Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagden] over een bemiddelingsovereenkomst met betrekking tot de verhuur van een woning. [Eiseres] had haar woning willen verhuren en heeft daarvoor de hulp ingeroepen van [gedaagden], die zich bezighielden met bemiddeling tussen verhuurders en huurders. Na het sluiten van de huurovereenkomst met een voorgedragen huurder, bleek dat deze huurder betrokken was bij hennepteelt, wat leidde tot ernstige schade aan de woning en een bestuursdwang van de gemeente. [Eiseres] vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat [gedaagden] tekortgeschoten waren in hun verplichtingen uit de bemiddelingsovereenkomst en eiste schadevergoeding.
De rechtbank oordeelde dat [gedaagden] inderdaad toerekenbaar tekortgeschoten waren in hun zorgplicht, zoals vastgelegd in artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank stelde vast dat [gedaagden] onvoldoende onderzoek hadden gedaan naar de huurder en de risico's niet hadden gecommuniceerd aan [eiseres]. Dit leidde tot de conclusie dat de bemiddelingsovereenkomst ontbonden moest worden en dat [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schade die [eiseres] had geleden. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 32.764,11, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde [gedaagden] tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bemiddelaars in de vastgoedsector en de noodzaak van zorgvuldigheid bij het screenen van huurders. De rechtbank wees erop dat een bemiddelaar niet alleen verantwoordelijk is voor het vinden van een huurder, maar ook voor het uitvoeren van een gedegen antecedentenonderzoek en het informeren van de verhuurder over mogelijke risico's.