ECLI:NL:RBLIM:2014:6357

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2014
Publicatiedatum
17 juli 2014
Zaaknummer
03/830106-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis wegens niet verrichten taakstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 4 juli 2014 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis wegens het niet verrichten van een taakstraf. De veroordeelde had een werkstraf van 240 uur opgelegd gekregen, waarvan 80 uur voorwaardelijk, en bij niet-nakoming zou dit leiden tot 120 dagen vervangende hechtenis. De veroordeelde stelde dat hij niet in staat was om de taakstraf uit te voeren vanwege een foutieve inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie (GBA).

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de veroordeelde niet had gereageerd op uitnodigingen van de reclassering voor een intakegesprek en dat hij in totaal 0 uren had gewerkt. Het Openbaar Ministerie had geconcludeerd dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren had verricht en had besloten de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen. De rechtbank oordeelde echter dat het Openbaar Ministerie niet aan zijn onderzoeksplicht had voldaan door de feiten rondom de inschrijving in de GBA niet te controleren.

De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en stelde het aantal nog te verrichten uren taakstraf op nihil, mede omdat de veroordeelde inmiddels rauwelijks in hechtenis was genomen. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het onderhouden van contacten met de reclassering bij de veroordeelde ligt, maar dat het Openbaar Ministerie had moeten verifiëren of de inschrijving in de GBA correct was. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Sector strafrecht
Parketnummer : 03/830106-13
Datum uitspraak : 4 juli 2014
Beslissing van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank op een bezwaarschrift van veroordeelde tegen een kennisgeving van het Openbaar Ministerie, behelzende tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis bij het niet verrichten van een taakstraf.
Het bezwaarschrift d.d. 2 juni 2014 houdt in dat de rechtbank het bevel van de officier van justitie d.d. 3 februari 2014 tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis, opgelegd bij de werkstraf bij het hierna te noemen vonnis, zal wijzigen.

1.Onderzoek van de zaak

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank voornoemd d.d. 16 juli 2013 is ten aanzien van:
[veroordeelde],
geboren te [geboortegegevens],
wonende aan [adresgegevens],
thans gedetineerd in de P.I. in Grave,
onder meer als volgt beslist:
werkstraf voor de duur van 240 uur waarvan 80 uur voorwaardelijk, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Voormeld vonnis is op 31 juli 2013 onherroepelijk geworden.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank voornoemd d.d. 4 juli 2014 is voormeld bezwaarschrift behandeld.
Tijdens dat onderzoek is de officier van justitie gehoord. Tevens is toen de veroordeelde, bijgestaan door mr. S.L.B. Koelman-Duijf, advocaat te Maastricht, gehoord.

2.Overwegingen van de rechtbank

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde de te verrichten werkstraf niet heeft verricht. Uit de rapportage van de reclassering d.d. 29 januari 2014 is gebleken dat veroordeelde op 6 januari 2014 en 28 januari 2014 telkens schriftelijk is uitgenodigd voor een intakegesprek doch daarop niet heeft gereageerd. Veroordeelde heeft in totaal 0 uren gewerkt. Gelet hierop heeft het Openbaar Ministerie geconcludeerd dat veroordeelde de opgelegde werkstraf niet naar behoren heeft verricht en besloten dat de vervangende hechtenis ten uitvoer gelegd dient te worden.
Nadat veroordeelde op 26 mei 2014 in vervangende hechtenis is geplaatst, is eerst op 16 juni 2014 door de officier van justitie bij het Centraal Justitieel Incassobureau de kennisgeving ter zake opgemaakt. Deze kennisgeving is niet ondertekend.
De uitnodigingsbrieven van de reclassering zijn naar het adres [adres 1] verzonden. Uit de adresverificatie blijkt dat veroordeelde destijds op dit huisnummer stond ingeschreven. Toen verdachte op 26 mei 2014 door de politie werd aangehouden, werd hem door de politie verteld dat hij vanaf 14 april 2014 was uitgeschreven in de gemeente Heerlen. Veroordeelde heeft toen meteen aangegeven dat er sprake was van een fout in de gemeentelijke basisadministratie. Toen hij in december 2013 verhuisde naar de [adres 2], heeft hij dit adres laten inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie via internet. Begin januari 2014 heeft veroordeelde telefonisch contact opgenomen met de gemeente in verband met het uitblijven van een reactie op zijn aanvraag van een afvalpas. De medewerkster van de gemeente heeft hem toen telefonisch de inschrijving op het adres [adres 2] bevestigd. Door persoonlijke omstandigheden heeft verdachte niet opnieuw contact opgenomen met de gemeente betreffende het ontvangen van een afvalpas.
Ter terechtzitting heeft veroordeelde verklaard dat hij geen contact heeft opgenomen met de reclassering. Het betreft zijn eerste veroordeling en veroordeelde heeft inmiddels een nieuw leven opgebouwd. Veroordeelde werkt fulltime in een Apple winkel en woont zelfstandig in een appartement. Voorts heeft veroordeelde verklaard dat het zeker niet zijn bedoeling was om de werkstraf niet te verrichten. Hij heeft het ontnemingsbedrag, behorende bij de hoofdzaak met onderhavig parketnummer, ad € 7500,- reeds betaald. Volgens de veroordeelde toont deze handeling zijn goede wil tot het nakomen van zijn verplichtingen.
De rechtbank is van oordeel dat de gemeentelijke basisadministratie voor de Nederlandse overheid een bron van informatie is en ingezetenen daarom wettelijk verplicht zijn een actueel adres bij de gemeentelijke basisadministratie bekend te maken. Ook de reclassering raadpleegt voor het versturen van uitnodigingen in beginsel alleen de Nederlandse gemeentelijke basisadministratie, hetgeen ook in het onderhavige geval is gebeurd. Vooropgesteld moet worden dat de verantwoordelijkheid voor het onderhouden van contacten met de reclassering, in verband met een uit te voeren werkstraf, in eerste instantie bij de veroordeelde ligt. Dit klemt temeer als veroordeelde niets van de reclassering heeft vernomen. De reclassering heeft dan ook op goede gronden kunnen adviseren tot uitvoering van de vervangende hechtenis.
De rechtbank is echter tevens van oordeel dat veroordeelde zeer concrete feiten betreffende zijn inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie heeft aangedragen. Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen deze feiten te controleren. Door dit na te laten heeft het Openbaar Ministerie niet aan zijn onderzoeksplicht voldaan.
De rechtbank zal het bezwaar gegrond verklaren. Nu veroordeelde verder rauwelijks in hechtenis is genomen en ook nadien het Openbaar Ministerie heeft nagelaten nader onderzoek te verrichten, zal de rechtbank tevens de nog te verrichten uren taakstraf op nihil bepalen.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het bezwaarschrift
gegrond;
- bepaalt het aantal nog te verrichten
uren taakstraf op nihil.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E. Kramer, voorzitter, mr. F.A.G.M. Vluggen en
mr. J. Wöretshofer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 juli 2014.