ECLI:NL:RBLIM:2014:1468

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
03/700629-13 en 03/700078-13 (vtvv)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, diefstal met geweld en bedreiging

Op 19 februari 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal, diefstal met (bedreiging met) geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 december 2012, waarbij de verdachte een fles port heeft gestolen en een telefoon van een slachtoffer heeft weggenomen, vergezeld van bedreigingen met een schroevendraaier en keien. De rechtbank heeft het bewijsverweer van de verdediging verworpen, die aanvoerde dat niet kon worden uitgesloten dat een ander de dader was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers en getuigen voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De rechtbank heeft ook een aanbeveling gedaan aan de directeur van de Penitentiaire Inrichting voor de toepassing van artikel 43, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, wat betreft de zorg voor de verdachte tijdens zijn detentie. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/700629-13 en 03/700078-13 (vtvv)
Datum uitspraak : 19 februari 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
in preventieve hechtenis verblijvende bij de Mondriaan Zorggroep te Heerlen.
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 februari 2014, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting is [getuige] gehoord als getuige.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:een fles port heeft gestolen;
feit 2:[slachtoffer] heeft beroofd van zijn telefoon;
feit 3:[slachtoffer] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met een schroevendraaier, met keien en met woorden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde diefstal bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte.
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde diefstal acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte de telefoon van [slachtoffer] heeft gestolen, waarbij hij deze uit diens handen heeft getrokken en waarbij hij die [slachtoffer] heeft gedreigd neer te steken en te slaan. De officier van justitie acht het ten laste gelegde dreigen en gooien met keien in een te ver verwijderd verband staan om dienstig geweest te zijn aan de diefstal. De officier van justitie vindt dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft als bewijsmiddelen aangehaald: de aangifte van [slachtoffer], de verklaring van [slachtoffer 2] en de verklaring van [getuige].
Ten aanzien van feit 3
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte zowel [slachtoffer] als [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling. De bedreiging met de schroevendraaier zou alleen ten aanzien van [slachtoffer 2] bewezen kunnen worden.
Ook ten aanzien van dit feit heeft de officier van justitie als bewijsmiddelen aangehaald: de aangifte van [slachtoffer], de verklaring van [slachtoffer 2] en de verklaring van [getuige].
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De verdediging acht feit 1 bewezen.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De verdediging acht onvoldoende bewijs aanwezig voor de feiten 2 en 3 en heeft verzocht de verdachte hiervan vrij te spreken. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
De betrokkenheid van de verdachte bij de feiten 2 en 3 blijkt slechts uit de verklaring van getuige [getuige]. Uit de verklaringen van [slachtoffer] en [slachtoffer 2] blijkt immers alleen maar dat de feiten zijn gepleegd en níet wie de dader is. Zij zijn op geen enkel moment met (een foto van) de verdachte geconfronteerd. Nu er redenen zijn om te twijfelen aan de verklaring van [getuige] kan niet worden bewezen dat verdachte deze feiten heeft gepleegd.
Bovendien kan, gelet op de gegevens in het dossier, niet worden uitgesloten dat een andere persoon, te weten [betrokkene], de feiten 2 en 3 heeft gepleegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de onder 1 ten laste gelegde diefstal bewezen op grond van:
- de aangifte namens [supermarkt] [2] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 februari 2014.
Op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank ten aanzien van dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, terwijl hij nadien niet anders heeft verklaard en hij of zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De bewijsmiddelen
Op 26 december 2012 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 26 december 2012, in de avond, verliet [slachtoffer] de C1000 in winkelcentrum Op de Kamp in Landgraaf. Hij keek op zijn gsm, die hij in zijn hand had. Een man die in het bijzijn was van een vrouw sprak [slachtoffer] aan. Die man vroeg of hij even mocht bellen. Hierop antwoordde [slachtoffer] ontkennend. Vervolgens trok de man de gsm, van het merk Samsung, uit de handen van [slachtoffer] en liep samen met de vrouw weg. Toen [slachtoffer] tegen de man zei dat hij de gsm moest teruggeven, begon de man agressief te dreigen. Hij zei: ‘Ik steek je kapot.’ [slachtoffer] voelde zich bedreigd.
Even later ging [slachtoffer] met [slachtoffer 2] op zoek naar de eerdergenoemde man en vrouw. Op een gegeven moment zagen zij hen en spraken de man aan. Deze ontkende de telefoon van [slachtoffer] te hebben en liep samen met de vrouw weg, op enige afstand gevolgd door [slachtoffer] en [slachtoffer 2].
Het kwam tot een woordenwisseling tussen de man enerzijds en [slachtoffer] en [slachtoffer 2] anderzijds waarna [slachtoffer] de man ergens naar zag graaien. Hierbij zei de man tegen [slachtoffer] en [slachtoffer 2]: ‘Kom dichterbij en ik steek je kapot.’ De man dreigde hem en [slachtoffer] steeds iets aan te doen met een schroevendraaier. [slachtoffer] nam die dreigementen zeer serieus.
Toen [slachtoffer] en [slachtoffer 2] de man en de vrouw bleven volgen, liep de man naar een boompje waar handgrote keien omheen lagen. De man pakte in iedere hand een grote kei en schreeuwde: ‘Ik sla jullie de koppen in’. [3]
Op 26 december 2012 heeft ook [slachtoffer 2] een verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer het volgende verklaard.
In de avond kwam [slachtoffer] bij hem langs op de Bachlaan in Landgraaf. [slachtoffer] vertelde hem dat hij was beroofd en dat zijn telefoon was gestolen. [slachtoffer] kwam erg kwaad en overstuur over. Samen gingen ze navraag doen bij de C1000 en zagen kort daarna de man en de vrouw die [slachtoffer] hadden overvallen. [slachtoffer] sprak de man twee keer aan met de woorden: ‘He kameraad, ik krijg nog een telefoon van jou.’ Er volgde een woordenwisseling en een schermutseling tussen de man en [slachtoffer 2]. Toen de man even later op een afstand van ongeveer tien meter van [slachtoffer 2] af stond, had hij een schroevendraaier in zijn rechterhand. De man riep iets naar [slachtoffer 2]. Het kwam erop neer dat de man [slachtoffer 2] wilde neersteken, als hij en [slachtoffer] dichterbij kwamen. [slachtoffer 2] voelde zich erg bedreigd. Even later liep de man in de richting van een boom. Hij bukte zich en pakte een grote steen op met beide handen. Hij hield deze boven zijn hoofd. Vervolgens legde hij de steen neer, graaide opnieuw naar stenen en pakte een kleinere steen in zijn rechterhand. De man bracht zijn rechterarm naar achter en gooide de steen in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer]. [4]
Getuige [getuige] heeft onder meer het volgende verklaard. In de avond van 26 december 2012 was zij samen met de verdachte bij winkelcentrum Op de Kamp in Landgraaf. Een jongen met een telefoon liep hen tegemoet. Verdachte zei tegen de jongen dat hij de telefoon moest geven. [5] Vervolgens zei hij: ‘Als je mij die telefoon nu niet geeft dan krijg je een aantal klappen.’ De jongen hield de mobiele telefoon stevig vast. [6] Verdachte pakte de telefoon uit handen van de jongen.
Even later kwam die jongen terug met een derde persoon. Er vielen woorden en er werd geduwd en getrokken tussen verdachte en die derde persoon. Hierop heeft verdachte een schroevendraaier getoond. Hij uitte daarbij naar die derde persoon bedreigingen dat hij zou steken. [7] Met de schroevendraaier in zijn handen riep verdachte meermaals naar die jongens: ‘Kom maar, dan steek ik je neer.’ [8]
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 26 december 2012 in de gemeente Landgraaf:
  • eerst tegen [slachtoffer] heeft gezegd: ‘Als je mij die telefoon nu niet geeft dan krijg je een aantal klappen.’;
  • vervolgens een telefoon, merk Samsung, uit de handen van [slachtoffer] heeft getrokken;
  • toen [slachtoffer] hem hierop aansprak, zei: ‘Ik steek je kapot.’
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer], [slachtoffer 2] en [getuige] stelt de rechtbank vast dat de verdachte enige tijd later op diezelfde dag in de gemeente Landgraaf:
  • aan [slachtoffer 2] dreigend een schroevendraaier heeft voorgehouden;
  • tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer] dreigend heeft gezegd dat hij ze kapot zou steken;
  • aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer] dreigend grote keien heeft voorgehouden;
  • tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer] dreigend heeft gezegd dat hij ze de koppen zou inslaan.
Bespreking van het bewijsverweer
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor de feiten 2 en 3, omdat:
  • getuige [getuige] de ex-partner van de verdachte is en persoonlijke redenen heeft om de verdachte ten onrechte te belasten;
  • in een registratie van RIMO naar voren komt dat getuige [getuige] rondom het tijdstip van de ten laste gelegde diefstal een Samsung heeft gestolen;
  • [betrokkene], die de gestolen telefoon heeft doorverkocht, heeft verklaard dat hij de telefoon van iemand anders dan verdachte heeft gekocht;
  • allerminst kan worden uitgesloten dat [betrokkene] zelf de dader van de diefstal met geweld is, nu hij heeft erkend dat hij de beschikking heeft gehad over de gestolen telefoon en hij, evenals de dader zoals deze door [slachtoffer] is beschreven, een tatoeage heeft aan één kant van zijn hals.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt hiertoe het volgende.
Het enige bewijsmiddel waaruit direct de betrokkenheid van de verdachte blijkt, is de verklaring van getuige [getuige]. Zij is zowel bij de politie als ter terechtzitting gehoord. Haar verklaringen zijn consistent. In deze verklaringen heeft ze zichzelf niet gespaard, in die zin dat zij heeft erkend de gestolen telefoon in haar handen te hebben gehad. Voorts is het geenszins aannemelijk geworden dat [getuige] de verdachte ten onrechte heeft belast. Van enige wraakzucht is niet gebleken. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van [getuige] te twijfelen en neemt haar voor het bewijs gebezigde verklaring dan ook als uitgangspunt voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten 2 en 3, temeer daar deze verklaring op belangrijke onderdelen gesteund wordt door de voor het bewijs gebezigde verklaringen van [slachtoffer] en [slachtoffer 2].
Ten slotte merkt de rechtbank het volgende op:
  • De suggestie van de verdediging dat op grond van de registratie van RIMO de mogelijkheid zou bestaan dat [getuige] de telefoon heeft gestolen, wordt weersproken door de aangifte van [slachtoffer] waaruit blijkt dat de dader een man was. De suggestie van de verdediging dat [betrokkene] de diefstal en de bedreiging, in het bijzijn van [getuige], heeft gepleegd, is volstrekt niet aannemelijk geworden. Op grond van de verklaringen van [getuige] en de verdachte stelt de rechtbank vast dat zij destijds een relatie hadden en elkaar regelmatig zagen. Ook uit de registratie van RIMO blijkt dat verdachte en [getuige] rond 26 december 2012 veelvuldig contact hadden. Van enig contact tussen [getuige] en [betrokkene] is daarentegen niet gebleken.
  • Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat de dader een tatoeage had in zijn nek, onder zijn oor, aan één kant van zijn hoofd. De verdediging heeft aangegeven dat [betrokkene] een dergelijke tatoeage heeft en heeft daarbij verwezen naar de verklaring van een nicht van [betrokkene] op pagina 43 van het proces-verbaal van politie. Echter ook verdachte heeft een tatoeage in zijn nek. Het feit dat verdachte aan beide zijden een tatoeage onder zijn oor heeft, impliceert niet dat verdachte niet de dader kan zijn. Gelet op de in het dossier aanwezige foto, waarop te zien is dat één van beide tatoeages heel groot en opvallend is, en gelet op de spanning die een diefstal als in de onderhavige zaak voor het slachtoffer kan meebrengen, is heel wel denkbaar dat aangever [slachtoffer] maar één tatoeage is opgevallen.
  • Het feit dat [betrokkene] heeft verklaard dat hij de telefoon niet heeft gekocht van de verdachte, betekent niet dat verdachte niet de dader van de diefstal kan zijn. Het is immers heel wel mogelijk dat verdachte de telefoon aan een ander dan [betrokkene] heeft verkocht of gegeven en dat die ander de telefoon op zijn/haar beurt aan [betrokkene] heeft verkocht.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder is omschreven. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde dreigen en gooien met keien in een te ver verwijderd verband staat tot de diefstal. Van dit onderdeel van feit 2 zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
feit 1
op 22 oktober 2013 in de gemeente Brunssum met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles drank (rode port), toebehorende aan [supermarkt];
feit 2
op 26 december 2012 in de gemeente Landgraaf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Samsung), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd
- voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en
- vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] en
- gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, genoemde telefoon uit handen van die [slachtoffer] heeft getrokken en
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, heeft gedreigd die [slachtoffer] neer te steken en te slaan.
feit 3
op 26 december 2012 in de gemeente Landgraaf [slachtoffer] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte
- opzettelijk dreigend genoemde [slachtoffer 2] een schroevendraaier voorgehouden en deze dreigend de woorden toegevoegd: “Ik steek je kapot” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- opzettelijk dreigend genoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer] grote keien voorgehouden en dezen dreigend de woorden toegevoegd: “Ik sla jullie de koppen in”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren.
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft zij als bijzondere voorwaarden gevorderd: een meldplicht, een opname in een instelling voor begeleid wonen en een drugs- en alcoholverbod.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte met een gedeeltelijk voorwaardelijke straf opnieuw een kans wordt geboden, terwijl hij deze kans, gelet op zijn strafblad, niet verdient. Niettemin acht zij de gevorderde straf gerechtvaardigd, omdat de maatschappij er baat bij heeft dat de verdachte eerst na een behandeling terugkeert in de samenleving.
De officier van justitie heeft niet de door de reclassering geadviseerde klinische behandeling gevorderd, omdat de verdachte de noodzakelijke behandeling tijdens zijn detentie kan ondergaan.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de gevorderde straf bij een bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 te hoog is. Hiertoe heeft de raadsman naar voren gebracht dat het bij de diefstal gepleegde geweld vrij licht was. De verdediging heeft voorgesteld om bij een bewezenverklaring van alle feiten aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Anders dan de officier van justitie stelt de verdediging zich op het standpunt dat ook de klinische opname als bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd, nu de verdachte alleen op de FPAV geplaatst kan worden, indien de rechtbank dit bepaalt.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 26 december 2012 een persoon op straat van zijn telefoon beroofd. Het gepleegde geweld bij deze diefstal was licht, te weten het enkele trekken van de telefoon uit handen van het slachtoffer. De diefstal ging echter ook gepaard met bedreiging met geweld, bestaande uit het dreigen het slachtoffer neer te steken en te slaan.
Toen het slachtoffer even later met een vriend zijn telefoon wilde terughalen en zij de verdachte hierop aanspraken, heeft de verdachte gedreigd hen kapot te steken en hun de koppen in te slaan.
Daarnaast heeft de verdachte op 22 oktober 2013 een winkeldiefstal gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door het plegen van de feiten 2 en 3 heeft getoond geen respect te hebben voor de eigendom en de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan. Naar algemene ervaringsregels geldt dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog lange tijd nadien gevoelens van angst en onveiligheid ervaren en dat dit soort geweldsmisdrijven tot maatschappelijke beroering en onrust leiden. De verdachte heeft kennelijk alleen rekening gehouden met zijn eigen financieel gewin.
Voor straatroof, winkeldiefstal en bedreiging heeft de Rechtspraak oriëntatiepunten ontwikkeld. Het oriëntatiepunt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging is bij recidive, waarvan hier sprake is, een gevangenisstraf van acht maanden. Het oriëntatiepunt voor een winkeldiefstal is bij frequente recidive, waarvan hier sprake is, een gevangenisstraf van één maand. Het oriëntatiepunt voor een verbale bedreiging is een geldboete van € 250,00.
De rechtbank zal in strafverzwarende zin afwijken van deze oriëntatiepunten. De reden hiervoor is gelegen in het zeer uitgebreide, 45 pagina’s tellende strafblad van de verdachte.
De rechtbank zal aan de verdachte dan ook een gevangenisstraf van twaalf maanden opleggen.
Het Leger des Heils heeft met betrekking tot de verdachte een reclasseringsadvies uitgebracht. In zijn advies d.d. 10 januari 2014 wordt onder meer gesteld:
‘Betrokkene staat bekend als veelpleger en is geprioriteerd door het Veiligheidshuis te Heerlen. Hij heeft een uitgebreid strafblad waar met name vermogensdelicten, al dan niet met geweld, op staan vermeld. Er is sprake van psychische problematiek en problematisch middelengebruik. Daarnaast had betrokkene voor zijn detentie geen zelfstandige huisvesting en geen zinvolle dagbesteding of werk. Het ontbreekt betrokkene aan een positief steunend sociaal netwerk. In het verleden hebben er diverse interventies en hulpverleningstrajecten plaatsgevonden. Deze zijn echter vanwege recidive of onttrekking aan de opgelegde voorwaarden stuk gelopen.
Betrokkene verblijft momenteel op grond van artikel 15.5 Pbw op de FPA van de Mondriaan Zorggroep te Heerlen. Betrokkene hoopt hier te kunnen blijven en is gemotiveerd voor behandeling.
De belangrijkste criminogene factoren zijn: huisvesting, opleiding, werk en leren, inkomen en omgaan met geld, relaties met partner, gezin en familie, relaties met vrienden en kennissen, drugsgebruik, alcoholgebruik en denkpatronen, gedrag en vaardigheden.
Andere belangrijke criminogene factoren zijn emotioneel welzijn en houding.’ (pagina’s 8 en 9)
De reclassering heeft geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een opname in een zorginstelling (klinische behandeling) en een drugs- en alcoholverbod.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het opleggen van een voorwaardelijke straf, gelet op het strafblad van de verdachte, niet in de rede ligt, maar dat het niettemin in het belang is van de maatschappij dat de verdachte wordt begeleid voordat hij in de samenleving terugkeert. De noodzaak van begeleiding volgt ook uit de hierboven weergegeven inhoud van voormeld reclasseringsadvies. Deze begeleiding is alleen mogelijk als aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd. Om die reden zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld diverse bijzondere voorwaarden. Hiermee wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Dit voorwaardelijke gedeelte zal evenwel kleiner zijn dan het door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke deel, nu de rechtbank van oordeel is dat de verdachte, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en zijn strafblad, een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk gedeelte van minimaal tien maanden dient te ondergaan.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden stellen: een meldplicht, een opname in een instelling voor begeleid wonen en een drugs- en alcoholverbod. De rechtbank zal niet als bijzondere voorwaarde stellen dat de verdachte zich klinisch moet laten behandelen. Weliswaar heeft de verdachte een dergelijke behandeling nodig, doch hij kan deze ondergaan tijdens zijn detentie. De rechtbank doet hierbij dan ook de aanbeveling aan de directeur van de Penitentiaire Inrichting dat toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 43, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, hetgeen betekent dat de directeur zorg draagt voor overbrenging van de verdachte naar de daartoe bestemde plaats, indien het recht op sociale verzorging en hulpverlening dit noodzakelijk maken.
Gelet op de problematiek waarmee de verdachte al jaren kampt en gelet op eerdere hulpverleningstrajecten die zijn mislukt, zal de rechtbank de proeftijd vaststellen op drie jaren.

6.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Limburg d.d. 28 mei 2013 (parketnummer 03/700078-13) is de verdachte ter zake diefstal met (bedreiging met) geweld veroordeeld tot – kort gezegd – een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat toewijzing van de vordering disproportioneel is, nu deze slechts gebaseerd kan zijn op de onder 1 ten laste gelegde winkeldiefstal.
Nu de verdachte zich gedurende de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, te weten de onder 1 bewezenverklaarde diefstal, en de rechtbank geen aanleiding ziet om van de tenuitvoerlegging af te zien, zal zij de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat het toewijzen van de vordering disproportioneel is. Met het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf is de verdachte de kans geboden om aan te tonen dat hij in staat is zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten. Deze kans heeft hij onbenut gelaten. Uit het strafblad van de verdachte blijkt bovendien dat dit niet de eerste keer is dat hij een dergelijke kans heeft laten liggen. De rechtbank acht de tenuitvoerlegging dan ook op haar plaats.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • zich op de dag van zijn invrijheidstelling telefonisch meldt bij Reclassering Leger des Heils (adres Het Bat 12, 6211 EX Maastricht) op het telefoonnummer
  • na zijn detentie, zo spoedig mogelijk, verblijft in RIBW – Vorm van begeleid of beschermd wonen, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich houdt aan het programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en
  • geen harddrugs meer gebruikt en zich met het oog op de naleving van deze voorwaarde laat controleren door middel van middelencontrole;
  • draagt voornoemde reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
De vordering tot tenuitvoerlegging
- gelast dat de bij vonnis van de rechtbank Limburg (parketnummer 03/700078-13) opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. E.B.A. Ferwerda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 februari 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 in de gemeente Brunssum met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles drank (rode port), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 2
hij op of omstreeks 26 december 2012 in de gemeente Landgraaf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en diens vriend [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- genoemde telefoon uit handen van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- ( vervolgens) heeft gedreigd die [slachtoffer] neer te steken en/of te slaan en/of
- ( vervolgens) heeft gedreigd die [slachtoffer] met (in elke hand) een kei de kop in te slaan en/of
- ( vervolgens) met genoemde kei(en) naar die [slachtoffer] heeft gegooid;
feit 3
hij op of omstreeks 26 december 2012 in de gemeente Landgraaf [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte meermalen althans eenmaal opzettelijk dreigend genoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] een schroevendraaier en/of (een) grote (kei(en)) voorgehouden en/of deze (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: “Ik steek je/jullie kapot” en/of “Ik sla jullie de koppen in”, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/700629-13 en 03/700078-13 (vtvv)
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 19 februari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
in preventieve hechtenis verblijvende bij de Mondriaan Zorggroep te Heerlen.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 5 februari 2014 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar de doorlopende paginanummering in het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal met registratienummer 2012145256 d.d. 24 oktober 2013, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 128, inclusief de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering
2.Proces-verbaal aangifte van [getuige 2] namens [supermarkt] d.d. 22 oktober 2013 op de pagina’s 52 en 53.
3.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 26 december 2012 op de pagina’s 46, 47, 48 en 49.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 26 december 2012 op de pagina’s 38 en 39.
5.De verklaring van getuige [getuige] afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 februari 2014.
6.Proces-verbaal 1e verhoor verdachte [getuige] d.d. 22 oktober 2013 op de pagina’s 77 en 78.
7.De verklaring van getuige [getuige] afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 februari 2014.
8.Proces-verbaal 1e verhoor verdachte [getuige] d.d. 22 oktober 2013 op pagina 79.