Uitspraak
Verdere beoordeling
Beslissing
5 augustus 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.
Rechtbank Limburg
In deze beschikking van 5 augustus 2014 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, zich gebogen over een verzoek tot voorlopige voorzieningen in de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige kinderen [minderjarige A] en [minderjarige B]. De rechtbank had eerder, op 29 april 2014, de beslissing over de voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden in afwachting van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Dit advies werd op 21 juli 2014 uitgebracht en adviseerde onder andere dat de contacten tussen de minderjarige [minderjarige A] en de man voorlopig zouden plaatsvinden via een begeleide omgangsregeling (BOR) onder professionele begeleiding.
De rechtbank oordeelde dat een aanhouding van de beslissing voor een periode van acht maanden, zoals door de Raad was geadviseerd, niet passend was in deze voorlopige voorzieningenprocedure. Deze procedure is bedoeld om snel oplossingen te bieden voor dringende kwesties. De rechtbank besloot daarom om de contacten tussen de man en [minderjarige A] te regelen via de BOR, waarbij de professional de regie over de contacten heeft. Voor de minderjarige [minderjarige B] werd het verzoek tot vaststelling van een voorlopige zorgverdeling afgewezen, omdat dit niet in het belang van het kind werd geacht.
De rechtbank bepaalde dat de Raad uiterlijk na acht maanden een rapportage over de voortgang van de contacten met [minderjarige A] diende in te dienen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. P.J.H. Frénay, rechter en kinderrechter, en tegen deze uitspraak staat voor partijen geen hogere voorziening open.