Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
- eerst tegen [slachtoffer] heeft gezegd: ‘Als je mij die telefoon nu niet geeft dan krijg je een aantal klappen.’;
- vervolgens een telefoon, merk Samsung, uit de handen van [slachtoffer] heeft getrokken;
- toen [slachtoffer] hem hierop aansprak, zei: ‘Ik steek je kapot.’
- aan [slachtoffer 2] dreigend een schroevendraaier heeft voorgehouden;
- tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer] dreigend heeft gezegd dat hij ze kapot zou steken;
- aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer] dreigend grote keien heeft voorgehouden;
- tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer] dreigend heeft gezegd dat hij ze de koppen zou inslaan.
- getuige [getuige] de ex-partner van de verdachte is en persoonlijke redenen heeft om de verdachte ten onrechte te belasten;
- in een registratie van RIMO naar voren komt dat getuige [getuige] rondom het tijdstip van de ten laste gelegde diefstal een Samsung heeft gestolen;
- [betrokkene], die de gestolen telefoon heeft doorverkocht, heeft verklaard dat hij de telefoon van iemand anders dan verdachte heeft gekocht;
- allerminst kan worden uitgesloten dat [betrokkene] zelf de dader van de diefstal met geweld is, nu hij heeft erkend dat hij de beschikking heeft gehad over de gestolen telefoon en hij, evenals de dader zoals deze door [slachtoffer] is beschreven, een tatoeage heeft aan één kant van zijn hals.
- De suggestie van de verdediging dat op grond van de registratie van RIMO de mogelijkheid zou bestaan dat [getuige] de telefoon heeft gestolen, wordt weersproken door de aangifte van [slachtoffer] waaruit blijkt dat de dader een man was. De suggestie van de verdediging dat [betrokkene] de diefstal en de bedreiging, in het bijzijn van [getuige], heeft gepleegd, is volstrekt niet aannemelijk geworden. Op grond van de verklaringen van [getuige] en de verdachte stelt de rechtbank vast dat zij destijds een relatie hadden en elkaar regelmatig zagen. Ook uit de registratie van RIMO blijkt dat verdachte en [getuige] rond 26 december 2012 veelvuldig contact hadden. Van enig contact tussen [getuige] en [betrokkene] is daarentegen niet gebleken.
- Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat de dader een tatoeage had in zijn nek, onder zijn oor, aan één kant van zijn hoofd. De verdediging heeft aangegeven dat [betrokkene] een dergelijke tatoeage heeft en heeft daarbij verwezen naar de verklaring van een nicht van [betrokkene] op pagina 43 van het proces-verbaal van politie. Echter ook verdachte heeft een tatoeage in zijn nek. Het feit dat verdachte aan beide zijden een tatoeage onder zijn oor heeft, impliceert niet dat verdachte niet de dader kan zijn. Gelet op de in het dossier aanwezige foto, waarop te zien is dat één van beide tatoeages heel groot en opvallend is, en gelet op de spanning die een diefstal als in de onderhavige zaak voor het slachtoffer kan meebrengen, is heel wel denkbaar dat aangever [slachtoffer] maar één tatoeage is opgevallen.
- Het feit dat [betrokkene] heeft verklaard dat hij de telefoon niet heeft gekocht van de verdachte, betekent niet dat verdachte niet de dader van de diefstal kan zijn. Het is immers heel wel mogelijk dat verdachte de telefoon aan een ander dan [betrokkene] heeft verkocht of gegeven en dat die ander de telefoon op zijn/haar beurt aan [betrokkene] heeft verkocht.
4.De strafbaarheid
5.De strafoplegging
6.De vordering tot tenuitvoerlegging
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 tot
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
- zich op de dag van zijn invrijheidstelling telefonisch meldt bij Reclassering Leger des Heils (adres Het Bat 12, 6211 EX Maastricht) op het telefoonnummer
- na zijn detentie, zo spoedig mogelijk, verblijft in RIBW – Vorm van begeleid of beschermd wonen, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich houdt aan het programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en
- geen harddrugs meer gebruikt en zich met het oog op de naleving van deze voorwaarde laat controleren door middel van middelencontrole;
- draagt voornoemde reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.