In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde de besloten vennootschap SCHELDEBOUW BV, gevestigd te Middelburg, een schadevergoeding van de Duitse rechtspersoon HERO GLAS VEREDELUNGS GMBH. De vordering was gebaseerd op wanprestatie in het kader van een internationale handelskoop van glas voor het Maastoren-project in Rotterdam. De overeenkomst was tot stand gekomen door aanvaarding van een aanbod dat door Hero was gedaan in een 'Verhandlungsprotokoll'. Scheldebouw stelde dat Hero haar verplichtingen niet nakwam, waardoor zij genoodzaakt was om het glas bij een derde partij te kopen tegen een hogere prijs. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of de overeenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen en of Hero aansprakelijk was voor de geleden schade.
De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tot stand was gekomen en dat Hero zich niet kon beroepen op de intrekking van het aanbod, omdat deze intrekking niet rechtsgeldig was. De rechtbank concludeerde dat Scheldebouw recht had op schadevergoeding op basis van het Weens Koopverdrag (CISG), dat van toepassing was op de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat Scheldebouw recht had op volledige schadevergoeding, inclusief het prijsverschil tussen de overeenkomst met Hero en de prijs die zij aan de derde partij had betaald. De zaak werd aangehouden voor verdere bewijsvoering over de omvang van de schade en de toewijsbaarheid van de wettelijke rente.
Het vonnis werd uitgesproken op 16 april 2014 door mr. P.E. de Kort. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en verwees de zaak naar de rol voor akte houdende uitlating door Scheldebouw.