In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 2 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats. De zaak kwam voort uit een verzoek van de verdediging om getuigen te horen in aanwezigheid van de verdediging, omdat eerdere politieverhoren als sturend en misleidend werden ervaren. De rechter-commissaris heeft op 10 juli 2013 besloten dat de getuigen door haar gehoord zouden worden, maar de officier van justitie heeft op 5 en 6 november 2013 getuige [getuige 3] buiten aanwezigheid van de verdediging verhoord. Dit leidde tot een schending van de beginselen van een goede procesorde, omdat de verdediging niet in staat was om de getuige te confronteren of te bevragen. De rechtbank oordeelde dat de handelwijze van de officier van justitie een ernstige inbreuk op de procesorde vormde, waardoor de waarheidsvinding werd bemoeilijkt en het wettelijk systeem in de kern werd aangetast. De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte, omdat het onrechtmatig handelen van de officier van justitie de belangen van de verdachte ernstig had geschaad. De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke procesgang en de rol van de verdediging in het strafproces.