3.3.1Feit 1 – poging tot doodslag, dan wel poging tot zware mishandeling
Inleiding
Op 22 oktober 2013 omstreeks 00:25 uur kregen de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de opdracht om te rijden naar de Sigranogroeve, gelegen aan de Koolkoelenweg in de gemeente Heerlen. Er zou sprake zijn van een buitenbrand. Onderweg naar de Sigranogroeve reden de verbalisanten achter een Mercedes. Ze zagen dat de verlichting van die Mercedes werd gedoofd en dat de bestuurder zijn snelheid verhoogde. Hierop besloten de verbalisanten de bestuurder aan een verkeerscontrole te onderwerpen.
Na de Mercedes een tijdje te hebben gevolgd, gaven de verbalisanten de bestuurder van de Mercedes een stopteken. De bestuurder bracht de auto tot stilstand en hem werd gevraagd om zijn rijbewijs en kentekenbewijs. Daarop reed de bestuurder weg. De verbalisanten zetten, met zwaailichten en sirenes aan, de achtervolging in.
Uiteindelijk reed de bestuurder van de Mercedes de Koolkoelenweg in. Toen ook de verbalisanten die weg in reden, zagen ze twee politiedienstvoertuigen en een brandweerwagen staan.
Omstreeks 00:30 uur, stond verbalisant [slachtoffer] op de Koolkoelenweg. [slachtoffer] zag en hoorde dat een opvallend dienstvoertuig met zwaailicht en sirene op hem af kwam gereden. Toen het dienstvoertuig op een afstand van 25 tot 15 meter van [slachtoffer] vandaan was, zag hij dat vóór het politievoertuig een Mercedes reed. Deze Mercedes voerde geen verlichting. De Mercedes stuurde naar links in de richting van een hekwerk en bomen. De Mercedes raakte met zijn linkerflank de rechter voorzijde van het politievoertuig. Vervolgens reed de Mercedes door, reed tegen het hekwerk aan en bleef staan in laagstaand struikgewas en modder. De auto stond klem tegen het hekwerk en een boom. Hierop rende [slachtoffer] naar de Mercedes toe.
De bewijsmiddelen
Op 22 oktober 2013 omstreeks 00:30 uur in Heerlen rende verbalisant [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]), gekleed in uniform, naar het bestuurdersportier van een Mercedes. Hij zag dat in de auto een man zat en dat het portierraam volledig geopend was. Verbalisant [slachtoffer] schreeuwde luidkeels tegen de bestuurder dat hij moest uitstappen. De bestuurder keek naar [slachtoffer] en zei in het Duits dat hij niets had gedaan. De bestuurder keek [slachtoffer] in de ogen. [slachtoffer] schreeuwde nogmaals tegen de bestuurder dat hij moest uitstappen. Ondertussen hoorde hij dat de auto van de bestuurder voortdurend een hoog toerental voerde. Het lukte [slachtoffer] niet om het portier te openen. Hij greep met beide armen het hoofd en de haren van de bestuurder vast en probeerde hem door het portierraam naar buiten te trekken. Ondertussen probeerde hij met zijn linkerhand van binnenuit het portier te openen. [slachtoffer] voelde dat de auto naar achteren reed. Op dat moment had [slachtoffer] zijn rechterarm om de nek van de bestuurder. Hij voelde dat hij naar achteren werd getrokken doordat de auto naar achteren reed. [slachtoffer] hoorde het motorblok van de Mercedes loeien en zag dat de wielen van het voertuig naar links stuurden. [slachtoffer] liet de verdachte los en probeerde zijn arm uit de auto te trekken, maar hij voelde dat zijn arm vastzat. De Mercedes reed links vooruit. [slachtoffer] voelde dat hij werd meegetrokken. Hij voelde dat de Mercedes grip kreeg en met hoge snelheid begon te accelereren. [slachtoffer] werd met grote kracht naar voren getrokken. Hij bevond zich nog steeds aan de bestuurderszijde van de Mercedes. [slachtoffer] voelde dat de auto naar links draaide, waardoor de linker voorzijde van de Mercedes tegen zijn lichaam duwde. Hij moest opzij springen en rennen om niet ten val te komen. Vervolgens hoorde hij een schot. Het lukte [slachtoffer] uiteindelijk om los te komen. Hij zag dat de Mercedes met hoge snelheid wegreed.
Ook verbalisant [verbalisant 1] (hierna te noemen: [verbalisant 1]) was op 22 oktober 2013 kort na 00:20 uur aanwezig op de Koolkoelenweg te Heerlen. Hij zag dat zijn collega [slachtoffer] naar de Mercedes rende en vervolgens aan de bestuurderszijde van deze auto stond. [verbalisant 1] hoorde dat de motor van de Mercedes hoge toeren maakt. Hij zag vervolgens dat de Mercedes begon te rijden, dat [slachtoffer] aan de auto vast bleef hangen en dat [slachtoffer] met de auto werd meegesleurd. [verbalisant 1], die inmiddels in de richting van het bijrijdersportier van de Mercedes was gerend, trok zijn dienstpistool en vuurde op een afstand van 4 tot 5 meter van de Mercedes één keer op de rechterachterband van de auto. Hij zag dat [slachtoffer] direct na het schot los kwam van de Mercedes die vervolgens weg reed.
De verbalisanten [verbalisant 4] (hierna te noemen: [verbalisant 4]) en [verbalisant 5] (hierna te noemen: [verbalisant 5]) waren ook getuige van dit incident. Zij zagen op 22 oktober 2013 op de Koolkoelenweg in Heerlen dat [slachtoffer] in de richting van een personenauto rende en dat hij probeerde de bestuurder van die personenauto vast te pakken, met een arm door het geopende raam. Vervolgens hoorden zij het toerental van het voertuig omhoog gaan en zagen zij dat het voertuig loskwam uit de berm/groenvoorziening. Het voertuig verhoogde de snelheid. Zij zagen dat [slachtoffer] met een arm in het voertuig hing. Aan de houding van [slachtoffer] zagen de verbalisanten dat de arm van [slachtoffer] vast zat en dat hij trachtte de arm los te trekken om niet te worden overreden. Op dat moment verhoogde de bestuurder de snelheid en werd [slachtoffer] met het voertuig meegesleurd. Meteen na het horen van een schot, zagen zij dat [slachtoffer] loskwam. Het voertuig reed met hoge snelheid weg.
De bestuurder van de Mercedes werd op 22 oktober 2013 omstreeks 00:35 uur aangehouden door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3].Het betrof [verdachte], geboren op[geboortegegevens].
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 22 oktober 2013 op de Koolkoelenweg in Heerlen de auto keerde en verder reed. Hij wist dat de politie hem wilde laten stoppen en hij zag ook dat iemand naast de auto rende. Verdachte wilde niet stoppen.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van de processen-verbaal van bevindingen van [slachtoffer], van [verbalisant 1] en van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] zijn arm door het geopende raam van het bestuurdersportier van een door verdachte bestuurde personenauto heeft gestoken. Terwijl de arm van [slachtoffer] vastzat, gaf verdachte gas en reed met toenemende snelheid vooruit, terwijl hij wist dat iemand naast zijn auto rende. Verdachte is desondanks niet gestopt, want hij wilde niet stoppen.
Het verweer van de verdediging
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant 1] niet kloppen. De bevindingen van [slachtoffer] worden bevestigd door de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 4] en [verbalisant 5]. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de inhoud van deze op ambtseed/-belofte opgemaakte processen-verbaal. Het feit dat de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hun collega [slachtoffer] niet hebben gezien, terwijl ze de door verdachte bestuurde auto wel hebben zien wegrijden, doet hieraan niet af, alleen al vanwege het feit dat ook de verdachte zelf heeft verklaard dat iemand naast de auto heeft gerend. Bovendien was het ter plaatse erg donker, zoals de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
De door de raadsman verder niet onderbouwde suggestie dat [slachtoffer] en [verbalisant 1] wellicht valselijk proces-verbaal hebben opgemaakt om het schieten door verbalisant [verbalisant 1] te verantwoorden, is geenszins aannemelijk geworden.
Is er bewijs voor poging tot doodslag?
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs is dat het opzet van de verdachte, ook in de variant van voorwaardelijk opzet, was gericht op de dood van verbalisant [slachtoffer]. Ten eerste is de rechtbank van oordeel dat de door de rechtbank vastgestelde handelingen – met toenemende snelheid met een personenauto vooruit rijden, terwijl iemand ter hoogte van het bestuurdersportier aan de auto hangt – niet kunnen worden aangemerkt als gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht zijn op het doden van verbalisant [slachtoffer], dat ervan mag worden uitgegaan dat verdachte dit gevolg daadwerkelijk heeft gewild. Ten tweede overweegt de rechtbank, ten aanzien van voorwaardelijk opzet op de dood, dat de door de rechtbank hierboven vastgestelde handelingen weliswaar in bepaalde omstandigheden fatale gevolgen kunnen hebben, doch dat de kans daarop niet aanmerkelijk is.
Is er bewijs voor plegen van poging tot zware mishandeling?
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wel wettig en overtuigend bewezen, nu de handelingen van de verdachte
de aanmerkelijke kans op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel opleveren, welke kans de verdachte door zijn handelwijze ook heeft aanvaard. Het is immers heel wel mogelijk dat [slachtoffer] met zijn benen onder de wielen van de auto terecht zou zijn gekomen of dat hij over een grote afstand, met zijn arm vastzittend aan de auto, met de auto zou zijn meegesleurd, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
3.3.2Feit 2 – opzet- dan wel schuldheling
De bewijsmiddelen
Op 2 oktober 2013 deed [betrokkene] aangifte van diefstal van zijn personenauto, een zilvergrijze Mercedes A140, voorzien van het Nederlandse kenteken [kentekennummer]. De diefstal had plaats te Vijlen tussen 27 september 2013 en 2 oktober 2013.
Op 22 oktober 2013 hield de politie [verdachte], geboren op [geboortegegevens]aan.Hij was in Heerlen de bestuurder van een grijze Mercedes A140, voorzien van het Nederlandse kenteken [kentekennummer 2].
Op 22 oktober 2013 is de Mercedes in beslag genomen.Nader onderzoek aan de auto wees uit dat op het schutbord in het motorcompartiment het volgende chassisnummer stond: WDB1680311J301213. Uit navraag bleek dat dit chassisnummer was afgegeven voor een grijze personenauto, merk Mercedes Benz, type A-140, voorzien van het kenteken [kentekennummer].
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de door hem op 22 oktober 2013 bestuurde Mercedes hem omstreeks 18 oktober 2013 in Duitsland ter beschikking is gesteld door enkele maffiose Duitse personen om voor hen personen te vervoeren. Van deze maffiose personen mocht hij onder geen beding stoppen voor de politie.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 22 oktober 2013 te Heerlen reed in een gestolen Mercedes A140 die hij sinds ongeveer 18 oktober 2013 voorhanden had.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze van diefstal afkomstig was, nu het gaat om een auto, voorzien van Nederlandse kentekenplaten, die de verdachte in Duitsland ter beschikking is gesteld door Duitse personen die zich, in de ogen van de verdachte zelf, kennelijk ophielden in het criminele circuit, en die hem meedeelden dat hij onder geen beding mocht stoppen voor de politie. Bovendien kunnen er geen geldige papieren bij de auto zijn geweest, nu de auto niet was voorzien van de juiste kentekenplaten. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
De opzet- dan wel schuldheling van de kentekenplaten voorzien van de combinatie [kentekennummer 2] acht de rechtbank niet bewezen, nu er geen bewijs is dat de verdachte ook ten aanzien van die platen wist of moest vermoeden dat die van een (tweede) diefstal afkomstig waren.