ECLI:NL:RBLIM:2014:733

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_1864uva
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onjuiste ingebrekestelling in bestuursrechtelijke procedure

Op 28 januari 2014 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, [eiser], en de Minister van Veiligheid en Justitie. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, maar stelde verweerder in gebreke wegens het uitblijven van een beslissing op dit bezwaar. De ingebrekestelling, verzonden op 19 mei 2013, voldeed echter niet aan de wettelijke eisen. Er werd geen termijn gesteld waarbinnen verweerder alsnog moest beslissen, noch werd er verwezen naar een wetsartikel dat deze termijn kon onderbouwen. Hierdoor kon eiser, volgens artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geen beroep instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank overwoog dat een correcte ingebrekestelling essentieel is voor de ontvankelijkheid van een beroep. De wetgever heeft geen strikte vormvoorschriften voor een ingebrekestelling vastgesteld, maar van juristen en anderen met kennis van zaken mag worden verwacht dat zij een duidelijke en correcte ingebrekestelling indienen. De rechtbank concludeerde dat de brief van eiser niet voldeed aan de vereisten en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedurele aanpak in bestuursrechtelijke zaken en de noodzaak voor een duidelijke formulering in ingebrekestellingen. De rechtbank wees erop dat het doel van de Wet dwangsom is om te bevorderen dat er snel een beslissing wordt genomen na het overschrijden van de beslistermijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13 / 1864

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2014 in de zaak tussen

[eiser], te[woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr.drs. J.M.C. Niederer),
en

de Minister van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Op 29 maart 2013 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen verweerders besluit van 19 februari 2013.
Bij brief van 19 mei 2013 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op dit bezwaar. Vervolgens heeft eiser op 26 juni 2013 beroep ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. De gronden van het beroep zijn ingediend op 26 juli 2013.
Het beroep is, gevoegd met een aantal andere zaken van eiser – waaronder de zaak met nummer AWB 13/2311 – ter zitting behandeld op 6 januari 2014.

Overwegingen

1.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld.
2.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3.
De rechtbank overweegt, in navolging van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2012:BY5083), dat een ingebrekestelling moet verwijzen naar het daaraan voorafgaande verzoek én een termijn moet stellen waarbinnen verweerder alsnog moet beslissen. De brief van eiser van 19 mei 2013 voldoet niet aan deze eisen, er wordt immers geen termijn gesteld waarbinnen alsnog moet worden beslist door verweerder, noch wordt er verwezen naar een wetsartikel waaruit deze beslistermijn af te leiden zou zijn.
4.
Nu er geen (correcte) ingebrekestelling is verzonden, kan eiser ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb (nog) geen beroep instellen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5.
De rechtbank acht geen termen aanwezig een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
6.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. Het doel van de Wet dwangsom (en van een ingebrekestelling) is het bevorderen dat alsnog zo snel mogelijk een beslissing wordt genomen nadat de beslistermijn is overschreden. De wetgever heeft geen (vorm)voorschriften aan een ingebrekestelling gesteld om het voor iedereen gemakkelijk te maken een correcte ingebrekestelling in te dienen. Juristen en anderen die door hun wijze van formuleren of door de hoeveelheid ingediende ingebrekestellingen te kennen geven meer kennis van zaken te hebben, weten dat een duidelijke formulering helpt om sneller de gevraagde beslissing te krijgen. Van hen mag daarom worden verwacht dat ze in de aanhef van een ingebrekestelling vermelden dat de betreffende brief een ingebrekestelling betreft, dat vooraan in de ingebrekestelling een duidelijke verwijzing (kenmerk of correspondentienummer) wordt opgenomen naar de brief waarop niet tijdig is beslist en dat eveneens vooraan in de ingebrekestelling een termijn wordt vermeld waarbinnen die beslissing alsnog moet zijn genomen en toegezonden door verweerder.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.A.M. de Loo, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2014.
w.g. J. van Rijt
w.g. W. de Loo
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 28 januari 2014

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.