ECLI:NL:RBLIM:2014:11164

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
03/700756-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van een ISD-maatregel en ontvankelijkheid van de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 19 december 2014 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van een ISD-maatregel. De vordering was ingediend door de officier van justitie en was gebaseerd op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank heeft vastgesteld dat deze bepaling betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van straffen, maar niet op maatregelen zoals de gevorderde ISD-maatregel. Voor de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel is artikel 38r Sr van toepassing, welke bepaling niet in de vordering was opgenomen. Dit leidde tot de conclusie dat de procedure voor de behandeling van de vordering anders is dan die voor een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering niet ontvankelijk is, en heeft de officier van justitie in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vordering is ingediend op basis van een onherroepelijk vonnis van 15 april 2014, waarbij de verdachte was veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar, met de voorwaarde dat deze maatregel niet zou worden tenuitvoergelegd tenzij de rechter later anders zou beslissen. De raadsman heeft ter zitting een preliminair verweer gevoerd tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar overwegingen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, en deze beslissing is uitgesproken op 5 december 2014 door de meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700756-13
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Limburg d.d. 22 oktober 2014, ingekomen ter griffie op 6 november 2014, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis d.d. 15 april 2014 van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank.
Bij dit vonnis is

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres],
veroordeeld tot de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar, met het bevel dat deze maatregel niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel op grond van het niet-naleven van de bij die beslissing gestelde bijzondere voorwaarden.

De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft ter zitting een preliminair verweer gevoerd strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat de thans ingediende vordering is gebaseerd op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Deze bepaling ziet op de tenuitvoerlegging van straffen en niet op de tenuitvoerlegging van maatregelen, zoals de thans gevorderde tenuitvoerlegging van een ISD-maatregel. Voor de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel is evenwel artikel 38r Sr van toepassing, welke bepaling niet in de vordering is opgenomen. Titel IIC van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering schrijft voor de behandeling van de onderhavige vordering een andere procedure voor dan voor de behandeling van een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf. Zo wordt een vordering ex artikel 38r Sr behandeld in openbare raadkamer en niet (zoals een vordering ex artikel 14g Sr) ter terechtzitting.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat de laatste niet-ontvankelijk is in de vordering zoals die nu aanhangig is gemaakt.
Gelet hierop zal de rechtbank beslissen zoals hierna te vermelden.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 december 2014.
Buiten staat
Mr. C.C.W.M. Aretz is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.