ECLI:NL:RBLIM:2014:4986

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
C/03/177451 / HA ZA 13-4
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van aanbestedingseisen door de Gemeente Maastricht in het kader van verkeersregelinstallaties

Op 4 juni 2014 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen de besloten vennootschap PEEK TRAFFIC B.V. en de Gemeente Maastricht. PEEK TRAFFIC B.V. had deelgenomen aan een aanbesteding voor het vervangen of opnieuw realiseren van verkeersregelinstallaties in de gemeente Maastricht, maar werd uitgesloten omdat haar inschrijving niet voldeed aan de bestekseisen. PEEK vorderde een verklaring voor recht dat de eisen en criteria in de aanbesteding onrechtmatig waren en eiste schadevergoeding voor de geleden schade door het niet verkrijgen van de opdracht.

De rechtbank oordeelde dat PEEK niet kon worden ontvangen in haar vordering, omdat zij niet had aangetoond dat zij een belang had bij de procedure. De rechtbank stelde vast dat PEEK niet-bestekconform had ingeschreven en dat de Gemeente op basis daarvan de inschrijving terecht ongeldig had verklaard. De rechtbank concludeerde dat de vordering van PEEK niet kon worden toegewezen, omdat zij onvoldoende had onderbouwd dat de eisen en criteria in de aanbesteding onrechtmatig waren. De rechtbank wees de vordering van PEEK af en veroordeelde haar in de proceskosten van de Gemeente, die op € 1.493,00 werden begroot.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van aanbestedingsregels en de noodzaak voor inschrijvers om aan de gestelde eisen te voldoen. De rechtbank gaf aan dat de vordering tot schadevergoeding niet aan de orde kwam, omdat de vordering tot verklaring voor recht werd afgewezen. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het aanbestedingsrecht, waarin de grenzen van de rechtsbescherming voor inschrijvers worden verduidelijkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/177451 / HA ZA 13-4
Vonnis van 4 juni 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PEEK TRAFFIC B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
advocaat mr. W.J.W. Engelhart te Utrecht,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE MAASTRICHT,
zetelend te Maastricht,
gedaagde,
advocaat mr. H.C. Lejeune te Maastricht.
Partijen zullen hierna Peek en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2012, met 12 producties,
  • de conclusie van antwoord, met 16 producties,
  • de conclusie van repliek, met 3 producties,
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente heeft een aanbesteding uitgeschreven betreffende het vervangen of opnieuw realiseren van de verkeersregelinstallaties in de gemeente Maastricht (kenmerk VIA2011059RVB).
2.2.
Peek heeft ingeschreven op deze aanbesteding, maar zij heeft de opdracht niet gekregen, omdat haar inschrijving is uitgesloten vanwege niet bestekconform offreren van verkeerslantaarns.
2.3.
Peek heeft naar aanleiding van de voorlopige gunning geprocedeerd in kort geding ten einde tot gunning aan haar, dan wel tot heraanbesteding van de opdracht, te komen. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen bij vonnis van 19 juli 2012 (kenmerk 171682 GGZA 12-224). Peek heeft geen hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, zodat definitief aan een andere inschrijver – Vialis B.V. – dan Peek gegund is.

3.Het geschil

3.1.
Peek vordert
I. te verklaren voor recht dat de eisen en criteria, zoals die door de gemeente Maastricht gesteld zijn in de aanbesteding voor het vervangen of opnieuw realiseren van de verkeersregelinstallaties in de gemeente Maastricht (kenmerk VIA2011059RVB), onrechtmatig zijn,
II. de Gemeente te veroordelen tot de hierdoor door Peek geleden schades waarvan de hoogte nader dient te worden opgemaakt bij staat,
III. de Gemeente te veroordelen in de kosten van het geding, waarbij begrepen de nakosten, een en ander vermeerderd met rente vanaf de achtste dag na dagtekening van dit vonnis
3.2.
Peek legt aan de vordering ten grondslag dat de bestekposten 35.46.03 lid 6 en 35.46.03 lid 7 toegeschreven zijn op twee Vialis-producten, te weten de Vialis Classic en de Vialis Vialina. Peek stelt dat, omdat deze bestekeisen discriminatoir en disproportioneel zijn, terwijl daarvoor geen objectieve rechtvaardiging is, de mededinging ernstig wordt beperkt en de Gemeente dus onrechtmatig handelt.
Peek stelt dat doordat alleen verkeerslichten van Vialis voldoen aan de voorgeschreven combinatie van eisen – voor staande lichten een aluminimum behuizing uit één stuk voorzien van een (of meer) scharnierende lensdeur(en) en met korte aluminimum zonnekappen, en voor hangende lichten een kunststof behuizing uit een stuk die lakbaar, UV-bestendig en slagvast is met zonnekappen van maximaal vijf centimeter en waarbij het licht niet meer dan 25 kg mag wegen – de mededinging ernstig wordt beperkt. Peek stelt dat er immers maar een producent is met dergelijke lichten, die toegelaten zijn tot de Nederlandse markt, in het assortiment.
3.3.
De Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Kan Peek worden ontvangen in de procedure?

4.1.
De Gemeente stelt dat Peek niet ontvangen kan worden wegens het ontbreken van een belang bij de procedure.
4.2.
Peek heeft, zo stelt de Gemeente, zich bij inschrijving met haar aanbiedingsbrief van 28 februari 2012 verbonden conform productspecificatie te leveren. Peek heeft vervolgens niet-bestekconform geoffreerd. De Gemeente stelt dat Peek geen (vermeende) schade op de Gemeente kan verhalen die gebaseerd is op haar (vermeende) recht niet-bestekconform te mogen leveren, omdat Peek juist afstand heeft gedaan van dat (vermeende) recht. Het eenzijdig afzien van een rechtsgeldige toezegging, leidt ertoe, zo stelt de Gemeente, dat niet achteraf schadevergoeding kan worden gevorderd in verband met het feit dat Peek haar alternatief voor de producten die gevraagd zijn niet heeft kunnen leveren.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente in deze redenering niet gevolgd kan worden. Of bestekconform is ingeschreven, of de inhoud van de aanbieding voldoet aan het bestek, moet als zodanig blijken uit de ingeleverde inschrijvingsformulieren (vgl. Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem ECLI:RBARN:2006:AV3307).
Deze aanbiedingsbrief maakt geen deel uit van de inschrijfformulieren. Uit de aanbiedingsbrief van Peek blijkt ook niet de inhoud van het aanbod. Er is onvoldoende aanleiding om ervan uit te gaan dat Peek zich vooraf heeft willen binden.
4.4.
Vast staat dat Peek – willens en wetens – niet bestekconform heeft ingeschreven en dat op die enkele grond het ongeldigverklaren van de inschrijving in beginsel gerechtvaardigd is. Varianten (bladnr. 2 van het bestek) of alternatieven (bladnr. 4 van het bestek) zijn immers niet toegestaan. Niet gesteld noch gebleken is dat Peek tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van 19 juli 2012 hoger beroep heeft ingesteld en een voorziening heeft gevraagd, zodat het belang van het onderhanden geding niet (langer) gelegen is in het verkrijgen van de opdracht, maar in een vergoeding van geleden schade als gevolg van beweerdelijk onrechtmatig handelen van de Gemeente.
Peek grondt haar vordering niet op de stelling dat het eigen product gelijkwaardig is aan het in het bestek omschreven product, maar op de stelling dat de bestekposten 35.46.03.06 en 35.46.03.07 disproportioneel en discriminatoir zijn en daardoor onrechtmatig en dat zij daardoor schade heeft geleden.
4.5.
De Gemeente stelt in dit verband dat Peek haar schadevordering baseert op een onaannemelijke stelling, namelijk dat aan haar de opdracht zou zijn gegund op de door haar voorgestane productspecificaties.
4.6.
Peek stelt dat door het onrechtmatig handelen van de Gemeente zij een (grote) opdracht is misgelopen en de daarbij behorende inkomsten. Peek stelt dat, omdat zij de laagste prijs heeft geoffreerd, aan haar de opdracht gegund zou zijn, indien de Gemeente de onrechtmatige, disproportionele en discriminatoire eisen niet zou hebben gesteld.
Peek stelt in repliek dat de waarde van een gemiste kans eveneens voor vergoeding in aanmerking kan komen.
4.7.
De rechtbank kan – met de Gemeente – Peek in deze redenering niet volgen, omdat Peek uitgaat van een onjuiste vooronderstelling, namelijk dat zij de aanbieder met de laagste prijs zou zijn. Als de conclusie luidt dat productspecificaties door de Gemeente anders hadden moeten worden uitgevraagd, dan had in het licht van het gelijkheidsbeginsel en transparantie een heraanbesteding van de opdracht moeten plaatsvinden. Omdat in dat geval niet kan worden uitgesloten dat naast Peek ook andere aanbieders zouden inschrijven, die daar nu van hebben afgezien, of dat de twee andere inschrijvers andere prijzen zouden hebben geboden, staat niet staat vast dat Peek dan de opdracht zou hebben binnengehaald.
Artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt. Dit betekent dat de verklaring voor recht tot een rechtsgevolg moet kunnen leiden. Geheel onbewijsbaar is de stellingname van Peek dat zij een kans had om de heraanbesteding te winnen echter niet, zodat de rechtbank belang (de waarde van de gemiste kans) aanwezig acht ter zake van de vordering tot het geven van een verklaring voor recht.
De verklaring voor recht
4.8.
Peek vordert voor recht te verklaren dat de eisen en criteria, zoals die door de Gemeente zijn gesteld in de aanbesteding, onrechtmatig zijn. De rechtbank is van oordeel dat zelfs al zou zij tot het oordeel moeten komen dat Peek in haar stelling kan worden gevolgd dat deze vordering niet zal kunnen worden toegewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.9.
De rechtbank kan de vordering niet anders lezen dan dat van haar wordt verlangd voor recht te verklaren dat
alleeisen en criteria die de Gemeente heeft opgenomen in het aanbestedingsbestek voor het vervangen of nieuw realiseren van verkeersregelinstallaties op haar grondgebied onrechtmatig zijn.
De rechtbank stelt voorts vast dat door Peek slechts gesteld wordt dat twee posten disproportioneel en discriminatoir zijn en daarmee onrechtmatig.
Door zo te handelen heeft Peek onvoldoende gesteld om haar zeer algemeen en breed geformuleerde vordering te dragen. Weliswaar zou de rechtbank, indien Peek zou moeten worden gevolgd, tot het oordeel moeten komen dat die twee posten disproportioneel jegens alle (potentiële) inschrijvers zijn, en daarmee onrechtmatig, maar met dát oordeel op díe grondslag wordt geenszins een oordeel gegeven over álle eisen en criteria van het bestek. Wellicht is de aanbesteding onrechtmatig jegens Peek en alle potentiële inschrijvers, maar niet omdat alle eisen en criteria onrechtmatig zijn.
4.10.
Er is in geval van de voorliggende vordering naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte om te spreken van “het toewijsbare mindere”, omdat van de vorderende partij Peek verlangd mag worden, juist ómdat zij een verklaring voor recht vraagt, precies en concreet te omschrijven waarover zij een verklaring voor recht wenst.
De schade
4.11.
Omdat de rechtbank deze vordering zal afwijzen, komt zij niet meer toe aan een oordeel omtrent de gevorderde schadevergoeding.
De proceskosten
4.12.
Peek zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat
€ 904,00(2 punten tarief II)
totaal € 1.493,00.
4.13.
De door de Gemeente gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Peek in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van de Gemeente begroot op € 1.493,00, alsmede in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over de (na)kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2014. [1]

Voetnoten

1.type: EvB