Op 28 januari 2014 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, [eiser], en de Minister van Veiligheid en Justitie. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, maar stelde verweerder in gebreke wegens het uitblijven van een beslissing op dit bezwaar. De ingebrekestelling, verzonden op 19 mei 2013, voldeed echter niet aan de wettelijke eisen. Er werd geen termijn gesteld waarbinnen verweerder alsnog moest beslissen, noch werd er verwezen naar een wetsartikel dat deze termijn kon onderbouwen. Hierdoor kon eiser, volgens artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geen beroep instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank overwoog dat een correcte ingebrekestelling essentieel is voor de ontvankelijkheid van een beroep. De wetgever heeft geen strikte vormvoorschriften voor een ingebrekestelling vastgesteld, maar van juristen en anderen met kennis van zaken mag worden verwacht dat zij een duidelijke en correcte ingebrekestelling indienen. De rechtbank concludeerde dat de brief van eiser niet voldeed aan de vereisten en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.
De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedurele aanpak in bestuursrechtelijke zaken en de noodzaak voor een duidelijke formulering in ingebrekestellingen. De rechtbank wees erop dat het doel van de Wet dwangsom is om te bevorderen dat er snel een beslissing wordt genomen na het overschrijden van de beslistermijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.