Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
ING BANK N.V.,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 2.682,00(3,0 punten × tarief € 894,00, incl. beslagrekest)
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en [gedaagde 1] over de geldigheid van een borgtocht. De zaak betreft de vraag of de toestemming van de echtgenoot van [gedaagde 1] vereist was voor het aangaan van de borgtocht, zoals voorgeschreven in artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] als bestuurder-grootaandeelhouder van de vennootschap Bergbron een borgtocht heeft aangegaan ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf. De rechtbank oordeelt dat de borgtocht niet vernietigbaar is, omdat de echtgenote van [gedaagde 1] geen toestemming heeft verleend, maar dat de uitzondering in artikel 1:88 lid 5 BW van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de borgtocht is aangegaan voor de normale bedrijfsvoering van Bergbron, die een uitbreiding van de kredietfaciliteit bij ING betrof. De rechtbank wijst de vordering van ING toe en veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van € 60.000,00, vermeerderd met rente en proceskosten. De rechtbank overweegt dat de door de echtgenote ingeroepen vernietiging van de borgtocht geen effect heeft gesorteerd, omdat de borgtocht binnen de normale bedrijfsuitoefening viel. De proceskosten worden aan de zijde van ING begroot op € 5.485,89.