediend.
2.11.
Bij faxbericht van 4 december 2014 heeft de gemachtigde van [naam huurster] de vordering in het door haar aanhangig gemaakte kort geding ingetrokken.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert Enexis te veroordelen - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad -:
tot hetgeen waartoe [eiser] op vordering van [naam huurster] veroordeeld mocht worden, voor zover het de (her)aansluiting van de in het pand [adres 2] gelegen woning van [naam huurster] op het elektriciteits- en/of gasnet betreft;
tot plaatsing van energiemeters in en ten behoeve van het pand aan de [adres 2] en het pand aan de [adres 3] en/of ten behoeve van de in die panden gelegen woningen, alsmede tot heraansluiting ten behoeve van de levering van elektriciteit en gas van deze panden/woningen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 indien Enexis hieraan niet tijdig voldoet, alsmede op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat Enexis na het verstrijken van die termijn in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen tot een maximum van € 10.000,00;
in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van de vorderingen heeft [eiser] (samengevat) het volgende aangevoerd. De fraude aan de gas- en elektriciteitsmeter valt hem niet te verwijten. Hij stelt in dat verband aan zijn zorgplicht voldaan te hebben. Hij betwist de hoogte van de door Enexis aan hem bij de nota’s van 22 november 2011 en 19 maart 2013 in rekening gebrachte bedragen omdat Enexis daarbij een te hoog gas- en elektriciteitsverbruik heeft geschat. [eiser] voert voorts aan niet in staat te zijn (ook niet onder protest) de betreffende nota’s te voldoen. De afsluiting is naar de mening van [eiser] in strijd met de ministeriële Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas.
3.3.
Het verweer van Enexis strekt tot afwijzing van de vordering van [eiser].
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering onder 1. (zie 3.1.) tot vrijwaring behoeft geen beoordeling
nu [naam huurster] haar vordering in de hoofdzaak heeft ingetrokken.
4.2.
Het spoedeisend belang van [eiser] bij de gevorderde voorziening is niet betwist en aannemelijk.
4.3.
Enexis heeft betoogd dat [eiser] voor het pand [adres 2] geen heraansluiting kan vorderen op het elektricicteits- en gasnet aangezien de aansluitingen op dat adres sinds 12 juli 2013 niet (meer) op naam van [eiser], maar op naam van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Parkstad Vastgoed B.V. staan.
[eiser] heeft dit niet betwist. [eiser] treedt in deze procedure niet namens Parkstad Vastgoed B.V. op. Bij gebreke van een nadere toelichting van [eiser] dienaangaande valt onder deze omstandigheden niet in te zien dat [eiser] er recht op en belang bij heeft om heraansluiting en plaatsing van energiemeters te vorderen. Reeds om die reden dient dit onderdeel van de vordering te worden afgewezen.
4.4.
Ten aanzien van de vordering tot (her)aansluiting van het pand aan de [adres 3] op het energienetwerk wordt als volgt overwogen.
4.5. Tussen partijen staat vast dat op het adres [adres 2] meermalen sprake geweest is van fraude aan de energiemeters (zie 2.2. en 2.4.). Ten tijde van deze fraudes stonden de elektriciteits- en gasaansluitingen op dat adres, evenals de aansluitingen op het adres [adres 3] op naam van [eiser]. [eiser] is een “kleinverbruiker” in de zin van de Gas- en de Elektriciteitswet. In geval van fraude door de kleinverbruiker is Enexis op grond van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas (hierna: de Regeling) bevoegd het transport naar of de levering van elektriciteit en gas aan een kleinverbruiker te beëindigen. Deze wetten noch de Regeling beperken deze bevoegdheid tot de energie-aansluitingen aan het adres waarop gefraudeerd is. Aldus was Enexis bevoegd tot afsluiting van de energie-aansluitingen van het pand aan [adres 3]. Voor zover [eiser] heeft willen betogen dat Enexis niet tot afsluiting had mogen overgaan omdat het niet [eiser] zelf was die gefraudeerd heeft, moet dat standpunt worden verworpen. In het midden kan worden gelaten of juist is dat de fraude niet door [eiser], maar door zijn huurders gepleegd is. Ook in dit laatste geval komt die fraude en de gevolgen daarvan voor rekening en risico van [eiser] als geregistreerd verbruiker (contractant).
4.6.
De Regeling verplicht de netbeheerder of vergunninghouder in bepaalde nader omschreven gevallen over te gaan tot heraansluiting. In het geval de afsluiting, zoals in casu (ook) het geval is, is gegrond op fraude, bestaat die verplichting evenwel niet. Met andere woorden: de Regeling biedt geen grondslag om Enexis te bevelen tot heraansluiting over te gaan.
4.7.
Enexis heeft gesteld dat zij tot heraansluiting over zal gaan zodra [eiser] de openstaande nota’s van in totaal € 20.342,44 met betrekking tot de adressen [adres 2] en [adres 3] aan Enexis betaald heeft. Enexis heeft ter onderbouwing van dit bedrag als producties 3 tot en met 7 vijf door [eiser] onbetaald gelaten facturen overgelegd, waaronder de verbruiksfacturen van € 11.821,52 en € 6.268,03. De overige drie facturen zien (kort gezegd) op door Enexis aan [eiser] in rekening gebrachte afsluit-, aansluit- en onderzoekskosten, waaronder de kosten van € 2.035,83 in verband met de op 11 september 2014 geconstateerde fraude.
4.8.
Het bedrag van € 11.821,52 ziet (grotendeels) op het door Enexis geschat stroomverbruik over de periode van 20 oktober 2006 tot 17 oktober 2011. De schatting is gebaseerd op een (onbetwist) geregistreerd stroomverbruik over de periode van 17 oktober 2011 tot 17 november 2011. [eiser] stelt dat Enexis een te hoog elektriciteitsverbruik geschat heeft. Hij baseert dit standpunt onder meer op het geregistreerd verbruik in de periode van 8 oktober 2003 tot 20 oktober 2006. In die periode bedroeg volgens [eiser] het gemiddeld dagelijks verbruik 68,88 kWh, hetgeen aanmerkelijk lager is dan het door Enexis in de periode van 17 oktober 2011 tot 17 november 2011 gemeten gemiddeld dagelijks verbruik van 128,48 kWh. Dit betoog moet reeds worden verworpen omdat Enexis de juistheid van de door [eiser] aan het door hem gestelde verbruik in de periode van 8 oktober 2003 tot 20 oktober 2006 ten grondslag gelegde meterstanden betwist heeft en [eiser] op dit verweer niet gereageerd heeft.
4.9.
[eiser] voert voorts aan dat er in de maanden oktober en november 2011 sprake was van hoger elektriciteitsverbruik omdat er in die maanden met elektrische kachels werd bijgestookt vanwege “problemen met de cv-installatie en/of gaslevering”. Ook deze stelling leidt, gelet op het door Enexis gevoerde verweer en het uitblijven van een nadere onderbouwing van de zijde van [eiser] niet tot de conclusie dat Enexis van een onjuist geschat elektriciteitsverbruik is uitgegaan. Enexis heeft immers gesteld dat blijkens de gegevens van het KNMI de maanden oktober en november 2011 warmer dan gemiddeld waren. [eiser] heeft daar niets tegen ingebracht. Bovendien betwist Enexis dat er in die periode sprake geweest is van problemen met de cv-installatie en /of gaslevering in het betreffende pand. Ook daar heeft [eiser] niets meer over gesteld.
4.10.
Tot slot heeft [eiser] aangevoerd dat er in 2012 sprake was van een aanzienlijke onderbezetting van de kamers in het betreffende pand. Hij heeft daartoe verwezen naar productie 8: een door hem zelf opgesteld overzicht van de bezetting/leegstand in het pand. Met Enexis is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser] ter onderbouwing van de door hem gestelde onderbezetting niet had mogen volstaan met een door hem zelf opgesteld overzicht. Temeer daar Enexis de juistheid van dat overzicht gemotiveerd betwist heeft. Zo voert Enexis aan dat mevrouw [naam huurster], die in het betreffende pand met ingang van 15 november 2012 een kamer is gaan huren, niet als huurster in 2012 vermeld wordt. Hetzelfde geldt volgens Enexis voor de huurders [naam huurder 1], [naam huurder 2] en [naam huurder 3]. Voorts voert Enexis aan dat nergens uit blijkt op welk moment de huurders die blijkens het overzicht in 2011 wel nog in het pand verbleven (het betreft de huurders [naam huurder 4], [naam huurder 5], [naam huurder 6], [naam huurder 7], [naam huurder 8], [naam huurder 9] en [naam huurder 10]) in 2012 het pand verlaten hebben. Omdat [eiser] hier verder niet op is ingegaan, kan er niet (voorlopig) van worden uitgegaan dat in 2012 sprake was van een onderbezetting zoals op het door [eiser] overgelegde overzicht vermeld.
4.11.
Op grond van vorenstaande overwegingen kan er in dit kort geding niet van worden uitgegaan dat Enexis het elektriciteitsverbruik in de periode van 20 oktober 2006 tot 17 oktober 2011 onjuist heeft geschat.
4.12.
Het bedrag van € 6.268,03 ziet (grotendeels) op het door Enexis geschatte gasverbruik over de periode van 17 oktober 2011 tot 5 maart 2013. De schatting is gebaseerd op het daadwerkelijk en (onbetwist) geregistreerde gasverbruik over de periode van 5 maart 2013 tot en met 15 maart 2013 van 358 m³. [eiser] voert aan dat de schatting redelijk zou zijn geweest bij een volledige bezetting van de kamers in het pand aan de [adres 2]. Hij stelt dat er in 2012 sprake is geweest van een aanmerkelijke leegstand, terwijl gedurende de periode van 5 maart 2013 tot en met 15 maart 2013 wel alle kamers bezet waren. Om die reden heeft Enexis naar zijn mening een te hoog verbruik geschat. Dit betoog van [eiser] moet worden verworpen omdat Enexis gemotiveerd heeft betwist dat er in 2012 sprake geweest is van een aanmerkelijke leegstand en [eiser] geen nadere onderbouwing van zijn stelling op dit punt gegeven heeft. [eiser] heeft voor het overige nog diverse stellingen omtrent het geschat en geregistreerd gasverbruik in het betreffende pand ingenomen, maar een concrete onderbouwde betwisting van het door Enexis geschat verbruik in de periode van 17 oktober 2011 tot 5 maart 2013 is daar niet in te lezen. Derhalve kan er in dit kort geding niet van worden uitgegaan dat Enexis het gasverbruik in die periode onjuist heeft geschat.
4.13.
De voorzieningenrechter concludeert dat hetgeen [eiser] aangevoerd heeft voorshands niet afdoet aan de aannemelijkheid dat hij de door Enexis aan hem in rekening gebracht bedragen van € 11.821,52 en € 6.268,03 verschuldigd is.
4.14.
Van de door Enexis aan [eiser] in rekening gebrachte afsluit, heraansluit- en onderzoekskosten heeft [eiser] enkel de verschuldigdheid van de factuur van 18 september 2014, die ziet op de afsluiting van de energie van het pand [adres 2] betwist. Het betreft een bedrag van € 2.035,83. Enexis heeft zelf aangevoerd dat de aansluiting op dat adres sedert 12 juli 2013 niet meer op naam van [eiser] geregistreerd staat. Zonder nadere toelichting van de zijde van Enexis, die ontbreekt, is thans niet aannemelijk dat [eiser] ook het bedrag van € 2.035,83 aan Enexis verschuldigd is. Omdat [eiser] dat verder niet heeft betwist is wel aannemelijk dat hij de door Enexis bij facturen van 16 april 2009 en 29 april 2009 aan hem in rekening gebrachte afsluit- en heraansluitkosten van in totaal € 217,06 verschuldigd is.
4.15.
De stelling van Enexis dat zij niet zal overgaan tot aansluiting op het energienetwerk van het pand [adres 3], zo lang [eiser] de openstaande facturen niet betaald heeft, is dus gegrond met dien verstande dat voorshands niet valt in te zien dat van de openstaande facturen die van € 2.035,83 deel uitmaakt.
4.16.
Omdat vaststaat dat [eiser] het bedrag van € 18.306,61 (€ 20.342,44 - € 2.035,83) niet betaald heeft, zal de vordering van [eiser] om Enexis te veroordelen tot plaatsing van energiemeters in dat pand en/of heraansluiting van dat pand op het energienetwerk, afgewezen worden.
4.17.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] veroordeeld worden tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Enexis tot op heden begroot op € 816,00 kosten advocaat en € 608,00 griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Enexis tot op heden begroot op € 1.424,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken.