Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de door ERI inzonden producties 1 t/m 6
- de pleitnotitie van [gedaagde]
- de akte houdende voorwaardelijke eisvermindering van ERI
- de mondelinge behandeling op 7 juli 2014, waar ERI bij en [gedaagde] met zijn advocaat zijn verschenen
- de pleitaantekeningen van ERI.
2.Het geschil
Lening Everrich aan [gedaagde]”) en uit de e-mail van [gedaagde] aan haar directeur (“
De leningovereenkomst ontvang ik ook graag zo spoedig mogelijk”) volgt dat het karakter van de betaling, een geldlening, vaststaat althans dat [gedaagde] de betaling zonder wederdienst derhalve zonder dat ERI een schuld aan hem had, heeft ontvangen.
3.De beoordeling
een onmiddellijke voorziening wordt vereist” (het zogenoemde spoedeisend belang), ook dient zodanig aannemelijk te zijn dat een (ongeveer) gelijkluidende vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen dat het gerechtvaardigd is om daarop - met mogelijkerwijs niet ongedaan te maken gevolgen - vooruit te lopen. De vordering van ERI doorstaat deze toetsen niet.
816,00