In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 22 januari 2014, staat de vraag centraal of er een rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst is tot stand gekomen tussen eiser, wonende te Eindhoven, en de naamloze vennootschap Reaal Verzekeringen N.V. Het geschil is ontstaan na een ongeval op 21 november 2006, waarbij eiser door een auto is aangereden. Reaal heeft de aansprakelijkheid erkend en er zijn verschillende onderhandelingen geweest over schadevergoeding. Eiser heeft echter nooit de concept-vaststellingsovereenkomst ondertekend, wat leidt tot de vraag of er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten.
De rechtbank overweegt dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding. Hoewel Reaal een aanbod heeft gedaan, blijkt uit de correspondentie dat eiser zich nog niet definitief heeft uitgesproken over de aanvaarding van het aanbod. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat eiser de overeenkomst heeft aanvaard, en dat de belangenbehartiger van eiser, mr. Delescen, niet de bevoegdheid had om eiser te binden aan de overeenkomst. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van eiser om te verklaren dat er geen rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst is tot stand gekomen, toewijsbaar is.
Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van de procedure begroot op € 4.774,60, die door Reaal aan eiser moeten worden vergoed. De rechtbank wijst het meer of anders verzochte af en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en mandaat in onderhandelingen over schadevergoeding.