ECLI:NL:RBLIM:2014:11251

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
AWB - 12 _ 1168u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heffing van leges voor afschrift geboorteakte en de wettelijke grondslag

In deze zaak heeft eiser op 31 juli 2012 een aanvraag ingediend voor een afschrift van een geboorteakte, waarvoor de gemeente Roermond leges heeft geheven ter hoogte van € 11,80. Eiser is het niet eens met deze legesheffing en stelt dat er geen individualiseerbaar belang is voor deze heffing, en dat de gemeentelijke verordening waarop de leges zijn gebaseerd onverbindend is. De rechtbank Limburg heeft de zaak behandeld en is van oordeel dat er wel degelijk een wettelijke grondslag is voor het heffen van leges voor het verstrekken van een afschrift van een geboorteakte, zoals vastgelegd in de Wet rechten burgerlijke stand. De rechtbank oordeelt dat de verwijzing van eiser naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad niet opgaat in deze context. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat de heffing van leges rechtmatig is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 24 december 2014 door rechter F.H. Machiels, in aanwezigheid van griffier W.A.M. Bocken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1168
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2014 in de zaak tussen
[naam eiser], te Beegden, eiser
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Roermond, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een aanslag leges ten bedrage van € 11,80 opgelegd vanwege het vervaardigen van een afschrift van een geboorteakte.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 8 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft – gevoegd met de zaken AWB 12/1005 en AWB 12/1201 - plaatsgevonden op 28 november 2014. Zoals vooraf schriftelijk is aangekondigd, is eiser niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger], werkzaam bij Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen.
Na sluiting van het onderzoek zijn de zaken weer gesplitst en wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
2. Eiser heeft op 31 juli 2012 een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van een geboorteakte ingediend in verband met het verkrijgen kennelijk van het gezamenlijk gezag over een kind. Hiervoor heeft verweer leges geheven ad € 11,80. Eiser is het niet eens met deze heffing. De betreffende werkzaamheden houden in de visie van eiser louter, althans in overheersende mate, verband met dienstverlening ten behoeve van het publieke belang. Een afschrift van de geboorteakte heeft eiser enkel en alleen nodig om aan formele wettelijke verplichtingen te voldoen zonder dat hij er zelf iets aan heeft. Verweerder heeft dan ook ten onrechte leges geheven. Ter ondersteuning van zijn betoog heeft eiser verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 9 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ4105).
3. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4. De rechtbank begrijpt het beroep van eiser aldus dat hij zich uitsluitend op het standpunt stelt dat verweerder ten onrechte leges heeft geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van een afschrift van een geboorteakte omdat daarvoor het individualiseerbaar belang ontbreekt en de gemeentelijke verordening tarieventabel waarop de leges is gebaseerd onverbindend is. Deze rechtsregel acht eiser in algemene zin van toepassing ook indien sprake is van een andere wettelijke grondslag dan het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt geen doel treft en overweegt hiertoe het volgende.
5. In de Wet rechten burgerlijke stand is specifiek geregeld voor welke verrichtingen van de ambtenaar van de burgerlijke stand rechten mogen worden geheven.

6.Artikel 1 van de Wet rechten burgerlijke stand luidt als volgt:

‘Geene gelden mogen worden geheven ter zake van het opmaken van akten of andere verrigtingen van den ambtenaar van den burgerlijken stand, behalve in de gevallen en op de wijze bij of krachtens deze wet voorzien’.
7. Op basis van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet rechten burgerlijke stand is er een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen recht verschuldigd voor elk afschrift van een akte van burgerlijke stand als bedoeld in artikel 23b, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
8. De betreffende algemene maatregel van bestuur is het Legesbesluit akten burgerlijke stand. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Legesbesluit akten burgerlijke stand, zoals dat gold ten tijde hier van belang, bedraagt het recht voorde door eiser gevraagde geboorteakte
€ 11,80.
9. Derhalve is er voor het heffen van een recht voor het verstrekken van een afschrift van een geboorteakte aldus een wettelijke grondslag aanwezig. Of er al dan niet sprake is van een ‘dienst’ die rechtstreeks en in overheersende mate een individualiseerbaar particulier belang betreft en niet in overheersende mate tot de vervulling van de publieke taak van de overheid behoort, is hierbij gelet op de hiervoor genoemde wettekst niet van belang. De verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 9 september 2011 gaat daarom, anders dan eiser stelt, naar het oordeel van de rechtbank niet op.

10.Het beroep is ongegrond.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.H. Machiels, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.A.M. Bocken, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 december 2014.
w.g. W.A.M. Bocken,
griffier
w.g. F.H. Machiels,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 24 december 2014
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.